EEN ONBEHOLPEN BOOSWICHT

© © GETTY IMAGES

Geen grotere helden dan zij die elke week in de huiskamer komen. Wij vroegen zeven schrijvers naar het tv-personage dat hen het meest intrigeert, amuseert of irriteert. Deze week: Christophe Vekeman over J. R. Ewing – Dallas

De slotaflevering van het derde seizoen van Dallas, ‘A House Divided’ getiteld, werd hier voor het eerst uitgezonden op 7 mei 1981 en eindigde met wat nog steeds te boek staat als de beroemdste cliffhanger uit de televisiegeschiedenis: nadat hij een prostituee heeft bezocht, maar – dat schijnt vaker voor te komen – enkel urenlang met haar gepraat heeft, keert John Ross Ewing, laat als het inmiddels zijn mag, terug naar Ewing Oil, het succesvolle familiebedrijf waarvan hij de directeur is. Het is wérkelijk al erg laat, ver buiten de kantooruren. Toch rinkelt plots de telefoon. J.R. – hoe zou je zelf zijn? – neemt op, maar aan de andere kant van de lijn heerst slechts stilte, die scherp contrasteert met het gestommel dat luttele momenten later uit een aanpalend vertrek weerklinkt. Wat is er aan de hand, wie is daar? Wie, o wie? Wie was het die twee bijzonder welluidende kogels afvuurde en zodoende J.R. reddeloos op de vloer deed belanden?

‘Who shot J.R.?’ De vraag hield velen, zeg maar gerust de hele wereld, in de ban, en prijkte onder meer op talloze guitige T-shirts, al liepen echte grapjurken rond met op hun borst de mededeling ‘I shot J.R.’, natuurlijk. Wat allemaal niet wegneemt dat men zich zowel in kapsalons als in voetbalkantines wel degelijk met het nodige sérieux over de kwestie boog. Ik herinner mij althans verhitte discussies, waaraan ik, acht jaar oud, helaas niet deelnemen mocht: dit collectief gevoerde onderzoek was duidelijk geen kinderspel.

Haaks op alle vertwijfeling stond één ding als een paal boven water: mocht het niet J.R. geweest zijn die omvergeknald was, maar bijvoorbeeld zijn broer Bobby, gezwegen nog over zijn halfbroer Ray, de onrust onder de kijkers (en wie keek er niet?) zou na een korte spanne tijds geruisloos weggeëbd zijn. Nu was het tegendeel het geval.

Doorslaggevender bewijs van de mateloze populariteit van J.R., aanvankelijk weinig meer dan een bijfiguur in de reeks, was uiteraard nauwelijks denkbaar, en dat ontging ook Larry Hagman niet, de acteur die als bekend de rol van J.R. voor zijn rekening nam. Met het oog op diezelfde rekening begon hij prompt zulke exuberante eisen tot loonsverhoging te formuleren dat het er vlak voor de start van het vierde seizoen nog naar uitzag dat Dallas het van dan af zonder de – misschien wel dodelijk getroffen – J.R. Ewing zou moeten stellen. Op de laatste nipper werd uiteindelijk, en gelukkig, dan toch een bedrag overeengekomen: naar verluidt honderdduizend dollar per aflevering. Blijkbaar was Hagman dus even grenzeloos hebzuchtig als het personage dat hij vertolkte. Kon het ook anders, eigenlijk? Was het denkbaar dat een man die een inhalige, staalharde snoodaard als J.R. zo overtuigend neerzette, in het echte leven wezenlijk van hem verschilde? Met name die zelfvoldane, gluiperige, ijs- en ijskoude grijnslach van J.R., waarvan zelfs Jack Nicholson nog heel wat leren kon, was overduidelijk niet zomaar een acteerprestatie, maar de onmiskenbare expressie van een peilloos diepe verdorvenheid…

Inderdaad staat J.R. – in tegenstelling weliswaar tot Hagman – ook heden ten dage nog altijd symbool voor het baarlijke boze. Hij is de prototypische ‘slechterik’, niet zomaar geslepen, maar ronduit gewetenloos – een mens geworden inktvlek die pittig contrasteert met de maagdelijk blanke ziel van zijn immer goedbedoelende, enigszins weke broer Bobby. Valt zijn populariteit bijgevolg louter te verklaren door ons aller fascinatie voor het Kwaad-met-hoofdletter-en-een-cowboyhoed-op? Nee, zeker niet uitsluitend, denk ik. Speelt zijn talent voor ethisch incorrecte oneliners als ‘A marriage is like a salad: the man has to know how to keep his tomatoes on the top’ dan een rol, misschien? Ongetwijfeld, maar er is mijns inziens toch meer aan de hand. Het punt is dat J.R. op het eerste gezicht een eendimensionale karikatuur lijkt te zijn, maar bij nadere beschouwing onvermoed complex in elkaar zit.

Bobby, dat charmante knuffelkonijn, heeft het maar gemakkelijk. Blijft te allen tijde de lievelingszoon van zowel vader Jock als moeder Miss Ellie, is gehuwd met de gracieuze, trouwhartige Pamela en heeft nooit in de oorlog gevochten. J.R., daarentegen, strijdt zijn hele leven – als jongeling in Vietnam, later voornamelijk tegen aartsvijand Cliff Barnes – in een poging om Jocks goedkeuring en liefde te verkrijgen, en het enige resultaat van zijn verbeten streven is doorgaans dat Miss Ellie in treurnis het hoofd zit te schudden. Hoe groot de zakelijke successen ook zijn die hij boekt, hoeveel winst hij als directeur van Ewing Oil ook maakt, in de ogen van zijn ouders doet hij uiteindelijk altijd verkeerd. Zijn echtgenote Sue Ellen is soms een overspelig drankorgel, en altijd een klaagzuchtig wijfie met een gekmakende zenuwtic. Geen te beste moeder ook, terwijl J.R. dolveel houdt van zijn zoon, zoals hij ook houdt van Sue Ellen – meer dan zij van hem.

Wil ik van J.R. nu een schuldeloos slachtoffer maken? Geen haar op mijn hoofd. Alles wat hem overkomt, al zijn frustraties en zijn tegenslagen, zijn eenzaamheid ook, heeft hij op de keper beschouwd te danken aan zijn onbeholpen hedonisme en zijn nietsontziende bezitsdrang. Aan zichzelf, kortom.

Dat nu maakt hem juist zo herkenbaar.

VOLGENDE KEER : Paul Baeten Gronda over Hank Moody

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content