Robert Altman, met Michael Gambon, Kristin Scott Thomas, Hellen Mirren, Alan Bates, Emily Watson, Maggie Smith, Ryan Phillippe.

1932, Engeland. Op het buitenverblijf van de stuurse zakenman Sir William McCordle en zijn harteloze eega Lady Sylvia arriveert een select gezelschap voor een partijtje jagen en wat tijdverdrijf. De shooting party heeft echter meer weg van een spelletje Cluedo, want uit de keuken verdwijnt een mes en er staat verduiveld veel gif in de rekken! Of zoals de tagline het zegt: ‘Tea at four. Dinner at eight. Murder at midnight.’

Altmans nieuwste ensemblespel is zijn eerste Britse film en een van de allerbeste werken uit zijn vijftigjarige loopbaan. Op zijn 77ste demonstreert de oude rot de cinematografische brio van een jeugdig supertalent, want het kenmerkende ballet van personages en het glijdend camerawerk is sinds lang niet meer zo fris geweest. Het gemak waarmee de meester de microkosmos van upstairs en downstairs verbeeldt als een doolhof van intrige, achterklap en onfris verleden waar alle klassengrenzen vervagen, is ronduit wonderbaarlijk.

Grandioze production design van zijn zoon Stephen en topspel van een schier eindeloze (overwegend) Britse cast bieden snijdend entertainment met een dodelijke dosis sarcasme. De lekkerste rol is weggelegd voor Maggie Smith, die als tante Constance, Countess of Trentham, het aristocratische venijn belichaamt. Wanneer crooner en plebeïsch acteur Ivor Novello aan de piano voor een gerekt moment van magie zorgt, is haar reactie: ‘ Lovely long repertoire.’ Novello was de real life star in het jammerlijk geflopte The Lodger (niet Hitchcocks stille parel, maar de versie van 1932, tweede van drie zwakke remakes). ‘Of course, none of us will ever see it’, sneert de teef.

‘We hebben allemaal iets te verbergen’, mompelt dan weer de hoofdbutler in deze wel heel ironische versie van een whodunit à la Agatha Christie. Daarmee echoot hij ook de slagzin van een andere, legendarische blik op het wel en wee der ijdelen en zwoegenden: Jean Renoirs La règle du jeu uit 1939. ‘We hebben allemaal onze redenen’, klonk het toen, en een hommage aan Renoirs meesterwerk moet voor Altman een heel goede reden zijn geweest.

Een herfstige setting, een stortbui die het plezier bederft, een bloedige jachtpartij, de seksuele escapades: het zijn maar een paar spiegelende elementen in het feest van bolle ego’s en holle interacties. Het knappende script voor dit eresaluut komt van debutant Julian Fellowes, maar het idee is van Altman zelf en van producent Bob Balaban (die ook de rol van een Amerikaanse filmproducer voor zijn rekening neemt).

Niemand is voor zijn kamerdienaar een held en het spel der klassen is flinterdun, zo blijkt uit deze heerlijke comedy-of-manners. Hoe strikt de wereld upstairs en downstairs ook gescheiden is, het gaat om ordinaire stervelingen die inderdaad allemaal hun redenen hebben. Gosford Park resumeert in die zin ook Altmans hele oeuvre.

Jo Smets

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content