In National Gallery gidst Frederick Wiseman, peetvader van de Amerikaanse documentaire cinema, je dwars door het gelijknamige Londense kunstinstituut. Een tijdloze trip door het verleden, maar ook door het hier, het nu en de onzekere toekomst. ‘Cultuur valt niet te vatten in cijfers, net omdat ze zo’n grote waarde heeft.’

Mensen, dingen en instituten geduldig en discreet observeren en tussen al het dagdagelijkse en banale ook momenten van tijdloze tragiek, sublieme schoonheid en grote zeggingskracht vastleggen: het is een kunstvorm waar documentairemaker Frederick Wiseman zich al bijna een halve eeuw een meester in toont. In zijn achtendertigste (!) langspeler, National Gallery, waarin Wiseman drie uur lang door de galerijen, bureaus, achterkamers en ateliers van het beroemde Londense museum op Trafalgar Square struint, is dat niet anders.

Net als in zijn invloedrijke documentaires Titicut Follies (1967), over een psychiatrische instelling voor delinquenten, en Near Death (1989), over de afdeling intensive care van een ziekenhuis in zijn geboortestad Boston, doet hij dat ook nu zonder voice-over, muziek of uitleg. Geen wonder dat de 84-jarige Wiseman, een voormalig militair en jurist, wel eens de peetvader van de fly-on-the-walldocumentaire, of zelfs de cinéma vérité wordt genoemd, al is hij zelf niet zo tuk op die titels.

‘Cinéma vérité is een misleidende, pretentieuze term’, aldus Wiseman. ‘Mijn films zijn gebaseerd op dingen die niet in scène zijn gezet, en niet gemanipuleerd. Maar wat ik schiet en hoe ik dat monteer en structureer, is uiterst subjectief en gemanipuleerd. Ik voel dat ik wel de morele plicht ten aanzien van mijn onderwerp heb om ondanks al die gekleurde keuzes een accuraat beeld te schetsen van hoe ik dat onderwerp ervaren heb.’

FREDERICK WISEMAN: Omdat ik hun toestemming kreeg. Ik kon er twaalf weken filmen waar en wanneer ik wilde. Ik mocht zelfs ’s nachts blijven. De enige voorwaarde was: blijf van de schilderijen af. Drie jaar geleden ontmoette ik tijdens een skivakantie Jillian Barker, het toenmalige hoofd van de educatieve dienst van de National Gallery, en zij vroeg me of ik niet geïnteresseerd was. Ik heb meteen ja gezegd. Ze hebben 2400 schilderijen, van de middeleeuwen tot het begin van de twintigste eeuw. Da Vinci, Rubens, Rembrandt, Monet, Turner… je vindt er alle grote meesters. Ik heb er 250 uitgekozen voor de film. Ik zou graag enkele van die doeken in mijn huis hangen, maar aangezien ik die niet kan betalen, was een film erover maken de tweede beste optie. (lacht)

U hebt de gewoonte om zonder voorbereiding in uw onderwerp te duiken. Waarom eigenlijk?

WISEMAN: Als filmmaker probeer ik dezelfde positie in te nemen en dezelfde verwondering te voelen als elke gewone getuige of bezoeker. Te veel weten kan ervoor zorgen dat je met bepaalde vooroordelen je onderwerp binnenstapt. Dat wil ik vermijden. Ik ben een nieuwsgierige toerist met privileges. Ik mag overal naar binnen loeren. Door deze film te maken heb ik schilderijen leren lezen. Ik heb ingezien dat er veel gelijkenissen zijn met films. Tien procent is uitvoering. Negentig procent is begrijpen hoe mensen denken, hoe ze met elkaar communiceren, wat ze voelen. Enkel als je ten volle begrijpt wat er zich op het canvas afspeelt en je er een structuur bij bedacht hebt, kun je iets waardevols maken.

Duurt het lang vooraleer die structuur zich vormt?

WISEMAN: In dit geval had ik 170 uur opnames waardoor ik veertien maanden nodig had voor de montage. Het is constant schrappen en schaven. Ik begin nooit met een groot plan. Ik heb enkele sleutelscènes en basisideeën die ik erin wil en beetje bij beetje ontstaat daaruit de structuur, een intern ritme, een ruwe versie, die meestal een uur te lang is. De rest is afwerking.

Een rode draad in de film is de discussie onder de staf of het een goed idee is om de marathon van Londen te laten eindigen voor de ingang van het museum. Is dat een impliciete kritiek op de vermarkting van de culturele sector?

WISEMAN: Ik observeer gewoon. Sommige curatoren waren tegen omdat ze vinden dat een museum een plaats van educatie en contemplatie is en geen plek voor commerciële events die je overal elders ook vindt. Bovendien heeft een collectie als die van de National Gallery geen reclame nodig. Het museum lokt zes miljoen bezoekers per jaar. Nooit waren dat er meer. Anderen vonden dat alle publiciteit meegenomen is en dat het de opdracht is van een museum dat door de staat wordt gesubsidieerd om kunst te ‘verkopen’ aan het brede publiek. Daar valt evengoed iets voor te zeggen. Laat de kijker het maar uitmaken.

WISEMAN: Ze zullen zich over de film ongetwijfeld dezelfde vragen hebben gesteld, en er zullen voor- en tegenstanders zijn geweest. Ik heb hen vooraf uitgelegd hoe ik de film wilde maken en zei hen dat de film op festivals, op dvd en op tv zou worden vertoond, maar dat ik volledige autonomie wilde. Dat was de deal. Ook in die discussie zijn er gelijkenissen tussen de kunst- en filmwereld. Elke filmmaker wil iets artistiek waardevols maken, maar je moet het artistieke wel verkopen want film kost geld. Musea kosten geld. Literatuur kost geld. Maar als je ziet hoeveel mensen erdoor beroerd en geïnspireerd worden, besef je dat de kunsten spiritueel, creatief en indirect ook economisch van onschatbare waarde zijn. Cultuur valt niet te vatten in cijfers, misschien net omdat ze zo’n grote waarde heeft.

U hebt films gemaakt over ziekenhuizen, dansgezelschappen, het leger, scholen, universiteiten. Vanwaar die fascinatie voor instellingen allerhande?

WISEMAN: Toen ik Titicut Follies maakte, begreep ik dat ik een zeker talent had om het universele te ontdekken in een microkosmos die door tijd en ruimte lijkt afgesloten. Daaruit is het idee voor een reeks ontstaan, en ondertussen zijn we veertig jaar verder. Ik ben in de eerste plaats een filmmaker die verhalen wil vertellen, maar tot op zekere hoogte ben ik ook een geschiedkundige, aangezien mijn onderwerpen een verleden met zich meedragen. Het is een prettig idee dat mijn films binnen een halve eeuw nog bekeken kunnen worden om te zien hoe het er vroeger toeging in scholen, musea en ziekenhuizen. Ik ben lang niet zo onsterfelijk of getalenteerd als Michelangelo, Vermeer en al die andere meesters uit de National Gallery, maar ik ben op mijn manier een vlijtige amateur. (lacht)

NATIONAL GALLERY

Vanaf 17/12 in de bioscoop.

DOOR DAVE MESTDACH – FOTO FILIP VAN ROE

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content