‘EEN HALF JAAR, 18 UUR PER DAG THE FINAL COUNTDOWN’
De pionier van de videokunst in België wachtte dertig jaar op zijn eerste overzichtstentoonstelling in eigen land, maar ex-punker Koen Theys schiet nog altijd met scherp: de kunstenaar op de highway to hell. ‘Wat is dat nog, alternatief zijn?’
Kunst is een daad van schoonheid, had hij als kind geleerd. Later ondervond hij dat schoonheid ook kan dienen om de uitstraling van de machtigen te vergroten. Vanaf dan ziet hij kunst anders, als een daad van agressie. En punk als het wapen om mee te slaan. Koen Theys (°1963, Brussel) zat met vrienden in Votnik, een punkgroep. Van hun optredens en performances maakte hij een videotape, Radar, die verloren is gegaan wegens laattijdige conservatie. Zijn allereerste bewaarde werk heet Crime 01 (1983). De zwart-witvideo toont het afhakken van de kop en poten van een dode herdershond. Inspiratie daarvoor vond hij bij een amateurfilmpje: Adolf Hitler spelend met zijn lievelingshond Blondi. Ingediend als eindwerk aan de academie van Gent werd Crime 01 er de oorzaak van dat hem de verdere toegang tot de school werd ontzegd.
Dertig jaar later roept dezelfde zwart-witvideo opnieuw heftige reacties op. Nu opent hij Theys’ overzichtsexpo in het Gentse SMAK. De reacties op de website van het museum liegen er niet om: ‘Koen Theys hoort niet thuis in een museum, maar tussen Dutroux en Kim De Gelder.’ ‘De kunstenaar moet dringend contact opnemen met een psychiatrische instelling.’ Te vroeg gejoeld, zoals zo vaak op internet. Gebruikt Theys zijn hond bij het binnenkomen niet zoals mensen op de boerenbuiten? ‘Niet betreden, hier waak ik!’
Met de jaren werd de agressie in Theys’ werk minder uitgesproken, liet hij zelfs schoonheid toe. Maar kunst zonder kritiek kent hij niet. Voor de video-installaties The Final Countdown (2010) en Danae (2013) plukte hij materiaal, found footage, van het internet, afkomstig van amateurs. Met de webcam hadden ze hun muzikale of erotische creaties vastgelegd, en toevertrouwd aan YouTube en de wereld. Theys maakte er beeldende kunstwerken mee, met een muzikale structuur.
Maar aan de basis lag ook wrevel: ‘Ik noem die mensen bijna de slaafjes van het internet’, zegt hij. ‘En het erge is: ze zullen nooit auteursrechten innen. YouTube en Facebook zullen dat doen. Mark Zuckerberg is de eigenaar van elke foto die je op Facebook plaatst.’ Theys zelf beroept zich op het citaatrecht van de kunstenaar. Een kunstenaar die niet beter af is dan de internetslaafjes. Danae, een video met erotisch webmateriaal, is een metafoor voor de positie van de kunstenaar: ‘Hij moet zien dat hij binnen de oppermachtige kunststructuren een beetje zichtbaar wordt, zoals de meisjes zich zo sexy mogelijk op het internet tonen in de hoop zo veel mogelijk hits te krijgen.’
Het gros van zijn werk bestaat uit ontleend materiaal. In de bewerking ontstaat het kunstwerk. Zo ging het ook al toen Koen Theys zich met zijn broer Frank waagde aan Der Ring des Nibelungen, de vierdelige opera van Richard Wagner. Hun video-interpretatie van de eerste twee delen, Das Rheingold (1986) en Die Walküre (1989), werd internationaal opgemerkt. Aan de vooravond van Wagners tweehonderdste geboortedag wordt Die Walküre integraal gescreend op Campus Bijloke in Gent.
Waarom in godsnaam Wagner?
KOEN THEYS: Vanuit mijn twee video’s daarvoor, geïnspireerd door amateurfilmpjes van Hitler, leek het mij logisch de idee van macht in de kunst via Wagner verder uit te diepen. Maar ook door mijn manier van werken, het hergebruiken van bepaalde elementen in een andere context, merkte ik dat er gelijkenissen waren met de manier waarop Wagner in zijn muziek leidmotieven gebruikte: een melodie die op een ander moment, bijvoorbeeld in mineur, terugkomt, en daardoor verwijst naar een gebeurtenis die zich voordien heeft afgespeeld. Ik zag dat wat ik aan het doen was met beelden ook een soort leidmotieftaal inhield, maar dan in video.
Maar er waren nog redenen.
THEYS: Ja, en die hebben te maken met Wagners magnum opus, Der Ring des Nibelungen, en de twee protagonisten daarvan, Wotan en Alberich in het bijzonder. Wotan is de oppergod van een oude cultuur, enigszins te vergelijken met een Griekse god. Alberich is zijn tegenpool, die ernaar streeft om zo veel mogelijk geld te vergaren om daarmee de macht van de goden te bekampen. Hij staat voor de nieuwe cultuur, die een cultuur is van kwantiteit, wat wij hebben geïnterpreteerd als de cultuur van de massamedia. Geld is immers het allereerste massamedium. De eerste gedrukte muntstukken zijn bij de Grieken ontstaan. Hun godenbeelden stonden aanvankelijk in de tempels, waar alleen de priesters ze konden zien, maar door hen af te beelden op muntstukken kon iedereen ineens een paar Apollo’s op zak hebben.
