Waartoe en waarheen? Het lijkt de vraag van een stuurloze generatie die centraal staat in de nieuwe, meerlagige roman De woongroep van blond wonderkind Franca Treur. Voor de auteur zelf lonkt alvast een nieuwe bestemming: ‘Misschien emigreer ik wel naar Spanje.’
Het wil maar niet winteren. Op de elfde verdieping van het Double Tree Hilton klettert de regen de ene minuut tegen de panoramische ruiten om een minuut later abrupt op te houden en plaats te maken voor een waterig zonnetje dat vanuit een miezerig gat in de wolken op Amsterdam neerstraalt. Herfst, denk je, of een prille lente, maar zeker geen winter. Onbestemd – dat is het woord. Het weer heeft zich wonderwel aangepast aan de gemoedstoestand van Elenoor, het hoofdpersonage van Franca Treurs nieuwe roman De woongroep.
Elenoor heeft alles wat een westers vrouwenhartje belieft: een stabiele freelancebaan die haar vrijheid en poen oplevert, en een attente en ambitieuze man, Eric, die werkt aan een mateloos filmproject over de Tweede Wereldoorlog. Een man die het stilletjesaan tijd vindt om zich te settelen, liefst in een knus huisje met een wieg in de hoek. Maar er schort iets. En ‘iets’ is zowat de meest precieze omschrijving om Elenoors onbehagen te labelen. Is dit het nu? Is dit het grootse en meeslepende leven? Want hoeveel iPads ze ook koopt, hoeveel technische snufjes ze zich Amazon-gewijs ook aanschaft, hoeveel nieuwe jurkjes ze ook uit de rekken plukt, de doelloosheid blijft aan haar knagen. Terwijl we op onze drankjes wachten, mijmert Franca Treur over haar hoofdpersonage.
‘In onze kapitalistische samenleving identificeren mensen zich meestal met werk, maar Elenoor doet klussen die iedereen wel kan doen, zonder dat het verschil maakt. Ze werkt thuis, heeft allerlei verschillende opdrachtgevers, en hoort dus nergens echt bij. Nederland is een dienstenland, veel mensen hebben zo’n onzichtbaar bestaan.’
Zonder veel nadenken verhuist Elenoor naar een geëngageerde woongemeenschap in de hoop daar eindelijk het authentieke en maatschappelijk betrokken leven te ontdekken. Jammer genoeg treft ze er een stelletje uitgebluste hippies aan die best wel goeie bedoelingen hebben – er wordt vegetarisch gekookt, hun eten roven ze uit de afvalcontainers van supermarkten, de wasmachine is een houten ton met een trappedaal – maar zelden verder komen dan het obligate spandoek en een ludieke antikapitalistische protestactie in de winkelstraat.
‘Een woongroep is een overblijfsel uit de jaren zeventig. Naar die tijd verlangen veel mensen terug, zelfs degenen die hem nooit hebben meegemaakt. Alles is retro en vintage tegenwoordig. Ik denk dat het te maken heeft met een wij-gevoel dat er toen nog was. Nu zit iedereen in zijn eentje achter een scherm. Bij de presentatie van mijn boek in de Amsterdamse discussietempel De Balie was er een debat met onder anderen criticus Elsbeth Etty. In de jaren zeventig was zij een leidende student-activist. Al een tijd geleden heeft ze afstand genomen van haar oude communistische ideologie, maar toen we daar zaten, bleek dat zij nog steeds heel goed weet wat ‘goed’ is en wat ‘fout’. Terwijl mijn postmoderne generatie zichzelf graag verschuilt achter ironie en zelfrelativering. De wereld is grijs geworden. We zijn zo goed geïnformeerd dat we van elk plan ook de nadelen zien, en dus blijven we maar op de bank zitten.’
NIPPEND VAN HAAR GROENE THEE WIJST Franca Treur naar de spits van de Sint-Nicolaasbasiliek: ‘Die kerk is ontworpen door Adrianus Bleijs, dezelfde architect die ook het weeshuis bouwde waar mijn roman zich afspeelt, het Sint-Elisabethgesticht aan de Mauritskade. Voor de helft bestaat dat nu uit woongroepen, de andere helft is hotel. Het toeval wil dat mijn vriendin Maartje Wortel er nu woont, en dat het oude gesticht ook in haar nieuwe roman IJstijd als decor dient. Het is een inspirerend gebouw. Dat het ooit een weeshuis was, kwam me goed uit. Ook Elenoor voelt zich ontheemd, verweesd van de werkelijkheid. Misschien is ze zelfs meer wees dan ze zelf beseft, zoals je als lezer kunt afleiden uit terloopse aanwijzingen.’
DE WOONGROEP ZIT VOL DERGELIJKE dubbele bodems waar je aanvankelijk los over leest. Treur schrijft zo vloeiend dat de pagina’s soms te vlot weg happen en je de weerhaakjes mist. Pas bij herlezen merk je hoe gelaagd haar roman is. ‘Het liefst zou ik er een sticker op plakken: langzaam lezen. Ten diepste schrijf je toch omdat je begrepen en gekend wil worden.’ Pas als ze zelf enkele fijnzinnigheden aanwijst, merk je hoe gelaagd haar roman is. ‘Elenoors vader, of toch de man die ze haar leven lang als haar vader beschouwt, was zo’n typische selfmade man, iemand die bezeten was door het Amerikaanse ideaal van zelfverwezenlijking. Zelfs in die mate dat hij zijn dochter naar een first lady vernoemt: Eleanor Roosevelt, ironisch genoeg niet meteen de knapste presidentsvrouw ooit. Gaandeweg raakt hij ook bezeten door de presidentencultus en besluit hij op bedevaart naar Amerika te trekken, onder meer naar Dallas, waar een grote X op het wegdek van Dealey Plaza aangeeft waar de limousine van JFK onder vuur werd genomen. En daar, op dat historische punt, wordt hij overreden. Je lacht, maar die markering bestaat én er worden jaarlijks toeristen aangereden. (De X werd ondertussen door het stadsbestuur van Dallas weggewerkt én er prompt opnieuw geschilderd door JFK-fanaten, nvdr.)
‘Ja, natuurlijk kun je dat lezen als een kritiek op het falen van de maakbare maatschappij, op het ongebreidelde optimisme dat toen hoogtij vierde en waar JFK in zekere zin de belichaming van was. Elenoor groeit daarmee op, zoals onze hele generatie: het besef dat alles kan, en dat je zelf iets van je leven moet maken. De grote vraag is: wat? Je tobt daar een tijd mee, zoals Elenoor ook doet, en dan neemt het leven je mee en kom je op een punt uit vanwaar je niet meer terug kunt. Zo gaat het haast altijd, en zo gaat het letterlijk in deze roman. Op bijna driekwart neemt de plot het initiatief volledig over.’
De woongroep laat zich niet in een mal dwingen. Je kunt de roman lezen als waarschuwing, als een commentaar op onze huidige consumptiegeneratie waarvan de belangrijkste bekommernis een nieuw Apple-speeltje is, of als relatieroman, over de moeilijkheden die een burgerlijk leven meebrengt, maar De woongroep bevat ook thriller- en zelfs horrorelementen. ‘Die weesspookjes weerspiegelen Elenoors muizenissen. Anderzijds blijkt er ook echt iemand op zolder rond te scharrelen. Ja, ik merk dat iedereen er zijn eigen Woongroep van maakt. Onlangs zat ik in een talkshow van de Evangelische Omroep, waar het boek als een ‘zingevingsroman’ werd onthaald. Ik sprak over mijn schrijverschap als een manier om de leegte op te vullen, een existentiële leegte. Naast me zat charmezanger René Froger meewarig met zijn hoofd te schudden – hij wilde dat eenzame meisje wel een dagje mee naar de Artis-zoo nemen.’
DAT TREUR BIJ DE EO AANSCHUIFT, IS geen toeval. Haar debuut Dorsvloer vol confetti speelde zich af in een streng reformatorisch dorp waar een twaalfjarig meisje worstelt met het geloof en de dominant mannelijke wereld waarin ze opgroeit. Dorsvloer werd een monstersucces, maar zorgde ook voor heel wat commotie in haar thuisdorp en bij uitbreiding de reformatorische gemeenschap in Nederland – één reformatorisch dagblad riep zelfs op tot een mediaban van Treur om zo te vermijden dat andere schaapjes van de kudde verdwalen. Moeilijk voor te stellen in Vlaanderen.
‘Meliskerke, het dorp waar ik opgroeide, is een uniek plaatsje waar meer dan 70 procent voor de SGP stemt (Staatkundig Gereformeerde Partij, nvdr.) en waar het Woord in het dagelijkse leven Wet wordt. Zo mocht ik geen broek dragen, iets wat ik stiekem wel deed, een die ik op mijn kamer verstopte en nooit waste. Ik zou er nooit naar teruggaan, maar het is wel een dorp met gemeenschapszin. Precies het cement dat individuen verbindt, en dat Elenoor zo hard mist. Toen ik in Leiden en Leuven Nederlandse letterkunde en literatuurwetenschap studeerde, vond ik het gaandeweg steeds moeilijker om God als realiteit te zien. Steeds meer raakte ik ervan overtuigd dat mensen goden hebben bedacht, omdat ze niet konden leven met het besef dat er in de complexe wereld niemand het overzicht heeft. Ik was met veel plezier lid van een reformatorische studentenvereniging, maar ik geloofde niet meer en vond het hypocriet om lid te blijven. Ik vroeg een uittredingsgesprek aan met het bestuur. Het toeval wil dat dat plaatsvond op 11 september 2001. Een dag waarop de derde wereldoorlog plots dichtbij leek. Natuurlijk vroeg ik me toen af: wat als ik het mis heb?’
Dorsvloer vol Confetti werd door christenen argwanend ontvangen, maar De woongroep lijkt op welwillendheid te kunnen rekenen. ‘Ik deins er niet voor terug om De woongroep een religieuze roman te noemen ondanks het feit dat de naam Jezus amper valt. De (innerlijke) zoektocht van Elenoor naar een zinvol leven, het leven in groepsverband – ‘religare’ betekent volgens sommige bronnen letterlijk ‘verbinden’ – de inhoudsloosheid van een leven met louter consumptie en vermaak… ja, dat spreekt gelovigen wel aan. Of ik zelf nog oude geloofsreflexen ken? Niet echt, al krijg ik ze al in mijn schoenen geschoven als ik een keer geen zin heb in seks. Dan zijn het weer zogenaamde godsdienstige remmingen, haha.’
REST NOG DE ONVERMIJDELIJKE biografische vraag: hoeveel Treur schuilt er in Elenoor? ‘Zeker put ik ook uit mijn eigen leven, en uit mijn eigen woongroepverleden. Zelf heb ik ook gemerkt dat het moeilijk is om je ergens aan te verbinden. Aan een groep, aan een ideaal. Aan wat dan ook. Vroeger, in verzuilde tijden, hoorde je vanzelf ergens bij. Nu is de samenleving los zand. Dat kan problematisch worden. Nu is er nog volop gezapigheid, omdat we nog voldoende kunnen consumeren. Maar wat als er een echt hevige crisis komt? In november 2012 was ik een maand in Athene. Grieken die gewoon een baan hadden en 3000 euro per maand verdienden, moeten nu ineens leven van de soepkeuken. Ik was bij de massale betogingen tegen de bezuinigingen, en altijd liepen die uit op gevechten tussen links en extreemrechts. Ook heb ik de politie een klopjacht zien houden op migranten, die de schuld krijgen van de crisis. Ze renden me tegemoet, de winkelstraat uit. De politie beschermt hen niet, staat het knokploegen van de xenofobe partij Gouden Dageraad zelfs toe om hen met wapens schrik aan te jagen. Heel beangstigend.
‘Elenoors onrust is voor mij herkenbaar. Ook ik ben toe aan een nieuwe stap. Zo dub ik erover om uit Nederland te verhuizen. Ergens opnieuw beginnen, mezelf uitdagen. Voorlopig staat Barcelona met stip op één. Maar ik heb nog niets vastgelegd, alle opties blijven open. En zo blijf ik natuurlijk een kind van mijn generatie.’
DE WOONGROEP
Verschenen bij Prometheus.
DOOR RODERIK SIX
Franca Treur ‘OF IK ZELF NOG OUDE GELOOFSREFLEXEN KEN? NIET ECHT, AL KRIJG IK ZE AL IN MIJN SCHOENEN GESCHOVEN ALS IK EEN KEER GEEN ZIN HEB IN SEKS. DAN ZIJN HET WEER ‘GODSDIENSTIGE REMMINGEN’, HAHA.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier