Na negen jaar oorverdovende stilte heeft Lynne Ramsay weer een film klaar, en wat voor één. De Schotse indieregisseuse praat over haar poëtische, maar schokkende familiedrama We Need to Talk About Kevin. ‘Je mag het publiek niet onderschatten. Hopelijk beginnen studio’s en producenten dat eindelijk te beseffen.’

Tot twee keer toe een Gouden Palm voor haar kortfilms Small Deaths (1996) en Gasman (1998); een BAFTA en jubelrecensies voor haar langspeelfilmdebuut Ratcatcher (1999); plus: een juryprijs in Cannes voor opvolger Morvern Callar (2002). Knallender had Lynne Ramsay haar carrière moeilijk kunnen starten. Allerlei productieperikelen zorgden er helaas voor dat het nadien negen jaar stil bleef rond de talentvolle Schotse regisseuse.

Gelukkig wordt die stilte nu doorbroken met We Need to Talk About Kevin, een van de hoogtepunten van het recentste filmfestival van Cannes. Voor haar derde langspeler baseerde Ramsay – 41 inmiddels – zich op de controversiële roman van de Amerikaanse schrijfster Lionel Shriver. Daarin tracht Eva, een gescheiden moeder uit een provinciestadje, in het reine te komen met het bloedbad dat haar sociopathische tienerzoon op zijn school heeft aangericht.

Als de getormenteerde huismoeder herken je arthousemuze en Oscarwinnares Tilda Swinton, die de film – een hypnotiserende mix van disfunctioneel familiedrama, suspensethriller en guilt trip – ook mee produceerde. Bovendien wist Ramsay nog meer fraai volk te strikken: karakterkop John C. Reilly speelt Kevins naïeve pa en Radioheadgitarist Jonny Greenwood nam de soundtrack voor zijn rekening.

Voeg daar nog Hollywoodbeeldenstormer Steven Soderbergh als executive producer aan toe die een oogje in het zeil hield en je krijgt een gedurfd werkstuk waar de dubbelzinnige emoties en visuele flair van afspatten. Redenen genoeg dus om bij Ramsay aan te kloppen met een dringend verzoek: ‘We need to talk about ‘We need to Talk About Kevin’.’

Was je na negen jaar niet extra nerveus toen ‘We Need to Talk About Kevin’ in Cannes in première ging?

LYNNE RAMSAY: Niet echt, omdat ik voelde dat het goed zat. We hadden vooraf een paar privéscreenings georganiseerd en iedereen klonk superenthousiast. John C. Reilly heeft zelfs zitten wenen. Van ontroering welteverstaan. (Lacht)

Waarom heeft het zo lang moeten duren?

RAMSAY:(Diepe zucht) Heb je een dag of twee? Na Morvern Cellar ben ik vier jaar bezig geweest met Alice Sebolds roman The Lovely Bones. Ik was er al mee bezig nog voor het boek gepubliceerd was, tot het plots een bestseller bleek en Steven Spielberg als producent aan boord kwam. Ik heb mijn hart en ziel in dat project gestoken, ook omdat ik er samen aan werkte met mijn beste vriendin Liana Dognini, tot die in 2004 aan leverkanker overleed. Daardoor werd de film nog persoonlijker voor mij. Men liet me geloven dat ik iets belangrijks aan het creëren was, terwijl men eigenlijk een replica van het boek wilde en achter mijn rug om met Peter Jackson aan het onderhandelen was. Toen The Lovely Bones in 2005 definitief bij hem belandde, was ik zo van de kaart dat ik een jaar nodig had om te bekomen. Ik weet hoe het filmwereldje werkt, alleen hadden ze het spel eerlijker kunnen spelen.

Peter Jacksons versie werd zowel kritisch als commercieel een grote flop. Heb je zijn film gezien?

RAMSAY: Het is complete bullshit. Hij deed me aan My Little Pony denken. (Grijnst) Het tweede, metafysische deel van Sebolds roman is onverfilmbaar. Ik had me in mijn script dus op het eerste deel geconcentreerd, dat in wezen een suspensedrama is. Mijn producenten hebben wel niet graag dat ik zo open ben. ‘You’ll never work in this town again’, waarschuwen ze me. Ze doen maar.

Ik werk sowieso niet in hun stad, heb ik de voorbije jaren ondervonden. (Lacht)

Uiteindelijk heb je met Lionel Shrivers ‘We Need to Talk About Kevin’ een andere complexe en veelbesproken roman bewerkt. Ook die heb je trouwens grondig door elkaar geschud.

RAMSAY: Om verschillende redenen. De roman bestaat voornamelijk uit brieven van Eva aan haar ex-man: zoiets werkt niet op film. Dan wordt het één lange voice-oververtelling in flashback. Bovendien telt het boek vierhonderd pagina’s. Dat is tweehonderd te veel, zeker als je met een beperkt budget werkt. Oorspronkelijk hadden we twaalf miljoen dollar, maar uiteindelijk werd dat tot zeven miljoen teruggebracht. Ik ben wel altijd eerlijk geweest tegen Lionel en heb haar gewaarschuwd dat de film een eigen lezing zou worden. Gelukkig had ze daar geen problemen mee. Ze is trots op het resultaat.

Toch liep ook deze productie niet van een leien dakje. Hoe cruciaal was de rol van Tilda Swinton, die niet alleen de hoofdrol speelt, maar ook coproducente is?

RAMSAY: Ik denk dat er meer uitvoerende producenten dan acteurs in de film zitten. (Lacht) Tilda was de eerste aan wie ik het script liet lezen en ze belde me de dag nadien meteen op. Ze heeft haar nek voor me uitgestoken. Zonder haar had het project nog langer aangesleept, wat niet wil zeggen dat daardoor alles in kannen en kruiken was. Integendeel. Mijn man (coscenarist Rory Kinnear; nvdr.) en ik hebben daarna nog twee jaar aan het scenario zitten sleutelen. Het was een helse rit om Kevin gemaakt te krijgen. Soms heb ik de indruk dat Werner Herzogs Fitzcarraldo(een drama uit 1982 waarin een stoomschip door de Peruaanse jungle wordt gesleept; nvdr. ) een ontspannende natuurwandeling was in vergelijking met wat wij hebben meegemaakt. (Lacht) Maar goed: ik ben blij dat het achter de rug is en de positieve reacties doen enorm veel deugd.

Ondanks alle problemen sluit de film naadloos aan bij ‘Ratcatcher’ en ‘Morvern Callar’, met zijn subjectieve stijl en dubbelzinnige thematiek.

RAMSAY: Het is nochtans de eerste keer dat ik een non-lineaire film maak. Kevin is meer een complexe puzzel dan een doorlopend geheel, wat de zaken niet makkelijker maakt. Welke scènes kies je? En hoe smelt je die samen tot een organisch geheel? Ik wilde niet alleen een kunstfilm maken, maar vooral een ontroerend familiedrama. Gelukkig is Seamus McGarvey (de cameraman die ook al met Oliver Stone en Stephen Frears werkte en videoclips inblikte voor U2, The Rolling Stones en PJ Harvey; nvdr.) vertrouwd met mijn manier van vertellen, wat zowel op de set als in de montagekamer een enorme hulp was.

Opvallend is dat de film geen standpunt inneemt tegenover de personages, ook al gaat het over heikele onderwerpen als schietpartijen op scholen en de verantwoordelijkheid van ouders tegenover hun kinderen.

RAMSAY: Het is geen probleemfilm, in tegenstelling tot Elephant, de briljante film van Gus Van Sant. Ik heb niets aan die discussie over geweld op scholen toe te voegen. Ik wilde me focussen op een verwrongen moeder-zoonrelatie, in zekere zin toch het laatste taboe. Kun je als moeder je zoon haten? Is kwaad aangeboren of aangeleerd? Dat zijn de vragen die ik me stel; maar waarop ik geen concrete antwoorden heb. Voor mij is Kevin in de eerste plaats een psychologische horrorfilm – vandaar dat ik er ook genre-elementen in gestopt heb. De film moet opwindend zijn om naar te kijken, ook al is wat je ziet akelig en vertrouwd tegelijk.

Het is een monsterfilm waarbij het nooit duidelijk wordt of het monster nu de zoon of de moeder is.

RAMSAY: Precies! De moeder voelt zich schuldig en de vraag waarom creëert de spanning, niet de uitkomst, want die ken je al van tevoren.

Met zijn duistere thematiek is het alweer geen hapklare brok. Vrees je niet dat je weer negen jaar op een volgende film zal moeten wachten?

RAMSAY: Er zijn nog commerciële melodrama’s over moeilijke onderwerpen. Denk maar aan Mildred Pierce over een moeder die getiranniseerd wordt door haar kreng van een dochter of Imitation of Life van Douglas Sirk over een zwarte vrouw die blank wil zijn. Je mag het publiek niet onderschatten. Hopelijk beginnen studio’s en producenten dat eindelijk ook te beseffen.

WE NEED TO TALK ABOUT KEVIN

Vanaf 19/10 in de bioscoop.

DOOR DAVE MESTDACH

‘Het is het laatste taboe: kun je als moeder je zoon haten?’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content