DEENSE LOSSE FLODDERS

Als het ‘prestigieuze oorlogsdrama’ 1864 al één ding bewijst, dan toch dat de grote Scandinavische tv-golf niet veel deining meer veroorzaakt.

Je moet het de Denen nageven: op het moment dat in heel West-Europa de Groote Oorlog wordt herdacht en er tal van series en boeken over 1914-1918 op de markt komen een tv-reeks slijten die de tweede Duits-Deense oorlog van 1864 belicht? Faut le faire. Het epische 1864, de duurste Deense serie ooit, werd niet alleen in het thuisland een succes, de BBC kocht ze al aan nog voor ze op de Deense televisie kwam en nu verschijnt ze ook in de Lage Landen op dvd. Toegegeven, door het heel specifieke onderwerp zal een Amerikaanse remake er voor 1864 niet in zitten, in tegenstelling tot Scandinavische voorgangers als The Killing of The Bridge, maar voor een reeks over een godvergeten oorlog van 150 jaar geleden blijft het niet slecht.

‘Niet slecht’ is ook de beste manier om 1864 te omschrijven: de reeks brengt alles wat je van een oorlogsdrama kunt verwachten – grootse gevechtsscènes, emotionele verhalen over geliefden die uit elkaar getrokken worden, een lesje voor de wereld van vandaag (het verhaal wordt verteld vanuit het standpunt van een jongedame die haar broer heeft verloren in het Afghanistan van nu), maar ook weinig meer. In tegenstelling tot het Duitse Unsere Mütter, unsere Väter kruipen de personages (veelal gespeeld door bekende gezichten van het Scandinavische scherm) en hun omzwervingen niet echt onder je huid, en de historische achtergrond mag de gemiddelde niet-Deense of niet-Duitse kijker dan wel onbekend zijn, dat maakt de tweede Deens-Duitse oorlog daarom niet interessanter.

Eigenlijk doet 1864 denken aan The Legacy, het Deense familie-epos over een rijk maar getroubleerd kunstenaarsmilieu dat vorig jaar in onze contreien op tv en dvd is verschenen. Beide reeksen stijgen weliswaar boven de middelmaat uit, maar om nu ingehaald te worden als ‘de nieuwe kwaliteitsserie uit Scandinavië’ is toch te veel eer. Sterker nog, de kans is eerder klein dat zonder het succes van The Killing, Borgen of The Bridge die twee titels überhaupt tot bij ons geraakt zouden zijn. Doordat die drie series de wereld hebben veroverd en overal hoge ogen hebben gegooid, heeft de Deense en bij uitbreiding de Scandinavische tv een aura van onaantastbaarheid gekregen en wordt ze, om de slogan van een ander bekend Deens exportproduct te parafraseren, beschouwd als ‘probably the best tv in the world’.

Dat is, net zoals bij het bewuste bier het geval is, natuurlijk fel overtrokken. Zelfs de drie series die de Scandinavische golf hebben ingeluid, waren allesbehalve feilloos – het eerste seizoen van The Killing was veel te lang, The Bridge was in zijn geheel veel te vergezocht en Borgen was na twee seizoenen zo goed als uitverteld – en konden qua originaliteit, diepgang en complexiteit nooit wedijveren met de écht grote titels uit de afgelopen decennia. Dat er ons in het kielzog van die drie een hoop series bereikten die daartegenover schril afsteken – denk aan de krimi Those Who Kill – zorgt ervoor dat de Scandinavische golf uiteindelijk weinig meer dan een rimpeling in het water is. Om even de vergelijking te maken met Vlaanderen: van de afgelopen jaren kun je makkelijk een paar reeksen opnoemen die even goed of vernieuwend waren als Borgen of The KillingDe Ronde bijvoorbeeld, of Clan – maar dat betekent toch niet dat elke iet of wat goed gemaakte Vlaamse reeks in het buitenland te zien zou moeten zijn? Dat de BBC In Vlaamse velden zou moeten uitzenden?

Dat middelmatige tv-series het predicaat ‘prestigieus’ en ‘hoogstaand’ meekrijgen, gebeurt natuurlijk niet alleen met Scandinavische of Vlaamse reeksen. Zowat elke nieuwe Amerikaanse titel die van start gaat, wordt in de markt gezet als ’the next big thing’. De laatste jaren is dat alleen maar erger geworden omdat het aanbod zo gegroeid is dat het steeds moeilijker wordt om nog op te vallen. De Amerikaanse cultuur- en entertainmentwebsite Vulture zette enkele maanden geleden een grafiekje online waarin het aantal nieuwe series op de Amerikaanse zenders per jaar werd geteld. In 1999, het jaar waarin The Sopranos en The West Wing hun première beleefden, ging het om 23 titels, in 2010 waren het er al 91 en vorig jaar was dat aantal nog eens bijna verdubbeld naar 180. Honderd-tachtig, je krijgt alleen al van het getal pijn aan de ogen.

Omdat het fysiek onmogelijk is om alles te bekijken en omdat zoveel reeksen zichzelf als topper verkopen, is er een soort fear of missing out-gevoel ontstaan, een neiging om die series waar je dan wél naar kijkt meteen te beschouwen als de beste ooit. Niet alleen bij het publiek, maar ook bij de media. Zo slaagde het Amerikaanse tijdschrift Esquire erin om Breaking Bad-spin-off Better Call Saul na welgeteld één aflevering te omschrijven als ‘beter dan het origineel’. Spijtig genoeg zijn vooral de groepen ‘niet slecht’ en ‘net niet’ exponentieel gegroeid, en zelfs al zijn er heel veel goede tot erg goede reeksen bij gekomen, eerlijk gezegd heb ik de laatste paar jaar geen nieuwe titel meer gezien die met recht en reden tussen The Sopranos, The Wire en wat dies meer zij kan staan.

1864

Nu uit bij Lumière.

DOOR STEFAAN WERBROUCK

DEENSE TV HEEFT HET AURA GEKREGEN VAN ‘PROBABLY THE BEST TV IN THE WORLD’, MAAR NET ZOALS BIJ DAT ENE DEENSE BIER IS DAT FEL OVERTROKKEN.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content