Hij is een van de alchemisten die bij Animal Collective in de psychedelische potten roeren, maar ook solo stippelde Noah Lennox alias Panda Bear al een aardig parcours uit. Zijn nieuwste plaat Panda Bear Meets the Grim Reaper is een verraderlijke speeltuin van uiteenlopende referenties en invloeden. ‘Ik heb niks tegen massa-entertainment. Ik vind het net interessant om te spelen met de conventies van populaire cultuur.’

Het is even wennen de stem van Noah Lennox te horen zonder de omkadering van een batterij synths, samplers en andere muzikale gizmo’s. Ze klinkt veel lager en nasaler dan je zou verwachten, en ook het Amerikaanse zeurtoontje dat hij bezigt – een souvenir uit New York? – staat mijlenver van de harmonieën vandaan die hij op de platen van Animal Collective ondersteunt en als Panda Bear in vederlichte laagjes met elkaar verweeft. Lennox (36) is ook veel ernstiger en droger dan je mag verwachten van een muzikant die van een even vaak wervelende als bedwelmende potpourri van psychedelica, acid-folk, sixtiespop, dub en electronica zijn handelsmerk maakte. Dat hij aan de aftrap van een grijze, drukke dag interviews – de kringen in zijn ochtendthee draait hij met een lepeltje, die onder zijn ogen veegt hij weg met de hand – waarschijnlijk met zijn gedachten bij vrouw en kroost in thuishaven Lissabon zit, wie zal het hem kwalijk nemen?

Wij alvast niet, vooral omdat ik me op weg naar Brussel voor de dertiende keer op rij vrijwillig liet onderdompelen in Panda Bear Meets the Grim Reaper, zijn tweede album sinds hij de VS inruilde voor Portugal, en zeven jaar na de triomf Person Pitch opnieuw een plaat waar de muzikale en inhoudelijke broodkruimels heerlijke dwaalsporen vormen. Langs kinderversjes en zeemanstaferelen gaat het naar meditaties over liefde en ziekte, via hiphop-opiaten en referenties naar het Oude Testament. En dan zitten we goed, met een Jonas en een Noah aan tafel, zeg ik bij wijze van kennismaking. En zo steken we van wal met een brede glimlach. Mooi zo.

Niet dat de Bijbelse verwijzingen er vingerdik op liggen, overigens. Maar het kan geen toeval zijn dat de openingstrack Sequential Circuits – opeenvolgende schakelingen – heet, tevens de naam van een Amerikaanse fabrikant van modulaire synthesizers, met als bekendste verwezenlijking de Prophet-5.

NOAH LENNOX:(nog steeds glimlachend) En ik heb op deze plaat geeneens materiaal van Sequential Circuits gebruikt, het was een werktitel die in de ziel van de song is gekropen. Ik kon echt geen betere bedenken. Nogal wat van de songs behandelen manieren van denken, de elkaar kruisende spinnenwebben van gedachten in onze hersenen. Sequential Circuits leek me dus behoorlijk toepasselijk.

Maar dat van die profeet, vlak voor een song die Mr. Noah heet, is toevallig?

LENNOX: Ik sta er, eerlijk waar, nu voor het eerst bij stil. Het zal wel iets onderbewusts geweest zijn. In elk geval: goed detectivewerk!

Ik ben nog niet klaar: ook de zee is een terugkerend thema, en soms sluiten de twee bij elkaar aan. Zoals in Davy Jones’ Locker, dat verwijst naar de uitdrukking voor een zeemansgraf, maar de naam Jones is afgeleid van Jonas – of Jonah – de profeet die door vissers in zee werd geworpen en door een walvis werd ingezwolgen. Dan is de link met de Ark van Noah ook snel gelegd.

LENNOX:I’m genuinely impressed. En ook blij, want ik heb dit album bewust opgevat als een collectie raadsels en magische allusies, vol links en hints die een groter geheel ontsluieren eenmaal je ze doorhebt. Je geeft me dus het gevoel dat ik in mijn opzet geslaagd ben. In elk geval meer dan sommige Britse journalisten, die me vroegen of Davy Jones’ Locker iets te maken had met Davy Jones, de zanger van The Monkees.

Die hadden dan nooit Pirates of the Caribbean gezien, of wat?

LENNOX: Of ze wilden tenminste die indruk niet wekken, de snobs. (lacht) Ik heb trouwens niks tegen massamedia of massa-entertainment. Integendeel, ik vind het net interessant om te spelen met de conventies van populaire cultuur. Dat sommige mensen bij Davy Jones’ Locker, een song over verdrinken en doodgaan, moeten denken aan Pirates of the Caribbean is toch op een grappige manier bijna subversief? En dat zeg ik zonder knipoog, want mijn favoriete film vorig jaar was Dawn of the Planet of the Apes. (lacht)

Nog een ander voorbeeld van spelen met de conventies van massaentertainment?

LENNOX: Een groot deel van de geluiden op de plaat is samengesteld uit geprefabriceerde sample packs, software met samples bedoeld als werkmateriaal voor producers en arrangeurs. Die pakketten zitten vol typische, haast generische breaks en andere ritmes, bedoeld als een soort markeringen of sjablonen die je normaal gezien later opnieuw vervangt met eigen klanken of instrumenten. Zulke samples effectief gebruiken in je muziek is zowat het tegenovergestelde van graven naar obscure platen, op zoek naar origineel bronmateriaal. Het was een uitdaging om het toch te doen, om persoonlijkheid – míjn persoonlijkheid – te kneden in iets dat geen ziel heeft. Het is een van de laagjes tussen de andere laagjes.

Je gebruikt ook ergens een sample van Tsjaikovski, uit De Notenkrakersuite nog wel. Een stuk muziek dat me om een of andere reden automatisch terugvoert naar mijn jeugd.

LENNOX: Idem, al is de reden bij mij wel evident: ballet was voor mijn moeder een bestaansreden. De Notenkrakersuite was de eerste versie van popmuziek die ik leerde kennen, sommige melodieën zijn heel catchy en gek, heel moeilijk om uit je hoofd te krijgen eens je ze gehoord hebt. En ik kan het weten, want ik ben opgegroeid met twee ouders die enkel naar klassieke muziek luisterden. Elk jaar hoorde ik die Notenkraker, opnieuw en opnieuw.

Je hebt nu zelf twee kinderen. Hoe beïnvloeden zij jouw muzikale processen?

LENNOX: Ik denk dat ouder worden en kinderen krijgen me een breder perspectief hebben gegeven, vooral in mijn teksten. Ik probeer tegenwoordig met een meer universele blik te kijken. Vroeger keek ik vooral naar binnen. Introspectie als middel om tot iets waardevols te komen. Maar introspectie heeft een ingebouwde drempel, en wanneer je die op een bepaalde leeftijd overschrijdt, verandert het in narcisme, wordt het een evenwichtsoefening in zelfobsessie. De songs op Grim Reaper hebben meestal een persoonlijk vertrekpunt, maar ik probeer ze gaandeweg open te trekken naar iets breders, iets groters. Zo vertrekt Tropic of Cancer van een persoonlijke ervaring – mijn vader kreeg enkele jaren geleden een tumor – maar uiteindelijk gaat het over ziekten in het algemeen, en hoe ze ook maar organismen zijn die proberen te overleven in dit universum.

Net zoals onze zelfzuchtige genen, waar je het in Selfish Gene over hebt.

LENNOX: De titel komt van een boek van de evolutionair bioloog en overtuigde atheïst Richard Dawkins. Naar het schijnt was Dawkins achteraf nogal ongelukkig met de titel, omdat hij net de altruïstische natuur van genen wilde benadrukken. Hij zal het dus vast niet erg vinden dat ik hem geleend heb. (lacht) Het is een soort anti-liefdesliedje, waarin ik probeer door de mythes van de romantische liefde te snijden en een klaardere kijk probeer te werpen op de onrealistische verwachtingen en gedragingen die bij liefde komen kijken. Anyway, het is gewoon een zeer onromantisch liedje.

Liefde is biologie?

LENNOX: In haar meest simpele vorm, ja. Alles is biologie, toch? Verandering, dát is eigenlijk het centrale thema op de plaat. De donkere kanten van evolutie, en het kluwen van grote en kleine drama’s die daarbij komen kijken. Daarom moesten de songs als een bol garen klinken.

Een mooi, passend beeld, want ondanks de soms zwaarmoedige thema’s en de licht sinistere titel is het muzikaal wel een heel speels klinkend album. Je meest opgewekte tot nu toe, geloof ik.

LENNOX: De titel is een verwijzing naar albums van dubproducers als Lee ‘Scratch’ Perry en King Tubby, zoals King Tubby Meets The Upsetter en Kung Fu Meets The Dragon. Opnieuw die relatie tussen licht en donker, tussen duistere teksten en heel herkenbare drumritmes en vertrouwd klinkende zanglijnen. Het klínkt soms als populaire doorsneemuziek, maar het is het niet. En soms weer wel.

Over populaire muziek gesproken: je was een van de vele gasten op het recentste Daft Punk-album. Heeft die ervaring ook iets te maken met je fascinatie voor massa-entertainment?

LENNOX: De aanloop naar de samenwerking duurde enkele jaren, maar het moment ging heel snel. Drie dagen en klaar. Wat het effect precies is, daar ben ik nog niet uit. Maar ik heb mijn teen eens in die grote vijver mogen dippen, met mensen die ik erg respecteer, dus de ervaring was zeker positief. Op persoonlijk vlak heeft het weinig veranderd. Ik word niet herkend op straat of zo. Gelukkig maar.

Een andere invloed op deze plaat zijn wolven en honden. Hebben jullie een viervoeter rondlopen in Lissabon?

LENNOX: Wolven en honden dragen een symboliek met zich mee waar ik erg van houd. Schapenhonden bijvoorbeeld zijn een mooie metafoor voor dat deeltje in onszelf dat voortdurend bijstuurt. We hoeden voortdurend onze stoute impulsen, onze gemene kantjes. That’s why the dogs keep popping up, I guess. Maar je vroeg of we er zelf één hebben, een hond? Het is een work in progress, ik die mijn echtgenote ervan tracht te overtuigen om een hond te nemen. Mijn kinderen zien het in elk geval heel erg zitten.

Er loopt een lokaal, kindvriendelijk ras rond in Portugal…

LENNOX: De Portugese waterhond, ik weet het. Maar ik geloof dat we klein gaan beginnen. Eerder een shih tzu, een Franse buldog of een pug, zo’n weird little alien dog uit Men In Black. Een hond met een kop die je meteen doet lachen wanneer je ernaar kijkt. Zoiets kan alleen maar goed zijn.

PANDA BEAR MEETS THE GRIM REAPER

Uit bij Domino.

DOOR JONAS BOEL

Noah Lennox ‘VERANDERING IS HET CENTRALE THEMA OP DE PLAAT. DE DONKERE KANTEN VAN EVOLUTIE, EN HET KLUWEN VAN GROTE EN KLEINE DRAMA’S DIE DAARBIJ KOMEN KIJKEN. DAAROM MOESTEN DE SONGS ALS EEN BOL GAREN KLINKEN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content