De Finse cultregisseur en stijfkop Aki Kaurismäki mag de Verenigde Staten niet meer binnen. En misschien is dat maar best ook. ‘Ik weet niet of ik mijn rechterarm in bedwang zou kunnen houden als ik Bush ontmoet.’ Door Ruben Nollet Portret Kris Dewitte

‘THE MAN WITHOUT A PAST’

vanaf 4 december in de bioscoop

Vind je het erg als we eerst een kwartiertje gewoon wat kletsen? Ik ben heel nerveus,’ vraagt de Finse cineast Aki Kaurismäki als ik hem op het voorbije Gentse filmfestival de hand schud. Voor mij geen probleem. Eerlijk gezegd ben ik blij verrast dat de man überhaupt nog overeind zit. Twee uur eerder mocht ik geamuseerd toekijken hoe de steeds wanhopiger kijkende mensen van de filmverdeler Kaurismäki letterlijk van zijn barkruk moesten sleuren om hem aan de interviews te laten beginnen. De man heeft dan ook een hele reputatie op het vlak van alcoholconsumptie en ongewoon gedrag. Toen tijdens de persconferentie op het festival van Cannes, waar zijn nieuwe film The Man Without a Past in competitie zat, zijn gsm rinkelde, gooide hij het ding prompt door de zaal. Zijn drank van de dag is afwisselend Leffe en brandy, maar Finnen verteren die dodelijke combinatie blijkbaar stukken beter dan de gemiddelde mens. Hij heeft ook ervaring zat, vertelt hij me tijdens onze opwarmingsbabbel. Als tiener reisde hij ooit heel Europa af, en om zich bezig (en warm) te houden, ging hij in de stations pinten drinken met telkens nieuwe vrienden. ‘Ik had heel weinig geld’, zegt hij. ‘Ik moest elke dag kiezen tussen drank en voedsel.’ Drie keer raden wat er doorgaans door zijn keel vloeide. In België werkte hij zich op die manier door de pakweg 400 biersoorten die ons landje rijk is, en Leffe en Jupiler bevielen hem het best. Dat inleidende gesprekje kaatst alle kanten tegelijk uit, van de Finse volksaard (‘Finnen zijn heel eenzame mensen. Dat komt omdat niemand anders hun taal spreekt. Dus leren ze op school zes andere talen: Zweeds, Noors, Frans, Duits, Engels en Russisch. Dat is ook de reden waarom ik ben gaan reizen, uit pure eenzaamheid.’) tot Stalins aanval op Finland tijdens de Tweede Wereldoorlog (‘We lieten hem weten dat we zijn interesse apprecieerden, maar dat we toch liever onafhankelijk bleven. Stalin was een lul. Ik moet altijd aan hem denken als ik die pipo aan het werk zie die zich de president van de Verenigde Staten noemt.’) Kaurismäki zegt niet veel, maar hij houdt ook geen blad voor de mond. Dat mocht het filmfestival van New York eind september ervaren. Kaurismäki zou er zijn film komen voorstellen, maar weigerde nog te komen toen hij vernam dat de Iraanse filmmaker Abbas Kiarostami geen visum kreeg van de Amerikaanse regering. ‘Als de Amerikaanse overheid geen Iraniër wil, zullen ze in elk geval niets kunnen doen met een Fin’, motiveerde hij zijn beslissing. Nu, dat Kaurismäki zijn eigen ding doet en aan niemand rekenschap wenst af te leggen, weet iedereen die ooit een van zijn films gezien heeft. De man schreef aanvankelijk scenario’s voor zijn oudere broer Mika, maakte in 1983 zijn regiedebuut met de Dostojewski-verfilming Crime and Punishment en ontwikkelde zich al snel tot de meest opgemerkte cineast uit de Finse filmgeschiedenis. De helden in zijn gestileerde verhalen (zoals The Match Factory Girl en Drifting Clouds) komen steevast uit de onderste lagen van de bevolking, en in The Man Without a Past is het niet anders. De vaste Kaurismäki-acteurs Markku Peltola en Kati Outinen spelen respectievelijk een man die na een vechtpartij het geheugen verliest en de Leger des Heils-vrijwilligster die zich over hem ontfermt. Als we aan het interview beginnen, belooft Kaurismäki me om zijn best te doen, heel diep na te denken voor hij antwoordt en eerlijk te zijn. Achteraf zal hij zeggen: ‘Ik heb het diepste van mijn gedachten laten zien en ik weet dat jij dat gezien hebt.’ Dit is met andere woorden een diepte-interview à la Kaurismäki.

Hoe komen twee Finse broers in de filmbusiness terecht?

Aki Kaurismäki: We waren vroeger allebei schilder. Geen kunstenaars, hoor. We schilderden huizen. En op een dag vonden we dat ons leven zo niet verder kon. Ik weet nog dat mijn broer zijn borstel door de kamer recht in een lege verfpot slingerde. Heel stijlvol vond ik dat. We zijn die dag dan maar naar de film geweest. Het grappige is dat we allebei tegelijk op het idee zijn gekomen om zelf films te maken. Hij woonde toen in München en ik nog in Finland, en we stuurden elkaar op hetzelfde moment een brief om te zeggen dat we een nieuwe carrière gevonden hadden. Cinema.

Naar wat voor films keken jullie als kind?

Kaurismäki: Als kind keken we gewoon veel tv, net zoals al onze leeftijdsgenootjes. De passie voor cinema is pas later gekomen en toen bekeken we alles wat we konden vinden, tot en met Eisenstein en Sokourov.

Weet je nog wat de allereerste film was die je in een cinema gezien hebt?

Kaurismäki: Mijn vrouw zei me ooit dat haar allereerste film de Chaplin-film The Gold Rush was. Daar ben ik stikjaloers op, want de allereerste film die ik ooit zag, was Tarzan. Een van de Johnny Weismüllers. Ik weet niet eens meer welke, en dat zegt genoeg. Ik begreep er ook niet zoveel van. Ik was tenslotte nog maar drie en een half. Ik kon nog niet lezen, dus de ondertitels gingen aan mij voorbij.

Ik wist niet dat Finland zijn films ondertitelde.

Kaurismäki: O ja. Ik woon tegenwoordig in Portugal, en daar is dubbing zelfs bij wet verboden. Meteen de enige goeie wet die Salazar destijds opgelegd heeft. Hij was een dictator, moet je weten, en geen goeie. Die antidubbingwet was het resultaat van de wederzijdse haat tussen Salazar en Franco. Omdat Franco alle films liet dubben in het Spaans, wou Salazar dat alle films in hun originele taal te zien zouden zijn. Twee buren dictators die elkaar rauw lusten, je ziet dat er nog iets goeds van kan komen.

Wat voor dingen maakten jij en je broer toen jullie pas begonnen?

Kaurismäki: Het eerste wat we gemaakt hebben, was een film die The Liar heet. Hij was drie kwartier lang. Ik heb hem geschreven en ik speelde er ook in mee, omdat we geen geld hadden om deftige acteurs in te huren.

Je personage in die film heette Ville Alpha en je hebt die nog eens gespeeld in The Worthless . Acteerde je graag?

Kaurismäki: O nee. Ik ben heel snel naar de andere kant van de camera gelopen omdat ik me daar veel beter kon verstoppen. Ik weet dat acteren niet meteen mijn grootste talent is. Niet dat ik zoveel beter ben als filmmaker, maar het gaat me tenminste iets beter af.

Werk je soms nog samen met je broer?

Kaurismäki: Nee. Sinds 1986 al niet meer, toen ik besloot om me op mijn eigen films te concentreren. We zijn allebei enorm koppig, moet je weten. Intussen hebben we ons bedrijf Sputnik trouwens ook opgedoekt. Het bestaat nu enkel nog uit mezelf. We hebben elk onze eigen weg gekozen.

Is er een reden waarom hij in Amerika is gaan werken en jij niet?

Kaurismäki: Geen idee. Ik ben ook al in Amerika geweest, hoor. Ik heb niets persoonlijks tegen dat land, maar er zijn nu eenmaal morele principes waarmee ik rekening moet houden. Anders kan ik evengoed dood vallen.

Wat waren de reacties op jouw boycot?

Kaurismäki: De baas van het filmfestival van New York, Richard Peña, zag plots Abbas, Bertrand Tavernier en mij van de gastenlijst verdwijnen, maar hij heeft me toch gefeliciteerd voor mijn koppigheid. Hij begreep dat ik niet het festival zelf boycotte, maar de regering van die idioot, de loopjongen van de olie-industrie. Bush heeft geluk dat ik hem nooit ontmoet heb, want ik weet niet of ik mijn rechterarm in bedwang zou kunnen houden. Maar het gevolg is dus dat ik niet meer naar Amerika kan, en dat vind ik jammer. Ik heb er een hoop vrienden van wie ik graag nog afscheid had genomen. Jim Jarmusch bijvoorbeeld. En ik hou wel van New York. Maar nu is het dus te laat.

Mag je niet meer binnen of weiger je nog te gaan?

Kaurismäki: Ik mag niet meer binnen omdat ze mij geen visum meer zullen geven. Tenzij ik mezelf verneder, denk ik. Wat met andere woorden betekent dat ik daar geen voet meer zal zetten.

Eén ding valt enorm op bij jouw films, en dat is dat je verhalen vertelt over gewone mensen, blue collar…

Kaurismäki: Blue Collar is een film van Paul Schrader. Als filmmaker stelt hij bitter weinig voor. Als scenarist ook, moet ik zeggen, ook al heeft hij met Scorsese gewerkt. Ik wens hem veel geluk.

Juist ja, maar wat ik wou vragen, is hoe je erbij gekomen bent om jouw verhalen in zo’n sprookjessfeer te gieten.

Kaurismäki: Ik werkte als afwasser in een restaurant in Stockholm en ik heb mijn stijl ontwikkeld terwijl ik de afwas deed. En toen ik die stijl verzonnen had, zei ik tot mezelf ‘Mijn jongen, je hebt nu die ene stijl, blijf daar nu maar bij.’ Wat ik dus heb gedaan. Ik heb er nooit iets aan veranderd.

Heb je trouwens nog steeds je eigen restaurants in Helsinki?

Kaurismäki: Ja, een stuk of vijf. Ik ben er veel mee bezig. Maar ik denk dat ik in de nabije toekomst zal moeten kiezen. Een film kan je nog via de telefoon maken, maar een hotel of een restaurant vanop afstand runnen, is een pak ingewikkelder.

Wat zijn jullie specialiteiten?

Kaurismäki: Vodka. Dat is ons menu.

Ben je zelf een goeie kok?

Kaurismäki: Ja. Geef me 15 minuten en ik maak de beste spaghetti die je ooit geproefd hebt. Met zeevruchten. Als ik meer tijd heb, durf ik al eens een goeie coeur de filet de provençale klaarmaken.

Kook je soms in je eigen restaurants?

Kaurismäki: Soms wel, ja. Dat is waarschijnlijk de reden waarom niemand bij mij wil komen eten. Al heb ik zelf nooit klachten gehad. Ik blijf veilig in de keuken.

Waarom ben je ooit met die restaurants begonnen?

Kaurismäki: Omdat ik een zenuwachtig kind ben. Als ik niet bezig ben met een film, ben ik zo nerveus dat ik iets om handen moet hebben.

Ben je een goeie baas, denk je?

Kaurismäki: Ik ben in elk geval een heel eerlijke baas. Ik zorg altijd goed voor mijn werknemers. Altijd.

Heb je ooit iemand moeten ontslaan?

Kaurismäki: Ja. Ik heb het er vreselijk moeilijk mee. Maar als iemand zijn job niet ernstig neemt, dan wil ik niet meer met hem samenwerken.

Vind je films maken gemakkelijker dan een restaurant runnen?

Kaurismäki: Een restaurant runnen, is peanuts. Films zijn pas moeilijk.

Ook al ken je je stijl en je soort verhalen vanbuiten?

Kaurismäki: Absoluut. Het moeilijke is om er iets waardevol van te maken. Cinema is een verdraaid lastige kunstvorm. Anders zou iedereen het proberen.

Heb je ooit iets anders geprobeerd dan cinema?

Kaurismäki: (toont de littekens op zijn handen) Die heb ik gekregen toen ik als stoker in een hospitaal werkte. Ik heb ongeveer 40 beroepen uitgeoefend voor ik met cinema begon. Ik heb ze ooit eens geteld toen ik niet kon slapen, en ik kwam uit bij 42. Wat overigens niet wil zeggen dat ik zoveel arbeid verricht heb, alleen dat ik weet waarover ik het heb als ik verhalen vertel over mensen uit de arbeidersklasse en over werklozen. Ik weet hoe het voelt om zonder werk te zitten. Ik ben nergens een complete amateur in.

Ik bedoelde eigenlijk of je ooit een andere kunstvorm geprobeerd hebt dan cinema.

Kaurismäki: Ik ben een onderlegde graficus. Ik kan tekenen, maar niet schilderen. De laatste 20 jaar heb ik wel weinig tijd gehad om het te beoefenen. Ik heb geen tijd om te ademen. Ken je de Franse dichter Henri Michaux? Hij schreef ooit ‘We rennen en rennen, en dan stoppen we voor een open graf. Geen tijd om een woord te zeggen, geen tijd om te ademen.’ Dat is mijn situatie.

Je zou bijvoorbeeld storyboards kunnen tekenen.

Kaurismäki: Ik geloof niet in storyboards. Ik leg de eerste repetitie meteen vast op film.

Jouw methode is om de helft van je films te improviseren en de andere helft precies op papier te zetten. Bij welke soort hoort The Man Without a Past ?

Kaurismäki: Daar stond alles op papier. Tijdens het draaien heb ik een paar zinnen aangepast, maar dat was alles. Drie maanden voordat we beginnen draaien, beslis ik of een film geïmproviseerd moet worden of niet. Ik heb een heel eigen werkwijze. Alles gebeurt in mijn onderbewuste. Daar laat ik het ongeveer een jaar sudderen en vervolgens zet ik het in één weekend op papier. Op dat moment weet ik hoe ik het zal aanpakken, met een script of niet.

Vind je gemakkelijk acteurs die volgens die methode willen werken?

Kaurismäki: Twintig jaar geleden was het soms moeilijk omdat ze me niet kenden. Nu zijn al die acteurs mijn vrienden en vertrouwen ze me. Dat is een zware blunder van hen omdat ik een verschrikkelijk slechte regisseur ben, maar ze doen het wel.

Komen de ideeën voor je films je vlot voor de geest?

Kaurismäki: Ik heb nu al 16 keer hetzelfde verhaal verteld, en het wordt steeds moeilijker om een nieuwe manier te vinden om dat verhaal nog eens te herhalen. Maar ik doe gewoon door. Het zal een zwaar machinegeweer moeten zijn dat mij tegenhoudt.

Heb je niet het gevoel dat je beter wordt? Dertien films is niet niks.

Kaurismäki: Nee. Ik denk dat ik vlak voor mijn dood zal doorhebben hoe het moet. Misschien zal ik één goeie film maken op het eind van mijn leven. Dat zou mooi zijn.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content