HET FRANSE FILMWONDER

LA VÉNUS À LA FOURURE. Roman Polanski's kans op een tweede Gouden Palm.

Een stuk of tien Franse films in de officiële selectie: Cannes is dit jaar opvallend bleu, blanc et rouge gekleurd. Een opstoot van ordinair chauvinisme of een logisch gevolg van de blakende gezondheid van de Franse film? Sauve-qui-peut of le fabuleux destin du film français?

De beste regisseurs leggen straks in Cannes hun nieuwste film voor, dromend van de eeuwige roem die een Gouden Palm oplevert. Daarom wordt de competitie van het festival wel eens vergeleken met een wereldkampioenschap film, maar dan wel een WK waarop Frankrijk zes ploegen mag afvaardigen, Amerika vijf en de rest van de wereld vecht om de resterende plaatsen. Raar of onheus is die Frans-Amerikaanse dominantie niet. Beide zijn volbloed filmlanden en al meer dan honderd jaar toonaangevend. Jaargang 2013 van Cannes is niettemin nog meer à la française dan anders. In competitie duiken Abdellatif Kechiche, François Ozon, Arnaud Desplechin, Valeria Bruni Tedeschi, Roman Polanski en Arnaud des Pallières op. Claire Denis, Rebecca Zlotowski en Alain Guiraudie werden naar de nevencompetitie Un Certain Regard verwezen. Buiten competitie is er de thriller Blood Ties van Guillaume Canet. De parallelle festivals Semaine de la Critique en Quinzaine des Réalisateurs nodigen nog eens zeveneneenhalve Fransman naar de Azurenkust.

BLIK OP DE WERELD

Het belang en de invloed van de Franse filmwereld is nog hoger in te schatten als je ook rekening houdt met coproducties. Van nogal wat prominente wereldfilms zou geen sprake zijn zonder Franse inbreng. De Tsjaadische regisseur Mahamat-Saleh Haroun draaide competitiefilm Grigris met een Franse coproducent. De Deen Nicolas Winding Refn maakte met de Amerikaanse publiekslieveling Ryan Gosling in Thailand de opvolger voor Drive. Geen idee welke nationaliteit je op zijn Only God Forgives plakken moet, maar er zit een pak Frans geld in via Wild Bunch, een internationaal zeer actieve sales company, coproducent en filmverdeler.

Fransen doen meer dan Franse films maken. Ze hebben een fraaie traditie in het opvangen of uitnodigen van hoog aangeschreven regisseurs uit alle hoeken van de wereld. Iraniër Asghar Farhadi (A Separation) draaide Le Passé in Parijs met Bérénice Bejo (The Artist) in de hoofdrol.

Van recentere datum is het fenomeen van Franse regisseurs die zelf op vadrouille gaan. Voor het Engelstalige Jimmy P. vroeg Cannes-habitué Desplechin Benicio Del Toro een geesteszieke indiaan te spelen. Michael Kohlhaas van Arnaud des Pallières is de verfilming van een Duitse roman met Deens boegbeeld Mads Mikkelsen in de hoofdrol. Guillaume Canet nam echtgenote Marion Cotillard en Matthias Schoenaerts mee naar Amerika voor de opnames van Blood Ties. Voor het scenario van die thriller riep hij de hulp in van James Gray, zelf in competitie met The Immigrant. Franse regisseurs hebben ontdekt dat de wereld niet aan de grens stopt.

KEUZE TE OVER

Wat ook opvalt, is de variatie in de geselecteerde Fransen: jong en oud, man en vrouw, geassimileerd of niet. En het is niet zo dat er dit jaar per ongeluk veel grote Franse regisseurs tegelijk een film klaar hadden. Haneke, Audiard, Téchiné, Cantet, Tavernier, Carax, Beauvois, Noé, Garrel, Honoré, Dumont, Giannoli, Moll, Gatlif, Bonello of Assayas zijn er niet bij en nog is er keuze te over. In België hebben we – als we eerlijk zijn – niet elk jaar een kandidaat die voor de competitie in aanmerking komt, bij de Fransen is het aantal kanshebbers onoverzichtelijk. De Franse media gaan er zelfs van uit dat het festival niet wil overdrijven met het aantal vaderlandse selecties en dat de plaatsen daarom duurder zijn. Het festival is vol van zichzelf, maar laat zich inderdaad zelden op frappant chauvinisme betrappen – hoogstens wordt Jean-Luc Godard nog eens uitgenodigd terwijl niemand nog begrijpt waar die mee bezig is. Arthousefavorieten als François Ozon of Claire Denis hebben amper selecties verzameld, en het palmares kleurt zelden bleu, blanc et rouge. Cantet was in 2008 zelfs de eerste Fransman die de Gouden Palm won sinds de uitgejouwde Maurice Pialat in 1987, ook al hebben in de tussentijd bijvoorbeeld Xavier Beauvois, Jacques Audiard en Leos Carax met Des Hommes et des dieux (2010), Un prophète (2009) en Holy Motors (2012) palmbare films gemaakt.

EUFORIE

De verfransing van Cannes komt er een jaar ná de grote euforie in de filmsector. Die piekte toen het Franse The Artist vorig jaar triomfeerde op de Oscars terwijl de sector nog dronken van geluk was door de resultaten van 2011. In geen 45 jaar hadden de Fransen nog zo massaal de bioscoop bezocht. En van de fabelachtige 215,6 miljoen verkochte tickets waren er zomaar eventjes 89,6 miljoen voor Franse films, een benadering van het record uit 1984. Twintig Franse films haalden de kaap van een miljoen toeschouwers. De piek was ook te danken aan Intouchables en Rien à déclarer, kaskrakers die zich niet elk jaar aandienen. Maar ook de jaren daarvoor kon je al zien dat de Fransen in groten getale de bioscoop bezochten en inlandse producten omarmden. In 2012 bleef het marktaandeel van de Franse film aan le box office trouwens boven de 40 procent en klom het aantal Franse producties verder tot 279. En nee, dat zijn er geen tweehonderd van het niveau van De rouille et d’os, zelfs geen honderd. Daar zit van alles tussen: een groeiend aantal lowbudgetfilms, massa’s platte komedies, op Amerikaans leest geschoeide commerciële producten, vehikels voor mensen die om onduidelijke redenen bekend geworden zijn en andere prullen die gelukkig de landsgrens (desnoods taalgrens) niet voorbij raken.

HET SYSTEEM

Dat de Franse cinema zich bijna als enige niet heeft laten wegdrummen door de Amerikaanse en zulke mooie resultaten kan voorleggen, is te danken aan een uniek systeem dat kunst, commercie en overheidsinmenging in evenwicht houdt. Het werd in 1959 in het leven geroepen door André Malraux, minister van Cultuur onder Charles de Gaulle en komt erop neer dat de staat via het Centre National du Cinéma (CNC) tien procent afroomt van elk verkocht ticket en dat geld gebruikt om Franse films te financieren. Dat heeft een paar mooie gevolgen. Niet de belastingbetaler, maar de bioscoopbezoeker financiert de sector. Succesvolle films brengen geld in het laatje voor minder evident werk. Amerikaanse blockbusters plaveien de weg voor Resnais en Carax.

Daarnaast zijn de televisiezenders verplicht om in Franse films te investeren. Die mogen ze dan achteraf uitzenden. Dat protectionistische systeem verantwoordt Frankrijk met de zogenaamde exception culturelle binnen de Europese Unie: het recht om cultuurproducten van eigen bodem te beschermen. Merk wel op dat het systeem nooit zou kunnen floreren als de Fransen niet zo zot waren van film, Franse films, maar ook films uit andere delen van de wereld. Geen stad ter wereld heeft een zo gevarieerd filmaanbod als Parijs.

BOMMETJE

Nu films als The Artist en Amour ook Oscars beginnen te winnen, lijkt het hek helemaal van de dam. En toch rommelt het in het wereldje. Deels omdat de Fransen zich niet op hun gemak voelen als er om de zoveel tijd niet eens duchtig gediscussieerd wordt; deels uit bezorgdheid omdat het financieringssysteem complex is en door Amerika of Europa soms op de korrel genomen wordt; en deels omdat er zoveel verschillende betrokken spelers elk hun eigen agenda hebben. Zo zit de investeringsverplichting de tv-zenders niet lekker. De laatste dagen van 2012 gooide Vincent Maraval, een van de bazen van Wild Bunch, een bommetje. In een vlammende vrije tribune in Le Monde schreef hij dat niet de vlucht van Gérard Depardieu een catastrofe was voor de Franse film, maar wel het feit dat geen enkele grote productie winst had gemaakt. Sommige (Les seigneurs, de recentste Astérix, Populaire) presteerden onder de verwachtingen, andere leden verlies ondanks behoorlijke publiekscijfers. Sur la Piste du marsupilami lokte 5,2 miljoen bezoekers en leed toch nog een miljoen verlies. Volgens Maraval is dat allemaal de schuld van de acteurs, die exorbitante salarissen eisen. Iedereen reageerde. Weken aan een stuk was het kot te klein. Uiteindelijk organiseerde cultuurminister Aurélie Filippetti een ‘assisen van de cinema’ om de gemoederen enigszins te bedaren. Het bewijst hoe ernstig men de filmsector neemt.