Ik zag Wotan en Alberich bijna als het conflict in mezelf. Toen ik na het debacle op de kunstschool aan de filmschool in Brussel ging studeren, stond ik voor het dilemma dat ik moest kiezen tussen film of beeldende kunst. De traditionele kunsten versus de massamedia. Met videokunst zat ik daar ergens tussenin. Ik heb die problematiek uitgewerkt in mijn interpretatie van Der Ring. Het idee van het geld, van het goud in Das Rheingold hebben we veranderd in het idee van het televisiebeeld. Videokunst is ontstaan als een soort antitelevisie, of toch vaak als een kritiek op televisie. Onze Ring is een soort gemythologiseerde massamediumkritiek.
Je recente performance Death Fucking Metal in het SMAK, die ook de basis vormt voor je volgende video-installatie, lijkt wel de doodsreutel van de hele pop-, rock- en punkcultuur. Een langzaam ronddraaiend plateau met stervende muzikanten die af en toe een titel of een regel van een song neuzelen.
THEYS: De alternatieve cultuur is echte mainstreamcultuur geworden. Het idee dat erachter zat en dat opkwam in de jaren zestig is helemaal dood. Alternatief, hippie of punk, allemaal mainstream, mezelf inbegrepen. In die zin is Death Fucking Metal een zelfportret: wat heb je nog aan dat alternatief zijn? Door het systeem dat errond geconstrueerd werd, wil je er zo snel mogelijk niets meer mee te maken hebben. Toch wilden enkele Belgische iconen, die destijds underground en avant-garde waren, meedoen aan de performance. Marc Poukens, zanger van de Brassers, een van de bekendste Belgische punkbands destijds. Roland Van Campenhout was erbij, de mensen van Killer, de beste heavymetalband van België – hele toffe gasten. En ook Luc van Acker, gitarist van Arbeid Adelt en daarna een echte vedette in de Amerikaanse undergroundscene met een soort postpunkgrunge.
Je hebt die mensen samengebracht om hun eigen begrafenismis op te dragen?
THEYS: In zekere zin ja. Wat schiet er over van die cultuur? Een paar clichécitaten. ‘I’m on a highway to hell’, en de vorm en de machine die maar draait en door de middelmatigheid wordt ingehaald, ja bon (schatert). Hetzelfde is gebeurd met de videokunst.
Het werk is een getuigenis van machteloosheid?
THEYS: Ik hoop een sterk beeld van vandaag te maken, natuurlijk. En veel van die gasten met mij. In het begin had ik schrik dat ze zouden afhaken, want in zekere zin stellen ze zichzelf in vraag. Maar ze waren zeer enthousiast.
Alles is ijdelheid, vanitas vanitatum. Met je video-installatie Het vanitasrecord (2005) sluit je aan bij het schilderkunstige genre van het vanitasstilleven. Maar waarom meteen een recordpoging?
THEYS: Ik keer een uitgangspunt graag om. Door het idee van vanitas – ‘je mag niet ijdel zijn’ – zo door te drijven dat je het grootste vanitasstilleven ter wereld maakt, krijg je natuurlijk één grote tentoonspreiding van ijdelheid, waardoor je in het tegendeel van je eigen uitgangspunt belandt. Het wordt spektakel. Ik weet dat ik tot op zekere hoogte het spel meespeel. Men verlangt van je als hedendaagse kunstenaar dat je een heel radicaal en zuiver standpunt inneemt, los van de structuren, en dat je er zelfs kritiek op levert. Maar je kunt dat enkel doen wanneer je er middenin zit. Als je er niet aan meedoet, besta je ook niet als kunstenaar.
Over recordpogingen gesproken. De video-installatie The Final Countdown (2010) is een beeldmozaïek op basis van 2000 videoclips van amateurs die elk hun versie van die wereldwijde hit op YouTube hebben gezet. Wat drijft een mens?
THEYS: Een goed werk maken! Ik ben natuurlijk gefascineerd door het feit dat die ene song, gemaakt in 1985, nog geen dertig jaar later de hele wereld veroverd heeft. Ik vind dat ook een beeld van het globalisme: dat tot in Rusland en China zoveel mensen dat ene stomme deuntje hebben opgepikt.
Je laat het niet klinken als een stom deuntje, en evenmin als een kakofonie.
THEYS: Om het te laten werken. Maak je er een kakofonie van, dan loopt iedereen weg na twee minuten. Dat het stomme deuntje door de montage bij momenten echt muzikale kwaliteiten begon te krijgen, vond ik in zekere zin pervers. Het kostte me enorm veel werk. Vaak zaten die tonen vals ten opzichte van elkaar, ze moesten in dezelfde toonaard worden gezet. Ook de ritmes en het volume moest ik gelijkzetten, omdat de klank bij de ene bijvoorbeeld iets stiller is opgenomen dan bij de andere. Zowel als beeld als muzikaal moest het klikken, en ik wilde geen klank weglaten: komt er een beeld, dan moet de klank erbij. Zelfs als in beeld 108 gitaristen tegelijk een solo spelen, die zijn allemaal gemixt, zodat het één klank is. Maar er is geen enkele gitarist die er niet bij staat. Alle 108 wilde ik ze erin. Ik heb er een halfjaar 18 uur per dag aan gewerkt, zonder onderbreking. Nadien ben ik twee maanden ziek geweest.
Je maakte er een ode aan de schoonheid van.
THEYS: Pas op, ik werk niet aan de schoonheid op een sentimentele manier. Dat steeds zichzelf herhalende deuntje eindigt op den duur in waanzin en lijkt te verworden tot een product van massa-indoctrinatie.
Heb je je voor The Final Countdown laten ondersteunen door een klankspecialist?
THEYS: Nee, dat was niet nodig. Vooraleer ik besliste om beeldend kunstenaar te worden, heb ik overwogen om componist te worden. Op mijn vierde stuurden mijn ouders mij al naar de fanfare. En van mijn zevende tot mijn twaalfde volgde ik notenleer. Ik was daar heel goed in.
Welk instrument?
THEYS: O, zo stom. Hadden mijn ouders mij maar piano laten leren. Nee, ze hebben mij trompet laten spelen. Ja. (zucht) Daar had ik op mijn twaalfde niets aan, ik vond het een klote-instrument. Voor enkele van mijn werken heb ik zelf de muziek gemaakt. En naar aanleiding van Het vanitasrecord schreef een Japanse componist me of hij zich mocht baseren op de muzikale structuur van die video, hoewel er geen enkele noot muziek in voorkomt, om een nieuwe compositie te schrijven. Daar was ik heel trots over. De klank van de slakken en van de wekkers, daar heb ik echt op gewerkt.
Is er een thema en motief dat vaker opduikt in je werk dan ‘massa’?
THEYS: Als zelfportret ook, hoor! ‘De massa’ is eigenlijk een lelijk woord. Denigrerend. A mass, een hoop brol bijeen. Een massa troep.
Massa en macht van Elias Canetti is een belangrijk boek uit de twintigste eeuw.
THEYS: Ja natuurlijk. Massa als een bespeelbaar ding. En ze wordt vaak met de draak, het monster geassocieerd. In de mythologie staat de draak voor de massa die in beweging komt, die zich als een monster gaat gedragen.
Bij Canetti maar ook in je video Diana (1983): de massa als een vuur, dat zich onvoorspelbaar voortplant. Een massa voelt zich goed bij elkaar, en stoot het vreemde af.
THEYS: Dat is heel dubbelzinnig. Als individu voel je je nooit betrokken bij een massa. Vaak wordt gezegd: een massa ontstaat wanneer individuen zich ontdoen van hun individu zijn. Toch zie ik mezelf altijd als onderdeel van de massa van de hedendaagse kunstproductie. Ik vind dat ook een draak, een monster: al die beelden die maar gemaakt blijven worden. En bij elk beeld dat ik meemaak, versterk ik die draak nog. Ik ben er zelf onderdeel van, maar tegelijkertijd is mijn werk een analyse van die draak.
De massa krijgt een dreigende bijklank in je video Last Man Walking (2007): de ene helft van de massa marcheert, de andere applaudisseert.
THEYS: De titel is ook daar weer belangrijk voor mij: ‘de laatste mens’, en ‘het einde van de geschiedenis’. Stel dat we echt het einde van de geschiedenis zouden beleven, zoals Francis Fukuyama, ideoloog van het neoliberalisme, beweerde. Wat kan kunst dan nog betekenen voor de maatschappij? Het enige culturele wat je dan kunt doen, is wandelen, marcheren. Een boek wat mij altijd zeer gefascineerd heeft, is De man zonder eigenschappen van Robert Musil. Een groep intellectuelen discussieert daarin over wat er zou moeten gebeuren met het culturele jaar dat ze in 1914 willen organiseren. Ze willen een grootse culturele happening op touw zetten en vragen aan de bevolking om daarvoor ideeën aan te dragen. Maar dat volk komt met de meest uiteenlopende ideeën af, die elkaar vaak totaal tegenspreken. De enige consensus die ze uiteindelijk bereiken, is in de organisatie van een grote militaire parade, die finaal de aanzet zal geven voor de Eerste Wereldoorlog.
KOEN THEYS
Home-Made Victories, tot 18/8 in het SMAK, Gent. Alle info: smak.be
Die Walküre, op 21/5 bij KASKcinema, kaskcinema.be
DOOR JAN BRAET
Koen Theys: ‘KUNST IS OOK EEN DRAAK: AL DIE BEELDEN DIE MAAR GEMAAKT BLIJVEN WORDEN. EN BIJ ELK BEELD DAT IK MAAK, VERSTERK IK DAT MONSTER NOG.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier