Voor het Blue Note-Festival in Gent brengt het legendarische platenlabel een compilatieplaat uit, met artiesten die over enkele weken de Oost-Vlaamse hoofdstad zullen aandoen. Een goed moment om aan vier meestermixers te vragen welke sporen de jazz in hun muziek nalaat.

‘All That Jazz. Blue Note Festival Edition 2003’ Uit op 2/6 bij Blue Note

Tien jaar geleden veranderde een dwerg met een falsetstem voorgoed de dancewereld. Pee Wee Marquette heette hij, en hij was de huis-MC van de mythische jazzclub Birdland op de hoek van Broadway en 52nd Street in New York. ‘Ladies and gentlemen, as you know, we have something special here at Birdland this evening. A recording for Blue Note Records.’ Jazzliefhebbers herkenden er meteen de openingstrack van Art Blakey û A Night at Birdland Volume 1 in. Voor de rest van de wereld is het sinds 1993 de opener van Cantaloop van Us3, dat vrij spel kreeg in het archief van het legendarische Blue Note-label en voor zijn debuutsingle Cantaloupe Island van Herbie Hancock een drum-‘n-bass-jasje aanmat.

De mix van dance en jazz bestond al enkele jaren, maar sindsdien is die fusion wel erg bon ton, zowel bij samplende danceprojecten, deejays als live-groepen. Wanneer wordt inspiratie diefstal? En wat kan zoal dienen? We sleepten vier mengmeesters – Buscemi, Sven Van Hees, Moiano en DJ Smash – voor onze cassetterecorder, draaiden op de achtergrond een stukje vroege Miles Davis en tikten af en toe met een bic op tafel. Alles samen klinkt dat ongeveer zo:

Weten jullie nog hoe jullie voor het eerst met jazz in contact kwamen?

DJ Smash: Ik voelde me als kind meteen aangetrokken tot alles wat funky was en een goeie vibe had. Veel van die dingen waren achteraf gezien pop en seventies funk, maar ook veel jazz: Donald Byrds Places and Spaces, Roy Ayers’ Everybody Loves the Sunshine, Herbie Hancock. Veel van die muziek werd door de puristen niet meer als jazz beschouwd, maar ze probeerden tenminste het concept van de jazz uit te rekken. But I came in through the funk door.

Dirk Swartenbroekx (Buscemi): Toen ik een jaar of vijftien was, kocht ik vooral big band-platen, zoals Duke Ellington. Daarvoor zat ik in de punk. Later ben ik dan naar rare, moeilijker muziek gaan luisteren, zoals Les Disques Du Crépuscule en Cabaret Voltaire. En dat beïnvloedt nog altijd mijn muziek.

Herinneren jullie je nog

je allereerste plaat?

Peter Lesage (Moiano): De eerste die ik ooit heb gekregen, was Thriller van Michael Jackson. Lach maar, ik vind het nog altijd een schitterende plaat. Quincy Jones als producer, dat is toch fantastisch? Mijn eerste jazzplaat was waarschijnlijk Headhunters, als je dat tot de jazz kunt rekenen.

Swartenbroekx: Mijn eerste was een picture disc van het soloalbum van de drummer van Kiss (lacht).

Sven Van Hees: Bij mij was het een ouwe van Giorgio Moroder: From Here to Eternity. Mijn eerste jazzplaat was Telecommunication van Azymuth. Die staat nog altijd in mijn toptien.

Wat maakt een jazzplaat bruikbaar voor jullie werk?

Lesage: A Love Supreme van John Coltrane is altijd mijn voorbeeld geweest, omdat die plaat voor mij voor ultieme vrijheid staat. Als ik denk aan mensen die nu jazz spelen, heeft dat bijna niets meer met vrijheid te maken. De stijl die vijftig jaar geleden nog een uiting van rebellie was, is nu een school geworden. Coltrane combineerde die drang om ver te gaan met spiritualiteit, en dat boeit me enorm. Voor mij is het narratieve trouwens belangrijker dan de groove.

Van Hees: Ik zoek kleuren. Als ik een nummer maak, ga ik op zoek naar een stuk groen of rood. Ik heb drie noten nodig om een sfeer te kunnen pakken. Dat kan alles zijn: een stem, een baslijn, een pianoakkoord. Ik stop die noten in een loop in mijn computer, en dan hoor ik in mijn hoofd wat ik eraan wil toevoegen. Maar dat is nooit een essentieel thema – Cantaloupe Island van Herbie Hancock, om maar iets te zeggen. Ik doe het liever met loops die niet belangrijk zijn in het originele nummer. Dat ligt me te veel voor de hand. Je moet toch altijd wat respect tonen tegenover de artiesten die het origineel hebben gemaakt.

DJ Smash: Mij is het altijd te doen om de manier waarop mensen experimenteren – onder andere met nieuwe technologie – terwijl ze toch geworteld zijn in de essentie van improvisatie, en liefst gebracht door muzikanten en producers die je normaal niet op dezelfde plaat tegenkomt. Dat is precies wat ik met Phonography wou bereiken: als je die playlist ziet, moet je je wel afvragen hoe je al die verschillende mensen binnen één coherent concept kunt krijgen. En dan maar hopen dat het zinnig klinkt voor buitenstaanders.

Swartenbroekx: Ik gebruik veel Braziliaanse en veel oude wereldmuziek, zoals Cubaanse spullen uit de jaren veertig. Eens kwam ik in Venezuela in een schamel winkeltje terecht. Wat ik daar heb gekocht, is eigenlijk de basis van Our Girl in Havana geworden. Heel obscure, Amerikaanse mambo en dergelijke. Mocht je het al kennen, ga ik je het toch niet vertellen û een mens moet zijn bronnen een beetje beschermen (lacht). Ik zoek een toffe melodie of baslijn. Meestal programmeer ik eerst wat ritmes en daar bouw ik de rest rond op. In deze tijden is het nogal gevaarlijk om volledige deuntjes zomaar even over te nemen. Normaal heb ik geen problemen met samplen, maar als je platen op wat grotere oplage uitkomen, ligt dat juridisch iets anders (lacht). Tegenwoordig laat ik dergelijke partijen door eigen muzikanten inspelen. Ik heb de kans gehad om voor Blue Note een compilatie te maken ( A Warm Blue Note Session, bc), en kon lekker grasduinen in hun archief. Dat was natuurlijk ontzettend leuk om te doen. Maar om nu echt zomaar hele brokken onbewerkt op je eigen platen te zetten, dat lijkt me te gemakkelijk.

Door Bart Cornand

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content