Er was eens

© © VRT

Er zijn geen zekerheden meer. Een programmavoorstel met ‘museum’ als onderwerp belandt bijna per definitie bij de ongewenste mails. Televisie is een conservatief medium dat zich net als de gemiddelde verzekeringsnemer vastklampt aan behoorlijk onwrikbare regels. Wat je in beeld brengt, moet zichtbaar zijn, kan maar beter iets te vertellen hebben en is liefst van al levend. Fossielen, stenen van 3,4 miljard oud, ondergrondse en ontoegankelijke plekken en botten van verdwenen dieren vallen allemaal onder de categorie ‘dood’ en dus onbruikbaar voor een medium dat leeft van het beeld.

En toch is Er was eens gemaakt. Soms dwarrelen ideeën door de mazen van het net, als de uitzonderingen die de vastgeroeste regels te kijk zetten. En als het goed is, komen daar pareltjes uit voort. Er was eens is zo’n wonderlijk kleinood. Ja, het is een programma over een museum, het Museum voor Natuurwetenschappen in Brussel en het bijbehorende Instituut, een wanstaltige toren in het hart van de Europese wijk, maar het is vooral een programma over de hele wereld en de plaats die de mens daarin heeft of opeist.

De dood was nog nooit zo levend als in Er was eens.

Op de tijdschaal van de aarde zijn we een stofje. De vijfhonderdduizend stenen en vierhonderdveertigduizend boorkernen die het instituut in op maat gemaakte kasten in een gang met een vloer van gewapend beton bewaart, vormen de toegangspoort tot de wereld zoals hij er min of meer uitzag voor wij opdoken en van alles in de grond plantten. Stenen praten niet. Om te horen wat ze zeggen moet je vooral leren kijken en je niet laten afleiden door hun looks. ‘Een beetje zoals met jongens’, grinnikt geologe Sophie Decrée, want ja, Er was eens toont wetenschappers met gevoel voor humor en een glimp van emotie.

In haar ene hand hield Decrée de bink, een glimmende, metaalkleurige kubus, in haar andere het kneusje, een miezerig zwart hoopje steen. Het eerste specimen, pyriet, zette ze weg als oninteressant; het tweede, komatiiet, was onooglijk – je zou er op een bergwandeling zo overheen stappen – maar deze steen had de respectabele leeftijd van 3,6 miljard jaar. Hoe lelijk ook, hij mocht zich trots de oudste steen van de collectie noemen. Zeggen dat Decrée er met verliefde blik naar tuurde, zou overdreven zijn, maar fascinatie was zeker aanwezig. ‘Elke dag reizen we in de tijd.’

Gevoelens laat de wetenschapper zelden toe. Tenzij iemand ernaar vraagt. En dat is wat Er was eens doet. Het laat de nieuwsgierigheid, de spanning van de zoektocht en de vreugde van de vondst aan het woord. ‘Als geoloog praat je niet graag in termen van lievelingsfossiel’, vertelde Decrées collega Kris Piessens, die later zou uitleggen dat de mens voorbestemd is om te verdwijnen, een verdwijnen dat niet zo’n drama is, omdat dat plaats zou geven aan nieuwe soorten. Als Piessens emotioneel werd, zou hij zijn onderzoek niet langer kunnen plaatsen, want dag na dag tuurde hij naar het eindpunt van de mensheid. Nee, deze man was één brok rationaliteit en deed niet aan favoriete fossielen.

Maar de makers van Er was eens moeten aangedrongen hebben, want hij haalde toch een steen uit de kast: Oldhamia, met groeven die wormachtige organismen erop hebben nagelaten. Die leefden op de zeebodem en slaagden er als eerste in structuur te brengen in de manier waarop ze voedsel vergaarden. Hun versteende sporen zijn de oudst bekende manifestatie van intelligentie. ‘Intelligentie is een vorm van luxe’, sprak Piessens, ‘een die je je niet kunt verloorloven als de omstandigheden te bar zijn.’ Het waren zinnetjes die mijn brein onder stroom zetten. Er was eens vuurde het ene na het andere prikkelende weetje af. Wat dacht u van dit: als je de trappen van het instituut beklimt, loop je op oude koralen uit de verdwenen zee die Zuid-België ooit was. De dood was nog nooit zo levend als in Er was eens.

**** Canvas, 4/11, 20.05

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content