Nadat hij voor ‘Minority Report’ met Tom Cruise samenwerkte, ging Steven Spielberg scheep met Leonardo DiCaprio en Tom Hanks, voor ‘Catch Me If You Can’, een bedrieglijk lichte prent over een charmante zwendelaar en zijn tegenstander, een FBI-agent. Een gesprek met drie van de grootste Hollywoodsterren. ‘Eigenlijk, als je het goed bekijkt, is onze job compleet idioot.’
Extra. Op www.focusknack.be een interview met DiCaprio, toen hij met ‘Titanic’ op de drempel van de wereldroem stond.
Geloven dat de sixties als ‘een sprankelend glas champagne’ waren, zoals cameraman Janusz Kaminski de look van Steven Spielbergs nieuwste film Catch Me If You Can beschrijft, is onderdeel van het spel. Spielbergs adempauze na het pupildonkere Minority Report is immers een feest van misleiding, high on the silver screen, een zonnige brok puur entertainment gebaseerd op de memoires van Frank Abagnale Jr., de jongste, meest flamboyante oplichter ( con man of confidence man) uit de Amerikaanse geschiedenis. In 1968, hij was toen 16, begon Abagnale aan een reeks vermommingen, als Pan Am-piloot, dokter, advocaat en professor. Om brood op de plank te krijgen schreef hij ook her en der ongedekte cheques uit, waarmee hij een aantal jaar van la dolce vita kon genieten. Maar een stugge FBI-agent, Carl Hanratty, bleef Abagnale halsstarrig op de hielen zitten en uiteindelijk belandde de jonge runaway op een FBI-bureautje. Om het land mee te helpen misdadigers te klissen zoals hij er zelf een was.
Voor de promotie van zijn film verkoos het triumviraat van regisseur Steven Spielberg en hoofdacteurs Leonardo DiCaprio (Abagnale) en Tom Hanks (Hanratty) de formule van een gezamenlijk three-on-one-interview. Zeggen dat het niet intimiderend is om in een Manhattanse hotelkamer te moeten plaatsnemen voor drie van de meest befaamde jongens op deze planeet, is onzin. Maar Spielberg, net geen 57, blijkt een gezellige sigarenroker die denkt dat iedere Europeaan rookt én dat hij na drie dagen persbabbels nog nieuwe dingen zegt. De pas 28 geworden en eindelijk rijp ogende DiCaprio klaagt dat hij voortdurend dezelfde vragen krijgt. Als even later de 46-jarige, vaak bulderende Hanks aanschuift, kan het gesprek starten. Een gesprek over de kunst van het doen-alsof en het doen-geloven, want niet voor niets is de slogan van de film ‘The true story of a real fake’. Die kunst is uiteraard van toepassing op zwendelaar Abagnale, maar zeker ook op het medium film, op het acteren en finaal op het bestaan zelf. Ziedaar de leidraad van het gesprek.
De eerste regels van Abagnales andere boek ‘The Art of the Steal’gaan als volgt: ‘There’s this thing they always say about con men: they live a chameleon existence. That was certainly true for me: I’d find myself in an unfamiliar situation and I’d quickly adapt.’ Een prima beschrijving van een acteur.
LeonardoDiCaprio: Absoluut. Abagnale was volgens mij een meesteracteur. Bovendien ben ik ervan overtuigd dat hij het onbewust beleefde, dat het zijn instinct was. Toen ik twee dagen lang achter hem aan liep met een kleine taperecorder om te kunnen luisteren naar de manier waarop hij praatte, vroeg ik hem een voorbeeld te geven van hoe hij iemand via de telefoon om de tuin zou leiden. Bijvoorbeeld als hij een ongedekte cheque moest proberen te verzilveren. Ik zweer je, hij gleed automatisch in een zuidelijk accent, dat lijzig praten. Ik vroeg hem of hij besefte wat hij aan het doen was. Hij was verbaasd en zei: ‘Euh nee, niets, nee.’ Hij had me al vooraf gezegd dat hij nooit echt van per- sonage veranderde, hij trok gewoon de juiste kostuums aan en vond spontaan het vertrouwen. Nu, die zuidelijke drawl associeerde ik meteen met de stem van het gezag, de spraak van autoriteit in die periode. En zeker in de wereld van de luchtvaart. Hij was echt onbewust bezig die personages te creëren, hij kon verschillende mensen belichamen. Hij deed trouwens research op dezelfde manier als een acteur dat doet. Je ziet dat in de film, als mijn personage zich inwerkt in de wereld van piloten. Dat ging zelfs zo ver dat Abagnale zich niet echt meer voordeed als advocaat, maar tot de balie werd toegelaten door het examen te doen. Hij wist altijd alles over de materie, vooraleer hij een ander persona aannam. Hij was en is verdorie een wonderbaarlijk man.
Tom Hanks: Om een acteur te zijn of te worden, moet je een soort van buitenaardsheid aan de dag kunnen leggen. Je moet kordaat of verlegen, sexy, verleidelijk of wat dan ook kunnen zijn op een moment dat je geen van die dingen werkelijk bent. Het is gewoonlijk drie uur ’s morgens of halfdrie ’s middags, en je bevindt je niet eens op een reële plaats. Het grote verschil tussen een acteur en een con man is waarschijnlijk dat een oplichter het enkel tot meerdere eer en glorie van zichzelf doet. Wij daarentegen hebben de toegevoegde waarde dat we deel zijn van een groter geheel. Of dat nu op het toneel is of op het scherm. Dat is een van de redenen waarom ik acteur ben. Ik denk dat ik het al lang geleden uitknobbelde: alles is een kwestie van adaptatie. Pas jezelf aan! Probeer uit te vissen wat er gebeurt en vind een manier om erin te passen. Of om jezelf te verbergen. Als je dan op een gegeven ogenblik moet doen alsof je iemand anders bent, is het heus niet moeilijk meer.
Een film heeft ook iets van misleiding. Regisseurs zijn daar vaak mee bezig: Orson Welles’ ‘F for Fake’ of John Hus- tons ‘The Man Who Would Be King’.
Hanks: Ik ben weg van The Man Who Would Be King. Vooral Peachy dan. Maar ik vergeet altijd wie precies wie speelde. Michael Caine was toch Peachy, niet?
Juist. (tot Spielberg) Vind je dat film iets van een ‘confidence game’ heeft?
StevenSpielberg:(peinzend, dan resoluut) Niet echt. Voor mij houdt een film de waarheid een soort spiegel voor. Je moet ook goed weten dat we in een film steeds proberen dat wat fake lijkt weg te moffelen. Alles wat je ziet, streeft zoveel mogelijk naar of is ook echt waarheid. Neen, voor mij is de analogie van misleiding niet toe te passen op het maken van een film.
Maar het blijft dubbelzinnig. We zeggen voortdurend tegen elkaar: ‘Het is niet echt, het is maar cinema.’
DiCaprio: Het is maar een simpel antwoord, maar ik denk dat je als kijker naar de film gaat om een andere wereld te zien, zelfs om naar een ander universum te vluchten. Nu, je wenst ook helemaal in die nieuwe omgeving te worden ondergedompeld. Je wilt jezelf voelen alsof je er werkelijk bent en samen met een personage de reis van de film meemaken. Voor mij is dat althans zo. Ik moet bijvoorbeeld nooit lachen als een komedie te veel slapstick brengt, het er allemaal te dik op ligt en personages ongeloofwaardig zijn.
Je moet naar waarheid streven. Te veel toneel op het scherm wordt afgestraft.
DiCaprio: Ja. Het komische spruit voor mij zelfs voort uit het tragisch waarheidsgetrouwe van een situatie, uit het absoluut reële van een gebeurtenis. Want dat is wat we iedere dag opnieuw beleven. Opnieuw, het is simpel gezegd, maar film is voor mij een vorm van escapisme. Als je naar die andere wereld ontsnapt, wil je je ook echt voelen alsof je in een andere wereld bent.
Hanks: Het maken van een film veronderstelt een enorme berg afleiding. Er wordt veel energie gestoken in clownerie en onzin, er zit veel tijdverspilling en gezelligdoenerij in, grappen en eten en seks, kinderen en verknoeide tijd in dutjes doen en wat nog meer. Heel die troep gaat in het maken van een film. Maar voor dertig seconden reageren wij eerlijk en emotioneel op de waarheid van wat er allemaal gebeurt. Nu, Steven neemt die dertig seconden en plakt die aan elkaar en het eindresultaat is een twee en een half uur durende film die verdomd eerlijk en authentiek is. Ik bedoel maar, we staan echt op en vertellen de waarheid! Ik denk dat voor de individuele bioscoopgangers bij elke individuele film van belang is dat ze weten dat ze de waarheid hebben gezien, dat ze weten dat ze op een eerlijke manier erbij betrokken zijn. Net zoals ze het weten als het een big fat piece of nothing is, als de film niet ‘werkt’. En het mooie is dat op het scherm een bende kerels en meiden door de hele santenkraam loopt alsof het echt is. Onze job als acteurs, als je het goed bekijkt, is compleet idioot! Zie je, we trekken de kleren van andere mensen aan en doen alsof we Frankrijk aan het bevrijden zijn, terwijl we in werkelijkheid in Ierland zijn en de lunchtrucks zich aan de andere kant van de heuvel bevinden.
Spielberg: Precies. Je hebt volkomen gelijk. En ik zal je zeggen wie het allemaal het best heeft verwoord: Stanislawski. Hij zei tot al zijn studenten en lezers dat de grootste uitdaging voor een acteur erin bestaat de esthetische afstand tussen een performer en het publiek te verkleinen. Een acteur doet dat door in de grond die mensen te worden die hem aan het bekijken zijn. Jij wordt hen en zij mogen jou worden. Het publiek wordt aldus ook voor schuld vatbaar, is verantwoordelijk. Wat we eigenlijk doen, is proberen het publiek een deel van ons te maken.
Al is het een reconstructie van een oorlog of volstrekte fantasie, toch moeten we het als de realiteit beleven.
Spielberg: Inderdaad. Ik denk dat ik altijd probeer zo realistisch mogelijk te zijn, zelfs als ik geen realistische film maak. Het is zelfs nog straffer: hoe minder realistisch mijn films zijn, hoe meer ik me verplicht voel het allemaal realistisch te maken. Kijk naar Close encounters of the Third kind. Ik geloof dat we nog geen landing van een ufo-moederschip hebben meegemaakt, niet? Maar toch voelde ik de noodzaak om in Richard Dreyfuss’ personage een absolute alledaagse werkelijkheid te steken. Hij moest een familiedynamiek hebben, want het publiek zou zich bewust of onbewust met dat gezin identificeren, een doodgewoon, ordinair gezin. Als dan de meest gewone van alle stervelingen plots te maken krijgt met de meest buitengewone van alle gebeurtenissen, dan hebben wij als publiek een basis om het te geloven. Om simpelweg niets méér te doen dan het te geloven. Echt, hoe meer sciencefiction ik doe, des te realistischer ik moet zijn als filmmaker.
(tot Hanks) Het personage van Abagnale vlucht in het rollenspel om de pijn te ontlopen van zijn gebroken thuis. Maar ook het personage van Carl lijkt achter iets schuil te gaan – de FBI.
Hanks: Ik denk niet dat hij de instelling gebruikt om erachter weg te kruipen. Neen, hij gebruikt de FBI als surrogaatfamilie. Hij wil deel uitmaken van iets dat groter is dan hemzelf. Wat is een gezin? Het huishouden heeft gedragsregels en een hiërarchie die meestal van ouders top down naar kinderen loopt. Dat is een erg geborgen sfeer, omdat het nooit verandert. Het is een rots. Voor Carl, die geen leven heeft buiten de FBI, is het prachtig om daarbij te horen. Het definieert elke dag van zijn leven. Hij heeft altijd de job, de zaak, de stapel werk om zijn tijd te doden, maar ook om zijn intellect en emoties bezig te houden. De mooiste verhalen ter wereld gaan over het niet naar huis kunnen om er een thuis te vinden, een plaats waar je je zeker en veilig voelt. Carl vertegenwoordigt een mens die zich wel geborgen voelt waar hij is en in wat hij doet. Terwijl Frank het mooie leven in zijn meest sprankelende vorm kent en op het einde van de dag toch alleen achterblijft in zijn motelkamers.
DiCaprio: Ik denk dat de twee verwante geesten zijn. Hoe meer ik naar deze film kijk, des te meer lijkt het een wraakvertelling. De jonge Frank Abagnale probeert het systeem te bedriegen, terwijl het systeem zijn vader heeft bedrogen en diens spirit heeft gebroken. De vader komt bijna uit Death of a Salesman of zo. Frank Jr. gaat de grote bedrijven strikken, hij neemt de grootste luchtvaartmaatschappij uit de wereld te grazen, maar komt thuis met een onmogelijke droom, iets wat ongrijpbaar is en dat dus onmogelijk zijn verleden kan oplappen. Het mag het dan wel een fantastische wereld lijken, als je op het einde van de dag niemand hebt om naartoe te gaan of om mee te praten zonder dat je een personage moet spelen, dan verliest je ziel iets. Op dat punt komt de dynamiek van de twee personages op gang. Want Carl is de enige persoon met wie hij kan praten over wie hij werkelijk is. Nu ben ik echter even vergeten wat ik wou zeggen. Wou ik eigenlijk nog iets zeggen?
Spielberg: Wat je zei, is al heel veel.
DiCaprio: Blablabla. (gelach, gevolgd door de inval) En de echte Frank Abagnale, ja, de echte Frank Abagnale! Ik vroeg hem op een dag: ‘Smaakte het ooit bitter, na al die inventieve dingen en het fantastisch leven dat je leidde, het vechten tegen het systeem, om uiteindelijk bij de FBI te belanden en jacht te moeten maken op het soort misdadigers wiens leven je ooit leidde?’ Hij antwoordde: ‘Eerlijk waar, na mijn verblijf in de gevangenis en de tijd die ik in Europa in de cel doorbracht, was ik blij met iedere kans om eruit te stappen. Het enige dat me echt redde op het einde van de dag en mij in mijn job en toekomst overeind hield, was bij mijn vrouw thuiskomen en voor de eerste keer eerlijk zijn over alles wat ik had gedaan. Iemand te hebben die dat accepteerde. Iemand die me aanvaardde als de man die ik werkelijk was. Anders had ik het niet kunnen doen.’
(tot Spielberg) Abagnales succes als oplichter zou verband houden met de naïviteit van de jaren zestig, waarin een uniform mensen nog kon overdonderen. Maar is het geen menselijk trekje dat we slecht leugens ontmaskeren?
Spielberg: Iedereen probeert wel ooit iets te verdoezelen of ongemerkt en ongestraft de dans te ontspringen. Of het nu om een leugen uit eigenbelang of om bestwil gaat, of je je ouders beliegt over je huiswerk of iets groter van plan bent, soms proberen we allemaal te zijn wat we niet zijn. De reden waarom naar mijn mening mensen zich spontaan met Frank Abagnale kunnen identificeren, is dat er een klein beetje van hem in iedereen zit. Het publiek ziet wat hij doet en benijdt hem zelfs in wat hij doet. Want het zou maar al te graag die lef en branie hebben die hij bezit. Het bracht Frank Abagnale bergen krediet op, en van de vrouwen, het geld, de auto’s en de kostuums zijn we natuurlijk ook niet vies.
‘Catch Me If You Can’toont de misleiding op het menselijke vlak, maar de geschiedenis zit vol voorbeelden van samenlevingen die worden bedrogen.
Spielberg:(onderbreekt) Ik begrijp dat je dit te berde brengt. Er zijn staten die hun burgers de waarheid niet vertellen, dat is schering en inslag. Het nieuws kraakt ervan. Mensen moeten in het gelid blijven, moeten achter de regering blijven staan omdat de regering vreest dat mensen zullen revolteren als ze de waarheid weten. In deze film zijn we natuurlijk met een piep- klein verhaaltje bezig dat in the big world picture past. En je begrijpt ook dat er niet echt een vergelijking mogelijk is tussen die aardige Abagnale en de con van een staat, regering of ideologie. Dit is een getalenteerde jonge adolescent die besloot volwassen te worden op de meest oorspronkelijke manier die je maar kan bedenken. Aan de andere kant houdt de analogie wel steek, omdat Abagnales verhaal verband houdt met een tijd van onschuld in Amerika, toen de kaarten iets gemakkelijker lagen. Mensen konden misschien wel worden bedot omdat ze elkaar meer vertrouwden. Frank zal je trouwens ook vertellen dat hij vandaag in geen geval nog dezelfde trucjes kan uithalen als die van toen. In de jaren zestig ging het voor tachtig procent om presentatie. Vandaag is het tachtig procent knowhow. Je moet weten hoe je iemands computer kunt hacken.
Ik wou eigenlijk weten waar u verantwoordelijkheid ziet beginnen of eindigen bij een schijnbaar collectieve begoocheling. Neem nu nazi-Duitsland.
Spielberg: Moeilijke vraag. Ik zal je enkel dit vertellen. In Auschwitz wisten alle omwonenden dat er lichamen werden verbrand in de ovens. Je weet hoe het ruikt als je je haar schroeit. Dat is de geur van een lichaam dat verbrand wordt. Die geur was dik en reikte mijlenver. Iedereen in de omgeving wist het. Iedereen in Dachau wist het. Mensen die rond de doodskampen leefden en ontkennen dat ze wisten wat er gaande was, dragen als individu en groep verantwoordelijkheid. Maar als ik hoor dat Polen en Duitsers die ver van de kampen leefden, ontkennen dat ze het wisten, wel, dan geloof ik hen.
Door Jo Smets
Tom Hanks: ‘Als acteur moet je een buitenaards wezen zijn. Je moet kordaat, verlegen of sexy zijn op een moment dat je geen van die dingen ook werkelijk bent.’
Steven Spielberg: ‘Mensen identificeren zich met Frank Abagnale omdat er een klein beetje van hem in iedereen zit. Het publiek ziet wat hij doet en benijdt hem, want het zou maar al te graag zijn lef en branie hebben.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier