‘HAD PHILIP SEYMOUR HOFFMAN DIT MAAR KUNNEN ZIEN’
A Most Wanted Man: de titel van Anton Corbijns nieuwe film had net zo goed op hemzelf kunnen slaan. De meester van het stilstaande beeld was hij al, nu wil hij ook de meester van het bewegende beeld worden. ‘Één goeie raad: je huis kwijtspelen doe je best niet te vaak.’
Hij zei het enkele maanden geleden al in dit blad, toen hij bij Zeno X in Borgerhout zijn portretfoto’s presenteerde: fotografie is voor de man die beroemde portretten maakte van Joy Division, U2 en Depeche Mode tegenwoordig meer een hobby. Het draait bij de Nederlander nu om film. ‘Dat is de nieuwe uitdaging, voor mij is het één groot avontuur. Je leert verhalen op een andere manier te vertellen. En ik vind het allesbehalve een makkelijke overstap. Fotografie en film liggen niet in elkaars verlengde, zoals sommigen denken.’
Eerst waren er de pikzwarte treurdichten van Ian Curtis in Corbijns zwart-witte biopic Control (2007). Daarna volgde The American (2010), een stijlvolle thriller – in kleur – met George Clooney als de mysterieuze huurmoordenaar van dienst. En nu, op zijn 59e, komt Corbijn met de ijzingwekkende en brandend actuele John le Carré-verfilming A Most Wanted Man. Het is meteen een koel in memoriam voor de betreurde Philip Seymour Hoffman, die hier zijn laatste dragende rol speelt: de vermoeide, gedesillusioneerde Duitse spion Gunther Bachmann, die in Hamburg een potentiële moslimterrorist achternazit, maar hommeles krijgt met de politie, Interpol en de CIA.
‘Wat me in het verhaal van John le Carré interesseerde, was dat het over de nasleep van 9/11 gaat. Over hoe onze levens in korte tijd enorm veranderd zijn. Alles is gepolariseerd, we kijken veel meer zwart-wit naar mensen, en dat vinden we kennelijk doodnormaal. Bovendien speelt A Most Wanted Man zich af in Hamburg, een leuke stad waar ik mijn allereerste videoclip heb gedraaid – bij het nummer Hockey van de Duitse newwaveband Palais Schaumburg. Er was dus een persoonlijke connectie.’
Touching from a Distance van Deborah Curtis lag aan de basis van Control, A Very Private Gentleman van Martin Booth leidde tot The American, en nu verfilm je weer een boek. Waarom?
ANTON CORBIJN: Le Carré is niet alleen een gerenommeerde naam, hij kan je een schat aan achtergrondinformatie over het verhaal verschaffen, en hij beschikt op zijn 82e nog steeds over een ongelooflijke literaire energie. Dat is natuurlijk een interessant en dankbaar vertrekpunt. En ik ben dan wel geen scenarist, maar als regisseur ben je altijd enigszins betrokken bij het herschrijven, zodat je het verhaal toch nog een bepaalde richting kunt uitsturen.
Je hoofdrolspeler in A Most Wanted Man is Philip Seymour Hoffman, die vorig jaar aan een overdosis drugs overleed. Hoe kijk je op jullie samenwerking terug?
CORBIJN: Een fenomenale acteur. Jammer dat hij zelf niet meer van de film kan genieten, want hij is er erg goed in. Het bijzondere aan Philip was dat hij altijd op zoek ging naar eerlijkheid in zijn personages. Hij had erg uitgesproken meningen, en we waren het lang niet altijd met elkaar eens. Maar gaandeweg konden we het steeds beter met elkaar vinden, zowel professioneel als vriendschappelijk. Dat mensen door zijn dood op een andere manier naar A Most Wanted Man zullen kijken, vind ik dan weer een spijtige zaak. Maar dat heb je natuurlijk niet in de hand.
Intussen ben je alweer de laatste hand aan het leggen aan je vierde film: Life, over de relatie tussen James Dean en Life-fotograaf Dennis Stock.
CORBIJN: Het gaat snel, ja. Na een spionagethriller over de war on terror vertel ik met Life weer een persoonlijker verhaal. De centrale vraag van die film, namelijk hoe je als fotograaf omgaat met de beroemdheid van je onderwerp, is mij niet onbekend. In de jaren zeventig had ik dat met Herman Brood: ik was zijn vaste fotograaf, maar toen hij bekend werd, voelde ik me in de steek gelaten. Ik was toen nog te jong om echt te doorgronden wat er precies gebeurde. Maar die ambivalentie – is de foto goed omdat de persoon die erop staat bekend is, of omdat het gewoon een goeie foto is? – is altijd in mijn werk blijven doorschemeren.
Is James Dean iemand die je zelf had willen fotograferen, mocht hij nog geleefd hebben?
CORBIJN: Nee. Ik ben geboren in het jaar waarin hij stierf. Ik kom uit een dorpje in de polders, James Dean was daar niet zo groot. (lacht) Pas later heb ik veel over hem gelezen. In eerste instantie had ik Life ook afgewezen, omdat ik niet weer een biografische film wilde maken en al zeker niet de zoveelste over James Dean. Maar ik vond de invalshoek, de fotograaf, wel interessant. Films maak je tenslotte vooral voor jezelf. Als je besluit een film te maken met als doel een hit te scoren, dan valt je focus weg. Life bleek overigens heel prettig om te doen, des te meer omdat er jonge acteurs bij betrokken waren. Het wordt mijn lichtste film tot nog toe.
Robert Pattinson speelt fotograaf Stock. Een ingetogen filmmaker als jij valt wel erg vaak terug op grote filmsterren.
CORBIJN: Ik zou Philip Seymour Hoffman niet echt een Hollywoodster noemen. Hij is een actor’s actor. Maar het klopt wel dat je sommige grote namen kiest omdat ze indirect je film helpen te financieren, en dat je anderen meer uitkiest op basis van hun capaciteiten. Ik heb Robert niet gekozen vanwege zijn imago. Ik ben geen Twilight-kijker. (lacht) Robert wil heel graag acteur zijn. Hij wil afrekenen met zijn bakvisstatus, door zich met andere soorten rollen in te laten. Hij heeft het geprobeerd met David Cronenberg, David Michôd en Werner Herzog. Cronenbergs Cosmopolis (2012) vond ik een beetje een ongelukkige film, maar je kon er wel aan zien dat Robert het acteerwereldje serieus neemt. Hij heeft de blockbusters vaarwel gezegd.
Pattinson, in je tweede film al George Clooney. Kijk je nog op van A-listers?
CORBIJN: Tja, veel groter dan Clooney kan haast niet in Hollywood. Maar je moet een positie van gelijkwaardigheid creëren op de filmset, anders loopt het spaak. Je werkt tenslotte samen aan een film, dus je verwacht op zijn minst dat je elkaars gelijke bent in dat hele proces.
‘Ik gun mezelf drie films om te achterhalen of ik een goede filmregisseur ben, en of ik wil verdergaan met dit beroep’, zei je vier jaar geleden. Met Life erbij zit je intussen al aan film nummer vier.
CORBIJN: De manier van denken over bewegend beeld is me goed bevallen. Maar het is zwaar. Elke dag zijn er wel issues. Dat is op zich wel interessant, maar het is ook veeleisend. In fotografie kun je meer je eigen pad volgen. Voor films moet je knokken, omdat er geld mee gemoeid is. Het is altijd een grote worsteling, ervoor zorgen dat het jouw film blijft. Bij Control was dat nog veel minder, omdat mijn geld erin zat.
Die heb je destijds gefinancierd met een hypotheek op je eigen huis.
CORBIJN: Dat was een lastminutebeslissing, een noodgreep om de film überhaupt te kunnen maken. Ik wist toen nog helemaal niks af van films maken. Een goeie raad: je huis kwijtspelen, dat doe je best niet te vaak. (lacht) Tenzij je er winst mee kunt maken. Maar dat was bij mij niet het geval.
Maar het moet jouw film blijven, je probeert altijd de volledige controle te behouden?
CORBIJN: Zeker. Het script, de keuze van je acteurs, de soundtrack, de montage: alles. Ik heb niets te zeggen over posters of trailers – bij Control wel, maar bij The American en A Most Wanted Man niet. De grote filmstudio’s regelen dat. Je kunt dan argumenteren wat je wilt, maar er wordt weinig of niet geluisterd. (zucht) Dat is heel vervelend, want een trailer is het eerste wat mensen te zien krijgen van een film. Bij The American was die desastreus. Mensen dachten dat het om een actiethriller ging, terwijl het een introspectief drama is. De trailer van A Most Wanted Man vond ik iets beter, maar ook niet helemaal representatief. Ach, zolang de film zelf maar van mij is. Al de rest laat ik aan me voorbijgaan.
Ik zou meer controle over films willen. Meer auteurschap, zoals bij mijn foto’s. Maar tot nu toe is het mij wel gelukt om de films te maken die ik wilde maken, met de mensen die ik vertrouw en die mij kansen boden.
Sijpelt de invloed van je fotografie in je filmwerk door?
CORBIJN: Minder en minder. Dat was wel ooit het geval, in de jaren tachtig, toen ik videoclips begon te maken. Fotografie is intuïtief, en plots moest ik van tevoren ideeën bedenken. Dat vergt een soort vertrouwen in je eigen kunnen dat ik vroeger helemaal niet had. Mijn eerste film was nog erg fotografisch qua aanpak: in Control zitten maar twee bewegende shots, al de rest is vrij statisch gefilmd. Nu doe ik het anders. A Most Wanted Man is volledig met handheld camera’s gedraaid. Dat zorgt voor een urgentie, een dwingendheid die je niet krijgt als je composities probeert vast te houden.
Zit je intussen al met een vijfde film in het achterhoofd?
CORBIJN: Ja, al weet ik nog niet wat het gaat worden. Ik wil even een break nemen, omdat film zoveel tijd en energie kost. Plus: ik blijf bezig met foto’s. In fotografie is het veel makkelijker om beslissingen te nemen. Loopt het fout, dan ben je hoogstens een dag kwijt. Bij film soms drie jaar.
A MOST WANTED MAN
Opent op 12/9 het Filmfestival Oostende, vanaf 17/9 in de bioscoop.
DOOR ANDREAS ILEGEMS
Anton Corbijn : ‘IK ZOU MEER CONTROLE OVER FILMS WILLEN. MEER AUTEURSCHAP, ZOALS BIJ MIJN FOTO’S. MAAR TOT NU TOE IS HET MIJ WEL GELUKT DE FILMS TE MAKEN DIE IK WILDE MAKEN.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier