Na 1993 raakt Hongkong zijn grootste talenten, zowel regisseurs als acteurs, kwijt aan Hollywood. In de voormalige Britse kroonkolonie was de opluchting dan ook groot toen in 2002 een politiefilm van eigen bodem, ‘Infernal Affairs’, een doorslaand succes bleek. Door Gerhard Busch
‘INFERNAL AFFAIRS’
VANAF 8/12 IN DE BIOSCOOP
Amper tien jaar geleden sprak de filmwereld nog respectvol over Hongkong als het Hollywood van Azië. Jaarlijks werden er ruim tweehonderd films gemaakt, waarvan een groot gedeelte ook wereldwijd verkocht werd. Hippe regisseurs als Quentin Tarantino wezen naar het Oosten als het ging om de inspiratiebronnen. Hongkong zette de toon, vooral in het misdaad- en actiegenre. Dus wat deed Hollywood? Het lokte de grootste talenten uit Hongkong naar het Westen. En een voor een gingen ze: actieregisseurs als John Woo, Tsui Hark en Ronny Wu, filmsterren als Jet Li, Jacky Chan en Chow Yun Fat.
Gevolg: de filmindustrie in Hongkong klapte in elkaar. Werden in 1993 nog 246 films gemaakt, in 2001 was het aantal bijna gehalveerd tot 126. Dat was niet alleen de schuld van de weglopers. Ook de overgang in Chinese handen van de voormalige Britse kolonie in 1997 en de bloeiende handel in illegale filmkopieën op vcd (video compact disc) en later dvd duwden de industrie dichter naar de afgrond.
Groot was de opluchting toen in 2002 de film Infernal Affairs uitkwam en een doorslaand kritisch en commercieel succes werd. Hongkong kon het nog. De woordspelige Engelse titel suggereert een flauwe parodie in de trant van Fatal Instinct, Spy Hard of Loaded Weapon, maar als je Infernal Affairs per se met een Amerikaanse film wilt vergelijken, komt Michael Manns politiethriller Heat dichter in de buurt. Met dit verschil dat Infernal Affairs, van regisseurs Andrew Lau en Alan Mak, veel beter is.
De Chinese titel is Wu jian dao en verwijst naar een geestestoestand in het boeddhisme die vrij vertaald neerkomt op het gevangen zitten in je eigen, persoonlijke hel. Het is een goede beschrijving van de identiteitscrisis waarin de beide hoofdrolspelers zich bevinden.
Ming en Yan zijn beiden op jeugdige leeftijd geronseld voor undercoverwerk. Ming door een gangsterbaas die een mannetje bij de politie wil hebben, Yan door een politie-inspecteur die een mannetje in de onderwereld wil hebben. Tien jaar later weten Ming en Yan niet meer wie ze zijn en waar ze bij horen. Ming heeft carrière gemaakt bij de politie en zou wel het rechte pad op willen, maar hij kan zich niet losmaken uit de greep van gangsterbaas Sam; Yan is opgeklommen in de onderwereld, maar wil het liefst zijn eigen identiteit terug, wat zijn baas, inspecteur Wong, blijft afhouden.
Na een mislukte drugsdeal (in de film een perfect gemonteerde sequentie van maar liefst een half uur), beseffen zowel Sam als inspecteur Wong dat ze een verrader in hun gelederen hebben. Ze weten echter niet wie, en geven – o ironie – Ming en Yan de opdracht de verrader te ontmaskeren. Wat volgt, is een heerlijk kat-en-muisspel dat tot de laatste minuut spannend en onvoorspelbaar blijft.
Infernal Affairs overtuigt op vrijwel alle fronten. De regie is precies en glashelder. Er zit geen gram overtollig vet aan deze 97 minuten durende film, waarin het geweld – zeker voor een politiefilm uit Hongkong – zeer terughoudend wordt ingezet.
Coregisseur Andrew Lau was eerst cameraman bij onder meer de films As Tears Go By en Fallen Angels van Wong Kar-Wai, Hongkongs internationaal meest gelauwerde regisseur, voordat hij halverwege de jaren negentig zijn eigen films begon te maken. Daarin vergaloppeerde hij zich nogal eens in de actiescènes, die hij zo uitbundig in beeld bracht dat ze iedere geloofwaardigheid verloren.
Lau vond in Alan Mak de ideale coregisseur. Mak sleutelde vier jaar met Felix Chong aan het scenario van Infernal Affairs en begreep dat de spanning in de film moest komen van de existentiële keuzes waarvoor de personages zich gesteld zien. Geloofwaardigheid en dus realiteitszin zijn daarvoor onontbeerlijk. Met zorg werden de parallelle problemen van de hoofdpersonages zo in elkaar gevlochten dat ook het grote publiek ze nog kon volgen.
Uiteindelijk hadden Mak en Chong een script dat zo ver was uitgewerkt dat zelfs camerastandpunten en belichting al waren aangegeven. Daarmee werd de exuberante Lau, die Infernal Affairs ook fotografeerde, ingesnoerd en kreeg hij geen ruimte voor onnodige spielerei. Het resultaat is verbluffend. De onderwereld is donker en kleurrijk, de bovenwereld zonovergoten en gefilmd in ijskoude blauw- en zilvertinten. Lau werd blijkbaar nog verder aan banden gelegd. Op de titelrol wordt Christopher Doyle, Wong Kar-Wais vaste cameraman, vermeld als ‘visual consultant’.
Dat het script tot in detail was uitgewerkt, is ongewoon in Hongkong, waar acteurs het al als een luxe beschouwen wanneer de makers ze een compleet script kunnen voorleggen. Voor finetuning is zelden tijd, omdat de verschillende projecten elkaar in razend tempo opvolgen. Het uitgewerkte script van Infernal Affairs diende als lokmiddel voor een indrukwekkende cast, die louter uit sterren van de Hongkongcinema bestaat, met in de hoofdrollen Andy Lau (niet te verwarren met regisseur Andrew Lau) als Ming en Tony Leung als Yan.
Lau (in 1961 geboren als Tak Wa Lau) is in eigen land een superster. Hij begon zoals elke filmster in Hongkong bij de televisie, maar week, toen hij in 1988 ruzie kreeg met zijn broodheren bij de Hongkong Television Broadcasts Ltd (TVB), uit naar de cinema. Inmiddels heeft hij meer dan honderd filmtitels achter zijn naam staan. En bijna evenveel platen, want Lau is al jaren de ongekroonde koning van de cantopop (bitterzoete popsongs in het Chinees). Het leverde hem zelfs een plaatsje op in het Guinness Book of Records, als de Aziatische artiest met de meeste platina platen.
Ondanks alle successen en de status als jeugdidool (nog steeds, met zijn ruim 40 jaar) duurde het lang voor Lau als filmster serieus werd genomen. De man met de hoekige kaaklijn en de vlijmscherpe haviksneus moet het vooral van zijn uitstraling hebben en het is pas sinds Johnny To’s Running out of Time (1999) dat ook zijn acteertalenten buiten Azië werden opgemerkt.
Dat laatste geldt niet voor Tony Leung (in 1962 geboren als Chiu-Wai Leung), ook een superster in eigen land, maar zo niet nog beroemder daarbuiten. Leung is de vaste acteur van Wong Kar-Wai (onder andere Happy Together,
In the Mood for Love, 2046) en al jaren een van de grote sterren van de wereldcinema. Twee jaar geleden werd hij nog met veel bombarie naar het filmfestival van Rotterdam gehaald.
Leung (‘slechts’ 65 films) werkte naast Kar-Wai met de beste Aziatische cineasten. Van John Woo (Bullet in the Head, Hard-Boiled) tot Hou Hsiao-hsien (City of Sadness). En van Tran Anh-hung (Cyclo) tot Zhang Yimou (Hero). In tegenstelling tot beroemde landgenoten als Jackie Chan en Jet Li heeft hij de overstap naar Hollywood nooit serieus overwogen. In een interview uit 2001 met Trish Mauder voor Sense of Cinema zei hij daarover: ‘In Hongkong kan ik kiezen uit een grote verscheidenheid aan rollen. De rollen die je als Aziatische acteur in Hollywood krijgt te spelen zijn zeer beperkt. (…) Ik wil in mijn films de mensen iets meegeven over mijn cultuur, mijn land. Ik zie niet in waarom ik daarvoor naar Hollywood zou moeten gaan. En toch, als er een goed script is en een interessante regisseur – stel: Martin Scorsese wil met me werken – dan zeg ik niet neen.’
Wie weet zien we Tony Leung binnenkort toch in een Hollywoodfilm, want Warner Brothers heeft voor 1,75 miljoen dollar de remakerechten van Infernal Affairs verworven. En naar verluidt zal de Amerikaanse versie geregisseerd worden door, u raadt het al, Martin Scorsese. © VPRO Gids
Gerhard Busch. Copyright VPRO Gids
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier