
HET JAMES FRANCO-REGIME
In de controversiële stonersatire The Interview kreeg hij het aan de stok met Noord-Korea, in het existentiële 3D-drama Every Thing Will Be Fine ligt hij in de clinch met zichzelf. Acteur, regisseur, schrijver, muzikant, dichter, docent én posterboy James Franco over werken met Wim Wenders, zijn innerlijke boeddhist en de naweeën van het Sony-hackingschandaal. ‘Ik heb de balans tussen pay en play inmiddels wel gevonden.’
Een Oscar heeft James Franco voorlopig nog niet op zijn cv staan, en om het gala te presenteren zal de Academy hem, na zijn desastreuze optreden als cogastheer drie jaar geleden, wellicht niet snel meer bellen. Maar één ding is zeker: mocht er ooit zo’n beeldje aan de hardst werkende man in showbizzland worden uitgereikt, dan mag de nog altijd maar 37-jarige Californiër zijn smoking passen.
Sinds zijn doorbraak zo’n vijftien jaar geleden is Franco niet alleen in minstens vier films per jaar te zien, gaande van blockbusters als Rise of the Planet of the Apes (2011) en Oz the Great and Powerful (2013) tot indies als 127 Hours (2010) en Spring Breakers (2012). Hij heeft inmiddels ook al negen langspelers, acht kortfilms en drieënhalve documentaires geregisseerd. Tussendoor publiceerde hij een boek met kortverhalen en een dichtbundel en schreef hij tal van columns en artikels voor onder meer The New York Times.
Daarnaast is Franco actief als filmproducent en videokunstenaar, runt hij zijn eigen film- en acteerschool Studio 4, doceert hij Engelse literatuur aan de New York University en – wie zegt dat de uomo universale per definitie een nerd is? – is hij mannequin voor modehuis Gucci. Bovendien bulkt zijn instagram van de sexy selfies en is hij vaste klant wanneer een magazine weer eens van een lijstje met de knapste hunks op aarde moet bevallen.
Dat Franco een fenomeen is, is dan ook het minste wat je kunt zeggen. En inmiddels weten ze dat zelfs tot in Noord-Korea: eind vorig jaar dreigde de onvermoeibare kameleon eventjes de Derde Wereldoorlog te ontketenen met The Interview, een uitzinnige stonerkomedie waarin hij samen met Seth Rogen probeert om Opperste Leider Kim Jung-un te vermoorden. In Pyongyang bleken ze not amused, waarop producent Sony Pictures – vermoedelijk door Noord-Koreaanse cyberterroristen – werd gehackt, de film uit voorzorg uit de Amerikaanse bioscoop werd geweerd en zelfs president Obama in de bres moest springen.
Of straks ook Every Thing Will Be Fine zo’n bom zal doen afgaan, valt te betwijfelen – tenzij ze in Noord-Korea een grondige hekel hebben aan neuer Deutscher Kino-veteraan Wim Wenders. Of aan meditaties over schuld en boete in 3D. In Wenders’ nieuwste film fronst Franco zijn voorhoofd weer in een ernstige plooi en vertolkt hij de succesvolle schrijver Tomas Eldan, die in het reine tracht te komen met zichzelf en zijn omgeving nadat hij een dodelijk verkeersongeval heeft veroorzaakt en vluchtmisdrijf heeft gepleegd.
‘Het is een complex verhaal’, aldus de bezigste bij van Tinseltown. ‘Mijn personage Tomas wordt een betere schrijver door dat dodelijke accident. Misschien omdat het hem dwong om diep over de dingen des levens na te denken. Maar misschien gewoon ook omdat hij meer ervaring heeft in zijn vak. Het is dubbel. Zoals hij tegelijk slachtoffer en dader is. Wanneer hij in de spiegel kijkt, ziet hij een emotioneel gekwetste ziel. Maar hij ziet ook een moordenaar en opportunist die profijt haalt uit de dood van een kind. Wat ik mooi vind, is dat er een soort boeddhistische, spirituele boodschap in de film zit: accepteer het leven, het verlies, het succes en de schuldgevoelens, en every thing will be fine.’
Ben je het daarmee eens?
JAMES FRANCO: Ik ben zelf niet gelovig, hoewel mijn moeder Joods is, maar in de basisfilosofie van het boeddhisme kan ik me – net als iedereen, denk ik – wel vinden. Elke stap die je zet, impliceert dat je andere stappen niet zult zetten. En dat moet je aanvaarden als je vooruit wil. In het begin had ik ook soms moeite met succes. Of met kritiek. Ik wilde enkel acteren, met kunst bezig zijn. Het werk ging voor alles en iedereen. Maar dat hou je niet vol. Je kunt niet opereren vanuit een cocon. Ondertussen heb ik geaccepteerd dat ik niet iedereen kan plezieren, en dat niet alles wat ik doe of maak even geweldig kan zijn. Het komt erop aan van elke ervaring iets mee te nemen naar de volgende. Ik weet het, het is niet meteen Nietzsche wat ik nu uitkraam, maar het klopt en in onze drang om te presteren en te behagen durven we dat wel eens te vergeten.
Naast acteur, regisseur, producent en noem maar op ben je ook schrijver. Geeft dat deze rol een extra persoonlijke toets?
FRANCO: Alle rollen zijn tot op zekere hoogte persoonlijk. Je hoeft niet één te worden met je personage, whatever that means. Maar je moet wel verbanden leggen om in zijn hoofd en hart te kunnen kijken. Tomas is schrijver, net als ik. Ik weet wat voor discipline, en eenzaamheid, daarbij komt kijken. Mijn vader was een wiskundige, die van Tomas is fysicus. Er zitten momenten in de film die me aan mijn pa deden denken. Hij was een heel gecultiveerd man, maar hij begreep niet altijd waar ik naartoe wilde. Hij vond het vreselijk toen ik mijn universitaire studies stopzette en wilde gaan acteren. Tomas maakt hetzelfde mee met zijn vader. Daarnaast zitten er een paar metaknipogen in, al waren die niet altijd zo bedoeld. Op een gegeven moment wordt Tomas gevraagd of hij van William Faulkner houdt, wat grappig is als je weet dat ik twee Faulkner-romans, As I Lay Dying (2013) en The Sound and the Fury (2014), heb verfilmd. Andere dingen aan Tomas zijn me dan weer volkomen vreemd. Hij is te koud en cerebraal om ooit een vriend van mij te kunnen zijn. Hij sluit zich af van de mensen om hem heen. Vroeger bezondigde ik me daar ook wel aan, maar nu doe ik mijn best om voor mensen open te staan.
Tomas haalt zijn inspiratie uit de tragedies binnen zijn omgeving, als een emotionele vampier. Waar haal jij je inspiratie uit?
FRANCO: Deadlines. (grijnst) Ik moest vorige week een ruwe versie voor een proefschrift indienen (Franco studeert momenteel ook nog ontwerp en design, nvdr.), en daarvoor heb ik me drie dagen opgesloten in een hotelkamer. Voor fictie werkt het anders. Uiteraard pik je dingen op uit je privéleven, en verwerk je die in je werk. Maar het blijft tricky, dansen op het slappe koord. Te delicate dingen laat ik achterwege, en je moet de privacy van anderen respecteren. Mijn lerares zei altijd: als je ermee inzit dat de realiteit in je werk te dichtbij komt, schrijf het dan zeker op maar laat het eerst rusten. Je ziet later wel of het artistieke waarde heeft en je het alsnog wilt publiceren. Dat advies probeer ik te volgen.
Je durft anders wel impulsief tekeer te gaan op sociale media.
FRANCO: Ik reageer niet altijd even kalm als ik wel zou willen. Dat geef ik toe. Als ik boos ben op iets of iemand, kan ik dat via Twitter of Instagram onmiddellijk delen met miljoenen mensen. Vroeger moest je dat opkroppen en ging het face- to-face. Er zijn een paar kleine incidenten geweest waarbij ik lelijke dingen over mensen heb gezegd en achteraf dacht: ‘Fucking idioot, had je niet gewoon eerst even een blokje om kunnen lopen?’ Daarom laat ik mijn sociale media nu door iemand anders beheren. ‘Niet doen, James’, ‘deleten, James’, ‘zou je dat zo wel zeggen, James?’: ik krijg het regelmatig te horen. Maar het is fijn om iemand te hebben die dag en nacht over je waakt. (lacht)
Wim Wenders post geen sexy selfies of bizarre boodschappen op Instagram. Hoe is jullie samenwerking tot stand gekomen?
FRANCO: Ik ben al lang fan van Wim. Paris, Texas (1984), Der Himmel über Berlin (1987), Der Amerikanische Freund (1977)… Geweldige films zijn het. Mijn agent vertelde me dat hij me wilde ontmoeten voor zijn volgende film en dat hij daarvoor zelfs speciaal van Berlijn naar New York wilde vliegen. Ik moest les geven die dag en vroeg hem of hij mijn klas aan NYU wilde vervoegen. Dat deed hij en hij gaf mijn studenten zelfs advies over hun proefscenario’s. Na mijn les heb ik hem twee uur kunnen interviewen voor Playboy, en hij wist zo boeiend over film, literatuur en filosofie te vertellen dat ik meteen verkocht was.
Wist je toen al dat de film in 3D zou worden gefilmd?
FRANCO:(knikt) Dat was nog een reden waarom ik heb toegehapt. Normaal wordt 3D gebruikt voor spektakelfilms, voor de effectwaarde. Maar wat Wim wilde proberen, was om van een familiedrama niet alleen een emotionele maar ook een ruimtelijke ervaring te maken. De film gooit niet in 3D spullen in je gezicht, maar maakt de personages en hun omgeving tastbaarder.
Blijft 3D toch niet ergens een gimmick met dramatische beperkingen? We hebben tenslotte nog nooit een Holocaust-film in 3D gezien.
FRANCO:(grijnst)Right. Ik ben er nochtans zeker van dat we meer serieuze, verhalende films in 3D zullen zien. Het is een kwestie van gewenning, en van de technologie op een meer dramatische manier leren te gebruiken. Dit is de eerste 3D-film waarvan ik dacht: dit is niet zomaar een truc om meer geld te verdienen, dit geeft echt een extra dimensie aan het verhaal.
De cameraman is de Belg Benoît Debie, met wie je eerder Spring Breakers hebt gemaakt. Heb je hem mee aan boord gehaald?
FRANCO: Nee. Wim heeft hem gekozen. Ik kan goed met Benoît opschieten, maar Spring Breakers is wel een andere film. Een héél andere film. (lacht)
Je hebt dit jaar ook Queen of the Desert gemaakt met regisseur Werner Herzog, net als Wenders een Duits filmicoon. Hebben de twee veel gemeen?
FRANCO: Het accent. (grijnst) Het is moeilijk om ze te vergelijken. Samen met Rainer Werner Fassbinder stonden ze op de voorposten van de Duitse new wave, maar toen ik hen dezelfde vraag stelde, antwoordden ze allebei: ‘Men noemde het wel de Duitse new wave, maar we waren heel verschillend, hadden weinig contact met elkaar en de media hadden gewoon een label, een verzamelnaam nodig.’ Wenders is altijd heel erg geïnspireerd geweest door de Amerikaanse cultuur, door westerns, door rock-‘n-roll. Veel meer dan Herzog, al moet je het rock-‘n-rollgehalte van Werner natuurlijk niet onderschatten. De gemiddelde rockster is een watje vergeleken met hem. (lacht)
Ben je ondertussen al een beetje bekomen van de heisa over The Interview en het bijbehorende Sony-hackingschandaal, of zindert het nog steeds na?
FRANCO: Ik wil er niet meer op terugkomen, maar ik wil wel dit zeggen: ik vind The Interview een prima film. Ik ben trots op het werk dat we hebben geleverd. Dat kan wel eens verloren gaan als er een schandaal losbarst. Ik heb het gevoel dat mensen niet meer helder naar de film kunnen kijken. We wisten op voorhand wel dat we een zeker risico namen, dat we niet zomaar een stonerkomedie aan het maken waren, door het over een politiek thema als Noord-Korea te hebben. Op die manier werd het meer dan zomaar een grappige, goed gemaakte film. Ik ben vooral triest dat Amy Pascal (de bazin van Sony Pictures die na de hele heisa moest aftreden, nvdr.) de zondebok werd van het verhaal. Dat zo’n sterke vrouw binnen het filmwereldje de schuld op zich moest nemen, is echt zonde. Ik heb vaak met Amy samengewerkt, en ze was een geweldig persoon en een geweldige manager. Ik hoop dat ze snel terugkeert.
Je combineert komedie met drama, experimentele indies met dure blockbusters. Zit daar een strategie achter?
FRANCO: Ik doe niks puur om het geld. Zelfs de grote producties hebben altijd iets wat me interesseert. Een thema, een idee, een bepaalde acteur of regisseur met wie ik wil werken… The Interview betaalde stukken beter dan Every Thing Will Be Fine, maar ik ben even trots op beide films. Je maakt deel uit van een industrie. Daar kun je niet omheen. Een van de redenen waarom Wenders deze film kon maken, is omdat ik erin meespeel. Die macht heb ik. Maar dat komt omdat ik in grote publieksfilms als Oz en Spider-Man heb gespeeld. Het komt erop aan de juiste balans te vinden tussen pay en play. En die heb ik ondertussen gevonden.
Houden zo!
EVERY THING WILL BE FINE
Vanaf 29/7 in de bioscoop.
DOOR DAVE MESTDACH
James Franco: ‘IK DOE NIKS PUUR OM HET GELD. ZELFS DE GROTE PRODUCTIES WAARIN IK SPEEL, HEBBEN ALTIJD IETS WAT ME INTERESSEERT.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier