Vanaf volgende week is de Belgische stripauteur François Schuiten voorzitter van de dertigste editie van het bekende stripfestival in Angoulême. En hij zal van zich laten horen. ‘Het wordt tijd dat men beseft dat de strip niet zo onnozel is alS hij eruitziet.’

festival van angoulême van 23 tot 26/1. Info: www.labd.com

Het kwam vorig jaar als een complete verrassing. De Belgische stripauteur François Schuiten kreeg als derde Belg de Grote Prijs van de stad Angoulême, de belangrijkste prijs die een stripauteur kan krijgen. Niet dat de 46-jarige Brusselaar Schuiten geen valabel kandidaat was: insiders tipten hem al een tijd. Maar de kans dat hij de prijs ook zou krijgen, bleef klein. De laatste jaren ging die immers vaak naar Franse humoristen die buiten het eigen grondgebied nauwelijks bekendheid genieten, zoals Florence Cestac, Daniel Goossens en Martin Veyron. Aangezien de vorige winnaars de volgende verkiezen, kon die tendens zich nog een hele tijd voortzetten. Het was bovendien al van 1977 geleden dat een Belg de Grote Prijs kreeg. Toen was dat Jijé ( Jerry Spring), de leermeester van onder anderen André Franquin ( Guust Flater, Robbedoes en Kwabbernoot), die zelf de allereerste Grote Prijs in 1974 naar België haalde.

François Schuiten kreeg de prijs om zijn stripcyclus De duistere steden, waaraan hij al twintig jaar werkt, samen met zijn vaste kompaan Benoît Peeters. Met albums als De muren van Samaris, De koorts van Urbicande, Brüsel, De Toren, De archivaris, Het scheve kind en dit jaar nog het eerste deel van De onzichtbare grens verwierf hij een eigen plek in de canon van de volwassenenstrip. De strips van Schuiten en Peeters spelen zich af in een parallel universum dat sterk op het onze lijkt, maar ook wordt gevoed door de fictie van Jules Verne, José Luis Borges, Franz Kafka en architectuur van bijvoorbeeld Victor Horta. Maar Schuiten dankt zijn prijs niet alleen aan de kwaliteit van zijn strips. Ook zijn imago als grensverlegger en zijn talent als driedimensionaal kunstenaar hebben wellicht meegespeeld. Niet alleen experimenteren Schuiten en Peeters in hun strips vaak met andere manieren van vertellen (gescheiden tekst en beeld, of een afwisseling van tekeningen en foto’s), ze breiden hun stripuniversum ook uit via spoken word performances, documentaires of dvd’s. Schuiten ontwierp bovendien gebouwen, decoreerde twee metrostations, werkte mee aan de film Taxandria van Raoul Servais, richtte een paviljoen op de wereldtentoonstelling van Hannover in en organiseerde een aantal ondertussen legendarische tentoonstellingen. Het is dus gezien zijn palmares wellicht geen toeval dat Schuiten net de Grote Prijs kreeg voor een jubileumeditie, die traditioneel wat spectaculairder is dan de gewone edities.

Bent u een regelmatig bezoeker van het festival?

FrançoisSchuiten: Dat niet, maar mijn relatie met Angoulême gaat al heel wat jaren mee. Bij de tweede editie van het festival, in 1975, heb ik er mijn eerste tentoonstelling samengesteld. Dat was Le 9e Rêve, samen met heel wat andere auteurs, onder wie Sokal, Andreas, Berthet. Op het volgende festival waren we aanwezig met onze eerste bloemlezing en toen hebben we een prijs gewonnen. In 1985 hebben Benoît en ik de prijs voor het beste album gekregen voor De koorts van Urbicande. Die prijs heeft zeker bijgedragen tot de bekendheid en de verkoop van de reeks. Daarna wilde ik niet meer terug naar Angoulême, want ik vond het moeilijk om terug te keren naar een plaats waar je zulke geweldige ervaringen hebt gehad. Maar toen hebben ze me in 1990 gevraagd voor een grote tentoonstelling over de Duistere Steden, Le musée des Ombres. Dat was een ongelooflijk project. Een stripexpo van die omvang was tot op dat moment nooit gerealiseerd. Ze is onder meer in Parijs, Brussel, Zwitserland en Duitsland te zien geweest. Het was een laboratorium van de scenografie, met decors, met gigantische bibliotheken, bewegende personages en panoramische projecties. We hebben er heel veel tijd en geld in gestoken, maar het was ook een fantastisch avontuur. Na die tentoonstelling had ik weer geen zin meer om naar Angoulême te gaan, want ik vond dat ik alles al gehad had. Maar plots viel die prijs uit de lucht. Mijn relatie met Angoulême is dus lang en passioneel, hoewel ik er niet zo vaak ben geweest.

Wat is de impact van een voorzitter van het festival?

Schuiten: In het begin had de voorzitter geen wezenlijke invloed op het festival. Maar inmiddels bepaalt hij in grote lijnen de koers voor de volgende editie. Mij hebben ze gevraagd om meteen aan het werk te gaan. De dag zelf van mijn verkiezing hebben ze me gevraagd om eraan te beginnen. We werken dus al maanden en maanden.

Het was een vergiftigd geschenk?

Schuiten: Een echt vergiftigd geschenk. Want het is gratis en voor niks. Voor het prestige van Angoulême. Ik ben voorzitter, maar dat wil niet zeggen dat ik doe wat ik wil. Ik moet rekening houden met een logistieke machine. Een andere moeilijkheid is dat het een festival van de strip in zijn geheel, van het beroep in zijn verscheidenheid moet zijn en niet van de strip die ik leuk vind. Het is dus allemaal wat ingewikkelder dan het lijkt. Ook is de druk erg groot. Ten eerste omdat het de dertigste editie van het festival is en ten tweede omdat er blijkbaar veel van mij verwacht wordt. Toen ik tot voorzitter benoemd werd, zei iedereen: ‘Met jou krijgen we zeker een fantastische tentoonstelling, want jij bent scenograaf.’

Wat waren uw doelstellingen voor het festival?

Schuiten: Toen ik de prijs kreeg, heb ik me meteen afgevraagd wat ik als Belg kon bijbrengen aan het festival. Het antwoord is: het internationale aspect versterken. Van Angoulême het hart maken van de hele stripwereld. Niet alleen van de Franse en de Belgische, maar ook van de Amerikaanse, de Japanse en de Koreaanse. De affiche die ik gemaakt heb, toont niet zomaar een open venster. Het open venster is een manier om te zeggen: Laten we kijken naar de wereld. Angoulême is het aan zichzelf verplicht aandacht te schenken aan strips uit de hele wereld, zeker nu met zijn dertigste verjaardag. San Diego, de tegenpoot in de VS, doet dat namelijk helemaal niet. Dat is een erg navelstaarderig festival.

Ons grote project zijn de internationale ontmoetingen, interactieve lezingen van auteurs uit de hele wereld zoals Spiegelman of Otomo. Die laatste komt maar heel zelden naar Europa, gaat bijna nooit op dit soort uitnodigingen in. Ik ben hem speciaal gaan opzoeken in Tokio. We wilden in het algemeen het niveau opnieuw verhogen. Het niveau van de tentoonstellingen was erg, erg laag, vind ik. Originele prenten, pff. Benoît en ik maken zelf geen klassieke expositie meer, we maken een installatie, we verlaten de platgetreden paden. Onze tentoonstelling zal volledig gericht zijn op de toekomst en helemaal niet achteromkijken. Een retrospectieve is per definitie een beetje doods. Er zullen veel verrassingen in zitten en weinig strips. In elk geval geen originelen van boeken die al gepubliceerd zijn. De weinige originelen zullen platen zijn die ik het afgelopen jaar heb getekend, maar nog niet verschenen zijn.

