Beschuldigd van: occultisme
Vergeet Herbert Flack, vergeet Gène Bervoets en vergeet Guy Van Sande. De enige echte casanova is Giacomo Casanova. Nee, hij heeft nooit op de cover van Dag Allemaal gestaan en in een comparatief onderzoek naar de weelderigst behaarde bast zou hij wellicht drie keer de duimen moeten leggen, maar als serieel vrouwenverslinder kent de Venetiaanse ladies’ man zijn gelijke niet. In tegenstelling tot de geheel fictieve Don Juan was hij overigens veel méér dan een genotzuchtige libertijn. Sure, Casanova gold als de toyboy van de pruikentijd, en meer dan één middeleeuws mokkel heeft zijn hobo d’amore bespeeld, maar achter die façade van bronstig alfamannetje ging een bereisd en belezen avonturier schuil.
Casanova was schrijver, filosoof, diplomaat en occultist – een fascinatie die teruggaat op de mystieke geneeswijze waarmee zijn grootmoeder hem van zijn chronische bloedneuzen probeerde af te helpen – maar hij studeerde ook rechten, chemie en wiskunde. Met zijn kennis van de kansberekening bedacht en introduceerde hij trouwens al in de achttiende eeuw de moderne loterij.
En dan te bedenken dat ’s werelds beruchtste rokkenjager en uitvinder van de term ‘capote anglaise’ gewoon priester wilde worden. Helaas kwam hij er in het seminarie al vroeg achter dat ook zijn vlees zwak was. Kwam daarbovenop: een alles verterende liefde voor een zekere Lucia die hij in al zijn hoofsheid niet durfde te ontmaagden, maar die door een minder scrupuleuze vlerk brutaal aangerand en bezwangerd werd. Casanova ruilde zijn hoofse bestaan voor een bandeloos leven on the road en de Venetiaanse jongeman, die op zijn elfde voor het eerst bevredigd werd door de jongere zus van een priester, zou volgens zijn eigen berekeningen over heel Europa zo’n 122 vrouwen veroveren.
Hij schuimde tijdens de achttiende eeuw het hele continent af. Eerst als rondreizende violist – toen al reeg hij de vrouwen met verbazend gemak aan zijn strijkstok – maar later vooral als aristocratische zwendelaar. Casanova was bevriend met vorsten en pausen, mocht vooraanstaande figuren als Mozart, Goethe en Voltaire aanspreken bij de voornaam en maakte van al die connecties in de achttiende-eeuwse jetset gretig misbruik om zich schaamteloos te verrijken. De niet zo schrandere exemplaren van de Europese beau monde maakte hij met ordinaire goocheltrucs en occulte praatjes hun geld en bezittingen afhandig. En werd het hem te heet onder de voeten of liepen zijn gokschulden te hoog op, dan nam Casanova de benen – doorgaans die van de eerste de beste blondine – en verkaste hij doodleuk naar de volgende hoofdstad op zijn zwendelparcours.
Zijn strafblad dikte intussen vlotjes aan en in 1755 vonden de Italiaanse autoriteiten het welletjes. Hij werd wegens godslastering en hekserij in de hoogbeveiligde Piombigevangenis gegooid, maar amper vijftien maanden later wist Casanova daar alweer uit te ontsnappen. De gewezen meesteroplichter raakte aan lagerwal en stierf in eenzaamheid.
VINCENT BYLOO
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier