Terwijl collega-sterren van de zwart-witte cinema als James Stewart, Edward G. Robinson, James Cagney en Cary Grant stilaan enkel nog bij cinefielen bekendheid genieten, is er een acteur die de tand des tijds moeiteloos weerstaat. Een ode aan Humphrey Bogart (1899-1957), het ultieme icoon van de film noir. ‘If it’s december 1941 in Casablanca, what time is it in New York?’

Elke acteur heeft die ene tijdloze film nodig om tot een icoon uit te groeien. Steve McQueen had Bullitt, James Dean had Rebel Without a Cause, Humphrey Bogart had Casablanca. Stetson Fedora op het hoofd, trenchcoat rond de schouders, sigaret bungelend in de rechtermondhoek: zo is Bogart het collectieve filmgeheugen ingegaan. Rick Blaine. De gedesillusioneerde, fatalistische antiheld die de smachtende blik van Ingrid Bergman naast zich neerlegt voor het hogere doel, verpersoonlijkt door ene Victor Laszlo. De ultieme romantische zelfopoffering. Zij: ‘What about us?’ Hij: ‘We’ll always have Paris.’ Het einde dat iedereen anders had willen zien, maar nooit anders had mogen zijn.

Al in de jaren 60, net na zijn dood, was het in die gedaante dat hij herinnerd werd. ‘Bogie’, zucht Jean-Paul Belmondo in A Bout de Souffle, Godards klassieker, terwijl hij naar een affiche van Bogart kijkt. De Franse nouvelle vague verhief hem meteen tot een icoon, maar het was Woody Allen die met Play It Again, Sam in 1972 de ultieme hommage afleverde. Een misquote uit Casablanca weliswaar – ‘Play it, Sam. Play ‘As Time Goes By’, zei Bergman tegen de pianist, een subtiele nuance. Metdat citaat werd hij finaal het meest geassocieerd werd.

Misschien was Rick Blaine niet eens zijn beste rol. De waanzin die hij in The Treasure of the Sierra Madre een gezicht gaf, was minstens even knap. De heroïsche schipper uit The African Queen, aan de zijde van Katharine Hepburn, leverde hem een terechte Oscar op. En de scène waarin hij als oude kapitein in The Caine Mutiny uit elkaar valt, is hartverscheurend en adembenemend. Fantastische acteerprestaties, maar ze missen de cool van zijn trenchcoat en fedora.

DE GEWONDE SOLDAAT

Humphrey Bogart was gemaakt voor Rick Blaine. En we kunnen niet anders dan denken dat dat anders geweest zou zijn, als hij zich in de lente van 1918, net van school getrapt, niet had ingeschreven bij de Amerikaanse Marine. Niet dat hij daar de waanzin van de oorlog heeft leren begrijpen, of een ander romantisch cliché. Wel werd hij aan boord van zijn schip in het aangezicht geraakt door granaatkartets. Resultaat: een verlamde bovenlip en een lichte slis.

Tenminste, dat is toch hoe Warner Bros het wilde. De waarheid is dat de Wapenstilstand al getekend was voor Bogart naar Europa verscheept werd. Over de echte reden van zijn litteken is aardig wat dispuut – een val van een houten trap, een gedetineerde die hem met zijn handboeien neermepte, zijn vader die hem te hard had geslagen of een cafégevecht, u hebt het voor het kiezen. Maar het effect was er niet minder om: Bogart zou nooit breed lachen op het witte doek. ‘Hij vindt dat hij er grotesk uitziet als hij blij kijkt’, liet regisseur Howard Hawks optekenen ten tijde van To Have and Have Not.

Aanvankelijk werkte dat tegen hem. ‘You’re crazy if you think you’ll make a hero out of him, the son of a bitch lisps’, zei assistent Paul Schwagler tegen Tay Garnett, regisseur van Stand In, een van Bogarts eerste Hollywoodfilms. Toegegeven: in vergelijking met gentleman Cary Grant of de edele Clark Gable was Bogart geen knappe man. Alleen, wat Schwagler toen nog niet wist, was dat de karakterkop van Bogart geknipt was voor een genre dat een paar jaar later de kop zou opsteken: de film noir.

Tot dan had Bogart zijn sporen verdiend in New York, waar hij op Broadway vaak de bourgeois jongeling speelde – Bogart kwam zelf uit een gegoed milieu. Volgens de legende zou hij de eerste zijn die de woorden ‘Tennis, anyone?’ op de bühne zou hebben uitgesproken. Nonsens uiteraard, maar het klinkt wel mooi. Via het toneelstuk The Petrified Forest kreeg hij zijn eerste grote filmrol in Hollywood te pakken, waar hij doorheen de jaren 30 de ene gewetenloze gangster na de andere zou neerzetten. Met succes, maar ook niet té veel. Het zou tot ’41 duren voor hij tot de A-list van Warner Bros kon opklimmen – Bogart was toen al 42. Het was het jaar van John Hustons The Maltese Falcon, die later de annalen zou ingaan als de eerste echte film noir. Existentialisme in clair-obscur, inclusief femme fatale (Mary Astor) en hard-boiled detective (Bogart).

KLAAR VOOR ZIJN CLOSE-UP

Met Sam Spade viel de carrière van Bogart in de juiste plooi. Predestinatie. Het litteken in zijn lip deed namelijk meer dan hem het lachen beletten. Het verlamde zowat alle emotie in zijn gezicht, zo leek het wel. ‘ The Great Stone Face’, om Buster Keatons bijnaam even te lenen, nog zo’n icoon. Zinnen als ‘If they hang you, I’ll always remember you’ – toch een veeleer dramatisch afscheid van de vrouw van wie je houdt – kwamen er in emotieloze staccato uit. De ruwe bolster bleef onbewogen, het ware verdriet zat in zijn ogen. En in een genre dat dweepte met wazige extreme close-ups, bleek dat een comparatief voordeel tegenover de andere acteurs van zijn generatie. Hij moest er niet eens moeite voor doen: Bogart was altijd ‘ ready for his close-up’.

De lip heeft nog iets opgeleverd: het maakte dat nooit iemand zou roken zoals Bogie. In tijden waarin zelfs dokters reclame maakten voor Camel, was Bogart het ultieme rookicoon. Zo iconisch dat zelfs vandaag nog een joint te lang in je mond houden zonder met de rest te delen naar hem vernoemd is. ‘Hey man, don’t bogart that joint!’

Een jaar na The Maltese Falcon werd Bogart met Casablanca de dikst betaalde acteur van zijn generatie. Met sublieme vertolkingen in de Hemingwayverfilming To Have and Have Not en The Big Sleep wierp hij zich op tot de verpersoonlijking van wat het meest tot de verbeelding sprekende genre uit de filmgeschiedenis zou worden.

Wat de grootste iconen uit de filmgeschiedenis met elkaar gemeen hebben, is iets wat het acteren overstijgt. Een wisselwerking tussen fictie en realiteit. De achtervolgingsscène in Bullitt zou minder legendarisch zijn als Steve McQueen in het echte leven geen onverdienstelijk autopiloot was die veel te snel door het leven raasde. Rebel Without a Cause zou een tienerniemendalletje gebleven zijn, als James Dean na zijn vroege dood in het collectieve geheugen niet voor eeuwig een rebellerende jongere zou blijven. En ook bij Bogart gleden realiteit en fictie al eens door elkaar.

Het nobele van zijn personages onderstreepte hij toen hij zich als een van de weinigen publiek uitsprak vóór de Hollywood Ten, een reeks regisseurs, scenaristen en producers die voor hun vermeende communistische sympathieën een beroepsverbod opgelegd kreeg in Tinseltown. Niet slecht voor een man ‘ who sticks his neck out for nobody’. Maar het mooiste voorbeeld waarin de realiteit doorheen de fictie schemerde, was To Have and Have Not, de film waarmee regisseur Howard Hawks een nieuwe femme fatale in Hollywood introduceerde: Lauren Bacall. Hawks had zelf een oogje op de dame – op zijn Engels uitgesproken – maar het was met Bogart dat het vonkte. Wat volgde, was een film noir waarin de chemie tussen Steve en Slim de personages ontstijgt. ‘You don’t have to say anything, you don’t have to do anything. Oh maybe, just whistle. You know how to whistle, don’t you, Steve?’

En Bogie floot. De twee trouwden in 1945. Het koningskoppel van de film noir. Hij was 46, zij 21. Toegegeven, een behoorlijk leeftijdsverschil, maar het leek wel de enige tijd waarin Bogart écht gelukkig was. Leek. Want Bogarts privéleven bleef niet van de nodige troebels bespaard. In A Lonely Place, waarin hij een drankverslaafde, opvliegende scenarist speelde met een erg donkere kant, lag dichter bij zichzelf dan hij goed voor hem was. ‘The whole world is three drinks behind’, liet hij ooit optekenen, en dat was meer dan een boutade. Bogart was een autodestructieve drinker, die zijn leven lang tot laat in de nacht in de straten van Los Angeles verdwaalde, soms met drinkebroers als regisseur John Huston, soms in zijn eentje.

SCOTCH EN SIGARETTEN

Hij huwde vier keer, scheidde drie keer. Het sierde Bogart dat hij van vrouwen met pit hield, maar het had ook zo zijn nadelen. Het einde van zijn derde huwelijk met de drankverslaafde en gewelddadige Mayo Methot, die hij opgaf voor Bacall, werd in de tabloids van de jaren 40 omschreven als ‘ The Battling Bogarts’. Hij: ‘I wouldn’t give you two cents for a dame without a temper.’ Zij stak hem neer met een keukenmes – zonder veel erg overigens. Alles voor de legende.

En ook zijn huwelijk met Bacall was, anders dan de legende het wil, geen loutering. Hij hield er een minnares op na en bleef drinken, zij het minder vaak alleen – het was in die periode dat hij samen met Bacall de legendarische Rat Pack oprichtte. De liefde tussen de twee was minder rooskleurig dan hun films samen deden vermoeden. ‘Bogie was verliefd geworden op de rol die ze speelde in To Have and Have Not‘, zei – de jaloerse – Howard Hawks. ‘Ze moest de rol de rest van haar leven blijven spelen.’

Bogart bleek niet onsterfelijk. In 1956 kreeg hij te horen dat hij slokdarmkanker had – het verband met zijn levensstijl lag voor de hand. De tabakslobby had zich geen beter icoon kunnen voorstellen, de antitabakslobby evenmin. Een jaar later stierf hij aan de gevolgen van zijn ziekte. Hij woog nog 35 kilo.

‘I should never have switched from scotch to martinis’, zouden volgens de legende zijn laatste woorden zijn geweest. Het doet er niet eens toe of het waar is.

HUMPHREY BOGART RETROSPECTIEVE

Van 1/1 tot 28/2/2011, Cinematek, Brussel

DOOR GEERT ZAGERS

Humphrey Bogart: ‘De wereld staat altijd drie drankjes achter’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content