PIJNPUNTEN

Door de discussie kwamen enkele pijnpunten bloot te liggen. Zorgwekkend is de steeds grotere kloof tussen grote en kleine producties. De commerciële tv-zenders investeren steeds grotere bedragen in een kleiner aantal superproducties. De grote toename van het aantal films is vooral te wijten aan de vele piepkleine, ondergefinancierde films, geproduceerd door nieuwkomers die het niet lang uithouden. De films in het midden (groot noch klein) vallen er steeds vaker tussen wal en schip. Franse films zijn duur. Ze kosten gemiddeld 5,4 miljoen euro, een bedrag waar alleen Hollywood boven gaat. De lonen zijn soms astronomisch. Un Plan parfait bracht minder op dan Ch’tis-ster Dany Boon aan salaris (naar schatting 3,5 miljoen euro) werd uitbetaald. Vincent Cassel, Jean Reno, Marion Cotillard, Gad Elmaleh, Guillaume Canet, Audrey Tautou en Léa Seydoux zouden tussen een half miljoen en twee miljoen euro per Franse film krijgen, terwijl ze voor een Amerikaanse film al blij zijn met 50.000 tot 200.000. Het vedettariat blijkt ook uit smeuïge verhalen over acteurs die de grootste trailer eisen, de mooiste suite, een permanente oppas voor de kinderen of een te huren terreinwagen omdat ze die van hen niet willen verslijten.

VOORBIJ DE GRENS

En hoe geliefd is de Franse film buiten de landsgrenzen, eenmaal de nationalistische reflex niet meer speelt? De tijd is voorbij dat de Vlaming in de rij stond als Brigitte Bardot of Romy Schneider zich van hun beste kant lieten zien en dat het niet uitmaakte of je policier of comédie voorgeschoteld kreeg zolang Alain Delon of Jean-Paul Belmondo maar meespeelden. Er zijn geen Franse filmsterren meer die qua glamour en populariteit in de buurt komen van de Amerikaanse sterren. Banden met de Franse cultuur knipte Vlaanderen door.

Vandaag volgen we de internationale trend: twee soorten Franse films worden opgepikt. De films die het in Frankrijk zeer goed gedaan hebben en dus misschien ook een buitenlands publiek kunnen aanspreken. Prototypes: Bienvenue chez les Ch’tis, Rien à déclarer, Intouchables. En anderzijds de beste auteursfilms: die een goede beurt maakten op de festivals en de kijker niet afstoten. Prototypes: Des hommes et des dieux, De rouille et d’os, Amour. In Amerika en Engeland worden Franse regisseurs als Carax of Audiard wel geroemd in de pers en gekoesterd door een select kransje cinefielen, maar hun films raken er nauwelijks in de zalen. Unifrance, de instelling die de Franse film in het buitenland promoot, klaagt over een wereldwijd gebrek aan schermen voor arthousefilms en is jaloers op de vele distributiefilialen van de Amerikaanse majors. Toch is Unifrance optimistisch, omdat het ervaart dat er wereldwijd steeds meer cinefielen zijn die wel eens wat anders willen dan een blockbuster. In 2012 deed de Franse film het uitzonderlijk goed in het buitenland dankzij Intouchables (1,7 miljoen tickets in Zuid-Korea, 1,6 in Mexico) en The Artist (5,7 miljoen in Amerika). De Franse exportcijfers zijn wel opgekrikt door de producten die van de band rollen in Luc Bessons Europacorp-fabriek: Engelstalige commerciële films zoals Taken 2 en Colombiana die niet te onderscheiden zijn van de Amerikaanse tegenhangers.

Hoe de Franse film verder evolueert, is moeilijk te voorspellen. Maar als een land met zo’n grote cinefilie en traditie per jaar 260 films voortbrengt, dan ga je ervan uit dat we ook de volgende jaren oui kunnen knikken als iemand vraagt: parlez-vous film français? En normaal gezien reveleert Cannes straks sowieso weer sterk Frans werk. Dat heeft het festival tot nu toe altijd gedaan.

DOOR NIELS RUËLL

HET FILMFESTIVAL IS VOL VAN ZICHZELF, MAAR LAAT ZICH ZELDEN OP FRAPPANT CHAUVINISME BETRAPPEN. EN TOCH ZIJN ER DIT JAAR OPVALLEND VEEL FRANSE FILMS IN COMPETITIE.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content