Munich is gebaseerd op Vengeance: The True Story of an Israeli Counter-Terrorist Team, een boek dat in 1984 gepubliceerd werd door de conservatieve Canadese journalist George Jonas. Daarin wordt het als een roman gepresenteerde verhaal verteld van de ex-Mossad-agent Avner. Die verbreekt voor het eerst het stilzwijgen en werpt licht op een geheime, door de staat Israël gefinancierde wraakmissie waarin hij samen met zijn team elf Palestijnse activisten moest uitschakelen. Na twee jaar undercoverwerk, waarbij hij negen succesvolle liquidaties uitvoerde, besloot Avner om zijn missie stop te zetten en de Mossad vroegtijdig te verlaten. Op begrip van zijn oversten hoefde hij daarbij niet te rekenen. Zijn geheime Zwitserse bankrekening werd meteen geblokkeerd en zijn gezin werd bedreigd, voor Avner een reden om bij Jonas aan te kloppen en zijn verhaal wereldkundig te maken.
In hoeverre Avners getuigenis betrouwbaar is, valt onmogelijk te achterhalen, omdat niemand alle Mossad-dossiers kan inkijken. Toch berust Avners verhaal in grote lijnen op waar gebeurde en verifieerbare feiten. Dat blijkt ook uit het recent gepubliceerde boek Striking Back, geschreven door Aaron J. Klein, voormalig inlichtingenofficier, militair expert en redacteur bij Time. Op basis van geheime rapporten, strategische achtergronden en exclusieve gesprekken met Mossad-agenten doet Klein daarin niet alleen het relaas van de dramatische gijzelingsactie te München, hij brengt ook een onthullende reconstructie van de vergeldingsoperatie door Israël. Succesvol kun je die bezwaarlijk noemen, stelt Klein onomwonden. Het idee dat Israël de échte Palestijnse verantwoordelijken voor het bloedbad één voor één opruimde, berust volgens hem op een zowel door de Mossad als door de PLO gecreëerde mythe. De Israëli’s, zo schrijft Klein, moesten zich tevredenstellen met kleinere doelwitten, veelal activisten die niks met München te maken hadden. Het meest frappante voorbeeld daarvan is het eerste slachtoffer Wael Zwaiter, die al enkele weken na München werd neergeschoten in Rome. ‘Het hoofd van de lokale Zwarte September-cel’, zo meldde de Mossad indertijd aan Golda Meir. ‘Een vergissing gebaseerd op onduidelijke informatie’, zo getuigt een kroongetuige jaren later in het boek van Klein.
Terwijl Israël aanvankelijk had gezworen de echte boosdoeners aan te pakken, moest de Mossad algauw zijn beperkingen erkennen. Nogal wat terroristische zwaargewichten werden constant omringd door lijfwachten en leefden ondergedoken in het Oostblok of in Arabische landen, waar de Israëli’s zich onmogelijk konden wagen. Vandaar dat het vizier gaandeweg werd gericht op Palestijnse activisten die vrijuit in West-Europa rondliepen. Van de échte Palestijnse verantwoordelijken, zo beweert Klein, heeft de Mossad dan ook uiteindelijk slechts één man kunnen uitschakelen: Atif Beiso, die pas in 1992 in Parijs werd vermoord. De anderen zijn ofwel nog steeds in leven, zoals Mohammed Daoud die al felle kritiek leverde op Spielbergs film, of vonden op een geheel andere manier de dood, zoals Abu Iyad, de leider van de Zwarte September, die in 1991 door een Palestijn werd neergeschoten. Tragische ironie: het kent duidelijk vele gezichten.
D.M.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier