Als tUnE-yArDs gaat de Californische Merrill Garbus zich te buiten aan vocale krachttoeren en Afrikaans getinte etnopop, en stoeit ze met ukuleletrash en ritmes besmettelijk als de eerste hiphop. ‘Ik behoor tot een generatie die bereid is om álles in vraag te stellen.’

Geen betere reden tegenwoordig dan Merrill Garbus om nog eens over taaie oude bluestantes te reppen. Met zo’n bodemloze kracht ontlaadt ze op debuut BiRd-BrAiNs (2009) en het nagelnieuwe w h o k i l l haar longen dat ze aan de antieke blueskoningin Odetta doet denken, of aan de meer op jazz beluste Nina Simone. Ondanks de – in verhouding héél stilzwijgende – medewerking van bassende partner Nate Brenner blijft tUnE-yArDs in se een one woman powerhouse. Dat wil vooral live verpletterende indrukken nalaten. Borsten mogen worden natgemaakt: Garbus belooft de komende tournee koperblazers mee te vragen – verwacht dus vuurwerk uit Fela Kuti’s doos.

Voor het zover is, moet de aimabele, wijdogige zangeres zich in een Brusselse hotellobby neerleggen bij de tol van de roem: een promodag. ‘Acht uur over jezelf praten is even erg als de verkeerde drug nemen’, grapt ze. ‘Anderzijds besef ik maar al te goed wat voor een bofkont ik ben dat zoveel mensen geïnteresseerd zijn in wat ik doe.’

Als je eerst hoge ogen scoort met een lofiplaat, moet vast de vraag zijn gerezen of een studio boeken voor de opvolger wel een goed idee is.

Merrill Garbus: ( Knikt) Het opmerkelijke aan mijn debuut was dat veel mensen mij niet begrepen tot ze me live hadden gezien. Eerst was ik danig in mijn gat gebeten, maar gaandeweg daagde het me: in vergelijking met de show was BiRd-BrAiNs een claustrofobische affaire, vooral door de geluidskwaliteit. Uiteraard heb ik me afgevraagd of ik, door met dure microfoons te werken, niet aan identiteit zou inboeten. Maar ja, als je in je keuken opneemt, duurt het héél lang eer je tot bevredigende resultaten komt. En mijn brein werkte nu eenmaal sneller dan de apparatuur die ik gebruikte.

Tekenen bij een label zo befaamd als 4AD lijkt me een eer. Toch zing je in ‘Bizness’, nogal op je hoede: ‘Don’t take my life away.’ Hoe sta je tegenover de professionele muziekwereld?

Garbus: Ik heb geleerd om de mensen met wie ik nauw samenwerk niet langer te wantrouwen. Dat is al heel wat. Zolang ze begrijpen dat ik zelfbedruipend wil zijn. Ik heb niet veel nodig. Wat ik kan afromen, geef ik aan een goed doel. Maar goed, ik koester hoop voor de muziekbusiness nu ze iemand als mij een kans heeft gegeven. ( Lacht)

‘BiRd-BrAiNs’ was een reflectie op je jeugd en de daarmee gepaard gaande eenzaamheid. Wat heeft de nieuwe verzameling songs geïnspireerd?

Garbus: De spanning tussen samenleving en individu. Wat geweld met je doet. Ik woon nu in Oakland, Californië – en woon er gráág. Maar het blijft een oord tot de rand gevuld met criminaliteit. Komende uit Montréal was dat aanpassen. Ik wil daar helemaal niet bang van zijn, maar als iemand in de studio verderop in de wijk me voor gek verklaart omdat ik geen wapen draag, wórd ik het wel. Terwijl dit mijn gemeenschap is, mijn stad. In Gangsta hoor je me een sirene imiteren. Dat is niet gewoon maar wat spelen met mijn stem. Ik onderstreep ermee dat ik geen angst wil voelen. Ik weiger het.

Probeer je je in je muziek stoerder voor te doen dan de ongewapende vrouw die je op straat bent?

Garbus: Oh, zéker. In tUnE-yArDs kan ik een soort woman slash warrior zijn. Muziek maken is een catharsis voor mij. De eerste regel van zelfverdediging luidt: maak zoveel lawaai als je kunt. Ik vraag me soms af wat ik zou doen als ik op de stoep overvallen word – beginnen te zingen? ( Lacht)

Sinds Vampire Weekend hoor je sommige lui mekkeren dat je Afrikaanse klanken pas ernstig kunt nemen als pakweg een troep aan lepra lijdende Congolozen ze uit haar schroothoopinstrumentarium perst. Waar komt jouw fascinatie voor Afrika vandaan?

Garbus: Toen ik tien was, hebben mijn tante en oom een jaar lang in Kenia geleefd. Ik woonde in een klein en benauwend stadje, dus dat vreemde verre land sprak enorm tot mijn verbeelding. Tijdens mijn studies heb ik me op Afrika toegelegd. Ik heb vloeiend Swahili leren spreken – het leek me makkelijker dan Duits – en in Kenia rond verschillende culturele projecten gewerkt, met name rond tarabu, een door het Midden-Oosten beademde muziekstijl. Dat heeft sporen nagelaten. Maar ik snap die kritiek wel: het is niet omdat ik als artiest door een fenomenale Afrikaanse muzikant ben beïnvloed en dat overal rondbazuin, dat ook mijn publiek die zal omarmen.

tUnE-yArDs, ‘BiRd-BrAiNs’, ‘w h o k i l l’: wat heb je tegen conventionele typografie?

Garbus: ( Lacht) Dat het toch oh zo saai is! Ik behoor tot een generatie die bereid is om álles in vraag te stellen. Je moet om het eender wat kunnen kneden, het in een andere vorm gieten, de regels ervan buigen. Je moet iets nog maar op een andere manier schrijven, zoals w h o k i l l, en je krijgt een ander woord, vatbaar voor tal van interpretaties.

Hoe zag je slaapkamer eruit toen je zestien was?

Garbus: Goh. Veel posters van filmsterren aan de muur. Ethan Hawke. Robert Sean Leonard, die nu een hoofdrol heeft in de tv-serie House, was an early crush of mine. Ik zag mezelf toen wel uit mijn schulp breken door actrice te worden. Maar het was een negatieve keuze: alles om mezelf maar niet te hoeven zijn. Ik heb theater gestudeerd, en daarin wemelde het van de vragen. Waarom zijn we hier? Wat is ons doel? Dat slokte me op, want ik kon geen antwoorden verzinnen. Met muziek lukte dat wel. Met mijn eerste groepje Sister Suvi speelde ik in Montréal op straat en ik merkte dat ik het aankon om mensen in de ogen te kijken. Ja, daar heb ik mijn stem gevonden.

W H O K I L L

Nu uit bij 4AD.

DOOR KURT BLONDEEL

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content