U toont weinig originele platen en u signeert ook zelden of nooit. Tegelijk bestaan stripfestivals vooral bij gratie van signeersessies. Is dat geen contradictie?

Schuiten: Dat is een beetje provocerend, ja. Ik ga daar mensen mee teleurstellen, dat weet ik nu al. Maar het loont de moeite om de verwachtingen van je publiek af en toe te doorbreken. Vooral op de lange termijn. Je moet weten dat tachtig procent van de jaarlijkse persaandacht voor strips in Frankrijk naar het festival van Angoulême gaat. Dus vind ik dat je dan meer moet kunnen presenteren dan lange files bij de signeersessies. Angoulême moet een alternatief kunnen bieden. Het festival zou een ideaal moment kunnen zijn om een stand van zaken over de strip op te maken. Ik zou graag zien dat de pers eens de boodschap overbrengt dat de stripwereld nog niet zo onnozel is als hij eruitziet. We moeten iets doen aan ons imago.

Hoe kijkt u aan tegen de hedendaagse stripwereld in het algemeen?

Schuiten: Ik sta versteld van de variëteit en de kwaliteit van de strips op dit moment. Maar de verrassingen zitten zelden bij de gevestigde uitgevers. De strip doet het economisch erg goed, maar niet alle strips doen het goed. De kloof tussen de goed verkopende en minder goed verkopende strips wordt alsmaar groter en er zit niks meer tussen. Door professionele marketing worden de succesreeksen nog succesvoller, maar de andere strips raken in de verdrukking. Toen ik begon, bestond er een ruime grijze zone tussen de ‘rijken’ en de ‘armen’.

Een van de opvallende kenmerken van uw werk over de Duistere Steden is dat u de fictie voortzet in de realiteit. U houdt performances en doet graag vaag over het werkelijkheidsgehalte van de verhalen. Waarom houdt u de fictie en de realiteit niet meer uit elkaar?

Schuiten: Voor Benoît en mij is dat volkomen natuurlijk. We kennen elkaar al van toen we twaalf waren en toen deden we dat ook al. Ik vind dat nu ook nog altijd een interessant spel. Volgens mij bestaat onze realiteit niet echt. Iedereen vormt voor zichzelf een fictieve realiteit op basis van wat we zien en voelen. Het heeft er ook mee te maken dat ik niet houd van het louter imaginaire. Fantasie vind ik een vies woord. Ik vind dat als je fictie maakt, je die altijd stevig moet verankeren in de realiteit. Ik doe altijd mijn best om niks volledig te verzinnen voor een verhaal.

Als ik uw laatste boeken lees, bijvoorbeeld het eerste deel van ‘De onzichtbare grens’, dan heb ik de indruk dat u de kritiek dat uw boeken te veel over architectuur gaan, beu bent.

Schuiten: Vooral omdat het een erg oppervlakkige blik op ons werk is. Het is zeker waar dat ik geïnteresseerd ben in ruimte, in omgeving. Maar we besteden daar vooral veel aandacht aan omdat we personages in die context willen laten functioneren. Dàt boeit me, hoe een mens een maatschappelijk systeem kan ondergaan. Onze personages groeien in zo’n verhaal, ze veranderen onder invloed van het systeem. Ook voor ons is elk nieuw boek een groeiproces. We maken geen boeken tenzij we met iets nieuws bezig zijn. De onzichtbare grens gaat bijvoorbeeld ook indirect over de taalgrens tussen Vlaanderen en Wallonië. Ik kan er dus niet goed tegen dat mensen ons werk reduceren tot boekjes over architectuur. Er zijn zelfs mensen die zeggen dat ik eens een andere scenarist moet nemen, terwijl ik zelf met Benoît mijn verhalen schrijf. Ik doe alles graag zelf en heb er dus geen behoefte aan om bepaalde dingen uit te besteden. In mijn stripwerk is alles onderling verbonden.

Door Gert Meesters en Joos Meesters

Het loont de moeite de verwachtingen van je publiek af en toe te doorbreken.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content