Het is ‘de belangrijkste tv-reeks van de laatste decennia’, ‘een moderne Griekse tragedie over de ondergang van het Amerikaanse imperium’ en ‘de eerste roman op televisie’. Maak kennis met ‘The Wire’, de beste tv-serie die u nog nooit gezien hebt.
We hebben het op deze pagina’s al een paar keer over The Wire gehad. Of juister: we hebben het op deze pagina’s al heel vaak over The Wire gehad, wellicht zo vaak dat sommige lezers het zoetjesaan op de heupen beginnen te krijgen. Maar we kunnen er niets aan doen: The Wire is nu eenmaal zo briljant en zo onbekend – zeker in deze contreien, waar de gewone tv-zenders blijven verzuimen om ze op het scherm te brengen – dat je je als fan na een tijdje verplicht voelt om op te treden als een soort onofficiële (en voor alle duidelijkheid: onbetaalde) woordvoerder.
Het is wellicht ook daarom dat de critici in de VS – waar de reeks een heel beperkt publiek bereikt – vaak alle remmen losgooien. Newsweek noemde The Wire bijvoorbeeld ‘de belangrijkste tv-serie van de laatste decennia’, de website Salon.com sprak van ‘een homerisch epos over het moderne Amerika’ en Variety schreef dat ‘als op een dag de geschiedenis van de televisie te boek wordt gesteld, er heel weinig zal zijn dat op hetzelfde niveau zal staan’. Toen het vierde seizoen in de zomer van 2006 van start ging op de Amerikaanse televisie, wijdden The Los Angeles Times en The New York Times daar zelfs hun opiniestuk aan.
Nochtans lijkt The Wire op het eerste gezicht een gewone misdaadreeks, over een groepje politieagenten dat in de Amerikaanse metropool Baltimore een afluisteroperatie opzet om enkele drugsdealers te klissen. Maar in het eerste seizoen zet ze alle conventies uit het genre op zijn kop: er worden nauwelijks misdaden opgelost (en al zeker niet binnen de duur van één aflevering) en er gaat evenveel aandacht naar de criminelen als naar de politieagenten. Bovendien zie je de misdadigers niet alleen door de ogen van de agenten; je volgt ze ook in hun eigen wereld, waardoor je na een tijdje begrip en zelfs sympathie voor hen krijgt. In The Wire is de scheidingslijn tussen goed en slecht waziger dan ooit. ‘Gewone politiereeksen gaan over de strijd tussen goed en kwaad’, zegt David Simon, een van de bedenkers van de serie, ‘waarbij op het einde de goeden altijd winnen. Misdadigers doen in zulke reeksen alleen mee om te zorgen dat de detectives er beter uitkomen. Maar dat interesseert me geen bal. Ik zweer je: als ik vandaag zo’n serie zou moeten maken, zou ik waarschijnlijk een geweer tegen mijn hoofd zetten.’
Voor hij voor televisie begon te schrijven, werkte Simon jarenlang als journalist voor The Baltimore Sun, de grootste krant van de stad aan de Amerikaanse Oostkust. Zijn specialiteit was misdaad en daar had hij een vette kluif aan, want zoals Randy Newman al wist: ‘Oh Baltimore, man it’s hard just to live’. Baltimore, Maryland – bijgenaamd ‘Bodymore, Murdaland’, zoals te lezen is op graffiti in de titelgeneriek van The Wire – was en is een van de gewelddadigste steden van de VS, met een jaarlijks moordcijfer van rond de 300. De industriestad zag de afgelopen decennia de meeste fabrieken sluiten, waardoor de bevolking verarmde en de misdaad welig tierde. Vooral in enkele verloederde, voornamelijk zwarte wijken die in de greep van de drugshandel kwamen en waar de politie zich nauwelijks nog waagde.
‘Got to. This is America, man.’
Bij de start van The Wire zie je een agent en een zwarte jongeman uit de sloppenwijk samen op de stoep zitten. Even verderop ligt het lijk van een andere jongen; de detective probeert uit te zoeken hoe die aan zijn eind is gekomen. De getuige vertelt dat de overledene, bijgenaamd Snot Boogie, altijd kwam meedoen met een gokspelletje. Als de geldpot hoog opliep, kon Snot Boogie zich echter nooit bedwingen, en avond na avond griste hij plots alle dollarbiljetten bijeen en liep hij weg. En die hebzucht was hem nu dus slecht bekomen. ‘Ja maar’, vraagt de agent: ‘Als je wist dat hij met de pot zou gaan lopen, waarom lieten jullie hem dan telkens weer meedoen?’ ‘Got to’, antwoordt de jongeman. ‘This is America, man.’
In die ene scène zitten heel wat belangrijke thema’s uit de serie vervat: hoe goedkoop het leven in de arme wijk is, hoe het bestaan er tegelijk wreed en grappig kan zijn, hoe agenten en misdadigers allebei met een zekere berusting aankijken tegen de situatie (de detective van dienst maakt nauwelijks aanstalten om de moordenaar op te sporen). Maar het verhaal van Snot Boogie (dat Simon ooit optekende uit de mond van een agent) is in de eerste plaats een metafoor voor het centrale thema van de reeks: de nefaste invloed van het kapitalisme op de sociale structuur in de steden.
‘ The Wire gaat over hoe in Amerika mensen steeds minder waard worden’, aldus Simon. ‘Dit land drijft op twee mythes: de eerste is ’the American dream’, de gedachte dat als je slim bent je alles kunt bereiken. En die mythe klopt: dankzij de vrije markt worden de lucky few steeds rijker. Maar er is nog een andere mythe, en die zegt dat als je niet slimmer bent dan de rest en niet uitzonderlijk inventief, er toch nog een plaats is in de samenleving, op voorwaarde dat je hard werkt en je inzet. Dat is een leugen, zeker in een stad als Baltimore.’
De titel van de reeks verwijst dan ook niet alleen naar de afluisterapparatuur van de politie, maar ook naar de denkbeeldige grens tussen twee Amerika’s, ‘de postindustriële economie die elke dag nieuwe miljonairs bijmaakt en het Amerika dat veroordeeld is tot een bestaan in armoede.’ De verliezers in de maatschappij komen zelden aan bod op televisie, en daar is volgens Simon een goede reden voor. ‘De meeste schrijvers in Hollywood komen nooit buiten Los Angeles: al wat ze weten over misdaad en armoede is wat ze zien in ándere tv-series. Wij willen het échte Amerika tonen, mensen bij de kraag nemen en zeggen: ‘Kijk! Dit is het leven van miljoenen mensen, ook al zie je ze normaal niet op televisie.’
Authenticiteit is dan ook heel belangrijk. De verhalen uit The Wire worden grotendeels uit de actualiteit geplukt, en de personages zijn gebaseerd op mensen die Simon of medebedenker Ed Burns, een ex-agent uit Baltimore, in hun vroegere carrière zijn tegengekomen. De opnames gebeuren voor een groot deel in de straten van Baltimore zelf, wat voor heel speciale problemen zorgt. Soms moet een scène onderbroken worden omdat er in de verte schoten weerklinken of er een politiehelikopter overvliegt, en tijdens een achtervolging is er ooit een auto ingereden op enkele leden van de crew. Eén keer werd er zelfs iemand vlakbij de set neergekogeld: de man kwam bloedend de set op en moest verzorging krijgen van de dokter daar. Veel van de acteurs voor de kleinere rollen worden ook gerekruteerd uit de plaatselijke bevolking; de mensen in de achtergrond van de scènes zijn meestal bewoners van de straten waar gefilmd is. En één acteur was in de jaren 80 zelfs een belangrijke drugsdealer in Baltimore en zat jaren achter de tralies nadat hij door Burns gearresteerd was bij een operatie die de inspiratie vormde voor het verhaal uit het eerste seizoen.
Hoewel de modale Amerikaan niet echt geïnteresseerd is ( The Wire loopt op betaalzender HBO en haalt er gemiddeld 1,5 miljoen kijkers, of zowat een tiende van wat The Sopranos daar op zijn hoogtepunt bereikte), is de serie uiterst populair in de drugsbuurten van Baltimore. Op de opnamedagen worden de acteurs er onthaald als halfgoden, de (weliswaar illegaal gekopieerde) dvd’s gaan er vlot van hand tot hand en als de bewoners er moeten kiezen tussen HBO of verwarming, dan gaan ze volgens Simon voor het eerste. Er doet zelfs een gerucht de ronde dat er in het gerechtsgebouw van Baltimore een tape ligt van een échte afluisteroperatie, waarop de criminelen niets anders doen dan de aflevering van The Wire van de avond voordien bespreken. De enige bewoners van Baltimore die niet tevreden zijn, zijn het stadsbestuur en de toeristische diensten: de gemeenteraad bestelde enkele jaren geleden zelfs een reclamecampagne die tegengewicht moest bieden voor ‘het negatieve imago van de stad in bepaalde tv-series’.
‘It’s Baltimore, gentlemen. The gods will not save you.’
The Wire gaat dus over veel meer dan misdaad alleen. In het eerste seizoen ligt de nadruk nog op de mislukte war on drugs en de strijd tussen dealers en de politie, maar dat was volgens Simon gewoon ‘een Trojaans paard’, waarmee zender HBO moest worden overtuigd om te investeren in de serie. ‘Als we bij het begin hadden gezegd dat we een verhandeling wilden maken over de ondergang van Amerika, dan hadden ze ons wellicht in ons gezicht uitgelachen.’ Een ‘anti-cop show’ over het gefaalde drugsbeleid die zou tonen hoe onrealistisch de misdaadreeksen van de grote Amerikaanse omroepen, zoals CSI of Without A Trace, eigenlijk zijn, daar mochten ze bij HBO wel mee afkomen. Maar de ambities van Simon en zijn kompanen reikten veel verder. Met elk seizoen wilden ze een deel van Baltimore afpellen, zodat ze op het einde, na vijf reeksen, een alomvattend portret zouden hebben van de stad en haar problemen, dat symbool kon staan voor de problemen in alle Amerikaanse steden.
In de tweede jaargang trekt het verhaal daarom naar de haven, waar de stuwadoors door de economische crisis steeds wanhopiger worden en zich uiteindelijk door mensensmokkelaars laten misbruiken (deze reeks begint met een dozijn vrouwen die dood in een container worden gevonden). In het derde seizoen komt het politieke machtsspel in het stadhuis aan bod en wordt getoond hoe moeilijk het is om veranderingen door te voeren. De vierde reeks focust op het onderwijs, waar jongeren worden klaargestoomd voor een economie die hen niet langer nodig heeft. En het vijfde en laatste seizoen (dat net in de VS gestart is) toont het daklozenprobleem in Baltimore en vertelt ook hoe de media, door besparingen en de voorliefde voor sensatie, niet meer in staat zijn om de echte waarheden te tonen.
Vanwege die brede scope, het ontstellend hoge aantal personages en de trage vertelstijl, wordt The Wire wel eens ‘de eerste roman op televisie genoemd’. Of zoals The New York Times schreef: ‘Als Charles Dickens vandaag zou leven, dan zou hij naar The Wire kijken. Als hij er nog niet zelf voor zou schrijven.’ Dat laatste is niet eens overdreven, want aan The Wire schrijven enkele van Amerika’s beste en bekendste misdaadauteurs mee – George Pelecanos, Dennis Lehane en Richard Price – die elk al een aantal van de beste afleveringen op hun naam hebben staan. De makers hebben hun serie ook echt opgevat als een ‘visual novel’ waarin elke aflevering als een hoofdstuk fungeert en waarin de plot minder belangrijk is dan de sfeerschepping, de uitwerking van de personages en de situering van de verschillende werelden – het duurt bijvoorbeeld tot halverwege het eerste seizoen vooraleer de afluister- operatie uit de titel effectief van start gaat. Net zoals bij elk goed boek heb je dan ook een paar afleveringen/hoofdstukken nodig tot je echt mee bent met het verhaal en de reeks onder je huid kruipt.
Maar naast het Londen van Dickens, het Parijs van Balzac en het Moskou van Tolstoi hadden Simon en co. nog een ander, ouder voorbeeld: de klassieke Griekse tragedie. Net zoals de mens bij de Grieken de speelbal was van de grillen van wrede en onverschillige goden op de Olympusberg, hebben de personages in de reeks hun eigen lot ook niet in handen en zijn ze overgeleverd aan een hogere macht. Alleen zijn de goden die willekeurig bliksemschichten in het rond gooien vervangen door het stadsbestuur, waarvoor de armen van geen tel zijn, of de politieoversten, die geen zier geven om de mening van de straatagent. Maar ook de grote drugsdealers die de kinderen uit hun wijk beschouwen als kanonnenvoer in de strijd om de beste straathoeken. Of zoals politiecommissaris Ervin Burrell het zegt op een van de vergaderingen waar zijn ondergeschikten de weinig opbeurende misdaadcijfers moeten toelichten: ‘It’s Baltimore, gentlemen. The gods will not save you.’
Op dit punt verschilt The Wire heel sterk van de meeste andere tv-series, zeker uit Amerika. In de VS, en bij uitbreiding in de hele westerse wereld, draait alles om de kracht van het individu, en televisie bulkt dan ook van de verheffende verhalen over de enkeling die zijn bestaan kan verbeteren. The Wire is daarentegen heel erg deterministisch: de personages zitten vast in hun lot, en diegenen die proberen het systeem te veranderen, moeten het bekopen. Detective Jimmy McNulty is bijvoorbeeld in het eerste seizoen de drijvende kracht achter de afluisteroperatie, een operatie die wordt opgezet tegen de wil van de politieoversten in. Tegen het einde van het seizoen wordt McNulty door diezelfde oversten gedegradeerd en moet hij bij de havenpolitie gaan werken, terwijl het hele systeem rustig verder draait. Wie liever een happy end heeft en de boodschap dat alles op het einde goed komt, gaat dus beter de laatste Harry Potter lezen.
‘Don’t matter how many times you get burnt. You just keep doin’ the same.’
Een verhandeling over de ondergang van Amerika en de devaluatie van het menselijke leven, vol sociaal determinisme…: wellicht begint The Wire bij niet-ingewijden onderhand te klinken als die dikke cursus sociologie waar ze zich ooit door hebben moeten worstelen in eerste kan. Maar dat maakt The Wire net zo knap: ook al is de thematiek loodzwaar en spat de ellende van het scherm, toch is het een genot om naar te kijken. Visueel is de reeks van een niveau dat je zelden krijgt op televisie (met dank aan Bob Colesberry, een filmveteraan die nog met Martin Scorsese werkte), en het schrijversteam levert schitterende dialogen af vol zwarte humor. Die dialogen klinken bovendien realistischer dan in iedere andere reeks: Simon en Burns zijn dankzij hun jarenlange ervaring vertrouwd met de taal van de straat in Baltimore, en daardoor komen hun zwarte personages levensecht over, ook al zijn ze geschreven door een groep blanke scenaristen.
Als kijker moet je dan ook gaandeweg proberen te wennen aan het jargon van de drugsdealers, de politieagenten of de dokwerkers, want veel uitleg wordt er niet gegeven. ‘Geen enkele van de schrijvers heeft een televisie- achtergrond,’ aldus Simon, ‘en ik denk dat je dat ook kunt zien: we’re not prepared to dumb down. Als je alles moet uitleggen voor het traagste of luiste lid van het publiek, dan maak je je serie kapot. Toen ik nog voor de krant werkte, moest ik ook altijd schrijven voor ‘de gemiddelde lezer’. Mijn credo is: fuck the average reader. Ik vind het veel belangrijker dat de mensen over wie ik schrijf zichzelf herkennen. Trouwens, als je zorgt dat je reeks zo realistisch is dat zelfs de insiders ernaar kijken, dan is het veel gemakkelijker om ook de outsiders mee te krijgen. Veel mensen vinden het leuk als niet alles uitgelegd wordt, als ze hun hersenen moeten gebruiken om een wereld te leren kennen waarmee ze anders nooit in aanraking zouden komen.’
Vooral dan als die wereld bevolkt wordt door wat wel eens de mooiste, meest ontroerende verzameling personages kan zijn die ooit op televisie is verschenen. Jimmy McNulty, de detective die met veel zin voor zelfdestructie net datgene doet wat zijn oversten hem verbieden. Of Stringer Bell, de drugs- dealer die avondcursussen economie volgt en die theorieën probeert toe te passen op zijn eigen business. Of D’Angelo Barksdale, de gevoelige neef van drugsbaron Avon, die door zijn zachte karakter helemaal niet geschikt is voor het leven op de straat. Of Frank Sobotka, de vakbondsman die machteloos moet toezien hoe de economische crisis zijn geliefde haven langzaam lam legt. Of Bubbles, de junkie annex verklikker die op de meest inventieve manieren geld bijeenraapt voor zijn volgende shot. (Tijdens de opnames in de straten van Baltimore kreeg de acteur die Bubbles neerzet trouwens ooit van een échte verslaafde een zakje heroïne: ‘Man, jij hebt het nog harder nodig dan ik’, aldus de junkie.) Of Omar Little, de homoseksuele gangster die overvallen pleegt op de dealers en zo de meest gezochte persoon uit de buurt wordt. Of … letterlijk tientallen mensen worden zo secuur neergezet dat je echt met hen meeleeft.
De personages vormen ook het kloppende hart van de serie. Met zijn harde kijk op de samenleving en het leven zou The Wire een heel cynische reeks moeten zijn, maar eigenlijk is dat niet zo. Mensen die veranderingen nastreven, worden wel telkens vermalen door de goden boven hun hoofd, maar ze geven nooit op: tegen beter weten in blijven ze koppig volhouden. Of zoals de jonge drugsdealer Bodie zegt: ‘Don’t matter how many times you get burnt. You just keep doin’ the same.’ En als ze er niet in slagen het systeem te veranderen, dan proberen ze op zijn minst hun eigen buurt leefbaarder te maken. Dat wordt nergens beter gesymboliseerd dan in het derde seizoen met het personage van Bunny Colvin, een politiechef op jaren die vlak voor zijn pensioen beslist drugs te legaliseren in zijn eigen district. Zijn beslissing komt niet voort uit grote principes en hij wil er ook allerminst de wereld mee veranderen: zijn enige doel is te zorgen dat de straten waarvoor hij verantwoordelijk is weer een beetje leefbaar worden.
Dus ja, The Wire is donker, schokkend en hard, maar tegelijk zit er ook veel hoop in. En bovendien krijg je er het opbeurende gevoel bij dat je altijd krijgt als je naar grote kunst zit te kijken. Want dat ís The Wire: grote kunst.
Kortom, geef de serie een kans, en u zult verbaasd zijn over het niveau dat televisie vandaag kan bereiken. Het enige nadeel is dat u nadien vaker het hoofd zal schudden als u ziet welk niveau televisie vandaag meestal bereikt.
‘THE WIRE’ Seizoen 4
Uit op dvd bij Warner Home Video.
Het eerste seizoen loopt nog steeds op Prime Movies & Series van Telenet Digital TV.
Door Stefaan Werbrouck
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier