Luckas Vander Taelen kwam vorig jaar aan het hoofd te staan van het Vlaams Audiovisueel Fonds, dat de film in Vlaanderen moet ondersteunen. Ruim zes maanden na de officiële start gingen we bij hem langs, wanhopig op zoek naar zijn visie op de Vlaamse film.

n een vorig leven was Luckas Vander Taelen zanger van new wave-popgroep Lavvi Ebbel. Daarna werd hij een spraakmakend documentairemaker, om vervolgens als europarlementslid de groene kleuren van Agalev te verdedigen. Tot hij vorig jaar door toenmalig minister van Cultuur Bert Anciaux werd weggeplukt om Vlaanderens ‘filmintendant’ te worden: hoofd van de in een beheersovereenkomst aangekondigde vzw Vlaams Audiovisueel Fonds, die het vroegere Fonds Film Vlaanderen kwam vervangen en een meer transparante ondersteuning van audiovisuele creaties moest toelaten. De Vlaamse filmwereld hapte even naar adem.

Het VAF is sinds een zestal maanden aan de slag en voerde een nieuwe aanvraagprocedure in, met duidelijk aangekondigde indiendata voor projecten in vier categorieën: fictie, documentaire, animatie en experimentele media. Per categorie werd er een lijst van ‘deskundigen’ opgesteld, waaruit de intendant met zijn team als het ware op maat van het project individuen kiest die hem moeten adviseren over de aanvraag.

Het half jaar dat het Vlaams Audiovisueel Fonds effectief werkt, is geen basis voor een evaluatie. Laat het dan ook duidelijk zijn dat niemand hier op zoek is naar resultaten. Als het VAF lang genoeg wacht, zal er wel één keertje een supertalent opstaan. Wat je naar onze mening van een intendant wel mag verwachten – zo gaat dat met intendanten – is een visie op het soort film waarin Vlaanderen nu moet gaan investeren om zijn zwakke faam en naam bij te spijkeren. ‘Kwaliteit is de norm’, zei de intendant-in-spe vorig jaar tijdens Cannes aan De Standaard. ‘We stellen ons de vraag of het project de moeite waard is en Europees potentieel heeft. In principe kan zelfs een film over K3 daaraan beantwoorden, als hij geestig en origineel gemaakt is. Kijk naar de films die Richard Lester over The Beatles maakte.’ Afgezien van de manke vergelijking, klonk dat niet echt slecht. Zeker niet als je daaraan de volgende uitspraak koppelt: ‘Het leuke aan film is dat je niet eens zoveel geld nodig hebt om talent te laten bovendrijven. Kijk naar Rosetta: wat heeft die gekost? Of internationale hits als Amores Perros of Festen. Wie een origineel scenario heeft en iets durft met zijn camera, kan zoals in de rock and roll meteen een wereldster worden.’

Als we die initiële geestdrift afzetten tegen de volstrekt tegenovergestelde uitspraken hieronder, is er maar één conclusie: de werkelijkheid die uit de aanvragen blijkt, heeft Vander Taelens enthousiasme in een mum van tijd genekt. Vlaanderen heeft allicht schrikbarend weinig talent en de filmintendant moet aanvragers dwingen zijn al heel karige geld aan te nemen. Het gevolg daarvan is dat in de eerste zes maanden van de nieuwe wind Jan Verheyen 625.000 euro (voor productie van Team Spirit II), Dominique Deruddere tussen 750.000 en 1.000.000 euro (voor productie van The Wedding Party), Lieven Debrauwer alvast 60.000 euro (voor ontwikkeling van Confituur), Marc Didden & Guido Henderickx 60.000 (voor ontwikkeling van De Koning van de Wereld) en Marc Didden ook nog eens 6250 euro (voor het scenario van Dagboek van een Klootzak) hebben gekregen. Het gaat er ons helemaal niet om dat de vernoemde mensen geen geld mogen ontvangen. Wat ons interesseert, is de logica achter een montere voortzetting van de subsidiepolitiek.

Discussiecultuur is een woord dat Vlaanderen nauwelijks of niet kent, dat weten we al langer dan vandaag. Ook over Vlaamse films wordt al snel gezegd dat critici uit blijk van respect en ondersteuning beter maar geen slechte dingen schrijven. De rol die oprecht geëngageerde critici ooit speelden in de filmgeschiedenis, met een bijna rechtstreekse impact op de evolutie van cinema, wordt in Vlaanderenland door de sector hatelijk uitgespuwd. Dat de Nouvelle Vague, wellicht de meest invloedrijke ‘beweging’ van de vorige eeuw, begon met filmkritiek en zorg om een ‘nationale’ cinema, lijkt iedereen vergeten. Dat de grootste generatie Amerikaanse filmmakers, diegene die opkwam begin jaren zeventig en niet zelden rechtstreeks was beïnvloed door de Vague, op een ‘filmkritische’ manier cinema maakte, wordt hier weggehoond.

Wij pleiten schuldig: even dachten wij oprecht dat de jaarlijkse som die het VAF ontvangt veel te gering was, aangezien het Vlaams Radio Orkest en Koor (het wát?) en het Koninklijk Filharmonisch Orkest van Vlaanderen in 2002 samen bijna evenveel subsidies kregen als het budget dat aan het VAF wordt besteed. Neen, erg serieus heeft Vlaanderen, zowel publiek als privé, de film nooit genomen, dachten wij. Maar dat beeld berustte op een misverstand. Er is niet te weinig geld. Iedereen krijgt zijn potje, zowel oud als nieuw. Het beeld dat het VAF de enige geldbron is voor ongeacht welke productie in Vlaanderen, is ook al dubieus. En of een film van Samson en Gert afhankelijk is van subsidie, zoals het VAF beweert, willen wij wel eens zien. Samsons portemonnee kan heus wel een paar miljoen euro missen: bioscoop, dvd en video, koekjes, schooltassen, kinderjassen moeten toch een meer dan lucratieve return garanderen?

Any Way the Wind Blows is een pracht van een film, maar zijn subsidiëring stamt uit het vorige systeem. Ook Pieter Van Hees’ subsidie is overgenomen. Toch weet hij wat moed te scheppen: ‘De volgende jaren moeten we eindelijk de films krijgen van de generatie waaruit ook Soulwax, Millionaire, Eavesdropper, Raf Simons, Alain Platel, de Roovers, In de Gloria enzovoort zijn opgerezen.’ Het is goed, zo menen wij, die generatie duidelijk te maken dat ze ‘economisch verantwoord’ moet zijn, want een inhoudelijke, artistiek-culturele discussie over de ‘waarde’ van films is in Vlaanderen na decennia van ondermaats presteren nog steeds niet aan de orde.

Om met de deur in huis te vallen: uw voorgangers hebben niets gedaan. En van de overheid komt te weinig geld.

Vander Taelen: Dat zegt u. Zelfs al kreeg het VAF tienmaal méér geld, wat ik zeer aangenaam zou vinden, dat zou het fundamentele probleem niet oplossen. In Vlaanderen zijn de middelen beperkt, omdat het VAF, hoe je het ook draait of keert, op dit moment de enige financieringsbron is. In Vlaanderen moet iedereen komen aankloppen bij het VAF, zowel Alex Stockman als Kabouter Plop. Geen film in Vlaanderen zonder het VAF. Iedereen die iets anders beweert, weet niet wat het is een film te produceren. De structuur van de inkomsten voor een film is dusdanig dat er al vooraf een haalbaarheid moet worden gerealiseerd voor je aan investeringen uit de privé toekomt. En dan ben je snel uitgepraat. Ik denk dat het systeem van de tax shelter, die – laten we dat niet vergeten – nog altijd niet functioneert, een eerste stap kan zijn.

Als je ziet wat er in Wallonië bestaat met Wallimage: dat stimuleert als economisch fonds producties met de verplichting 150 procent weer in lokale business te investeren, waardoor er via de lange omweg van de macro-economie geld wordt gepompt in Wallonië. De kabelmaatschappijen zijn er voor een stuk mee ingeschakeld, want die zijn verplicht om twee euro per abonnee terug te storten in een fonds. In Franstalig België is er de cahier de charges waaraan de televisiezenders worden onderworpen. In Frankrijk is het systeem nog anders, onder meer gebaseerd op de box office, tickets. Er zijn dus verschillende financieringsbronnen. Als we hier een ambitieuze filmpolitiek willen voeren, dan moeten we toch eens serieus beginnen na te denken over een combinatie van maatregelen. In Franstalig België is de organisatie ook niet op het vlak van de return van box office gestoeld, want een sterke box office bestond ook daar niet. En die is er nog altijd niet, de enige ontgoocheling die het impulsprogramma daar heeft moeten slikken. De laatste film die het ongelooflijk goed heeft gedaan, was Le huitième jour. Maar je moet het allemaal relativeren, dat succes van de Franstalige cinema. Ze hebben veel prijzen gehaald, maar daarop verder blijven teren, zal niet gaan. En wat is dat succes in box office- termen precies? Eigenlijk ook niet echt meer dan tweeënhalve film: Toto le héros, Le huitième jour en het effect dat Rosetta uit de Gouden Palm heeft kunnen behalen. Rosetta heeft de wereld rondgereisd, maar je zult in een klein Europees filmland als het onze nooit de garantie hebben dat films zichzelf kunnen terugbetalen. Dat is ook niet zo erg. Wat je moet kunnen bereiken, is dat films voor een nationaal en internationaal publiek interessant zijn en dat mensen ernaar gaan kijken. Het idee van de blockbusters is te vergelijken met die drang naar kijkcijfers op televisie. Het kan toch niet de bedoeling zijn die norm te gaan gebruiken? Want dan knijp je een groot aantal films dood.

U hanteert die norm zelf ook, door 625.000 euro aan ‘Team Spirit II’ te geven.

Vander Taelen: Dat is eenvoudig. Als je maar één financieringsbron hebt in Vlaanderen, voel ik me niet geroepen om Team Spirit II niét te steunen.

De beslissing zou dezelfde zijn als in de subsidiëring van theater: ‘Boeing Boeing’ krijgt geen subsidies.

Vander Taelen: Zo’n theaterproductie kost maar een tiende van wat een film kost.

Het gaat om keuzes die samen een beleid met een visie vormen: geen louter commerciële producties.

Vander Taelen: Het zou onverantwoord zijn om van het VAF een louter cultureel fonds te maken, met louter culturele uitgangspunten. Dat zou een grote vergissing zijn. Bovendien heeft Jan Verheyen bewezen dat de mensen zijn films willen zien. Als je die film niet meer zou steunen, speel je je rol als VAF niet, want in de huidige constellatie heb je niet de luxe om enkel een cultureel fonds in enge zin te zijn. Je bent het enige overheidsfonds dat geld geeft aan film, en de Vlaamse film is een huis met vele kamers. Als je zegt dat je Team Spirit niet gaat steunen, dan wordt die niet gedraaid. Je neemt dan de top van de box office weg in Vlaanderen, en ik geloof nog altijd dat het succes van één film de andere kan meetrekken.

Er is geen bewijs voor die stelling. Na ‘Daens’ was er geen merkbare verbetering.

Vander Taelen: Ik herhaal: zolang het VAF de enige investeringsbron is voor cinema in Vlaanderen, is het onverantwoord ons puur cultureel op te stellen. De cinemasector in Vlaanderen moet ondersteund worden. Noch de film van Verheyen, noch die van Stockman of die van Samson en Gert kunnen leven zonder steun. Als ik films als Team Spirit uitsluit, dan hebben we het over zaken als ‘goeie en slechte smaak’. Daarover gaat het niet.

De strategische doelstellingen in de beheersovereenkomst tussen de Vlaamse overheid en de vzw Vlaams Audiovisueel Fonds lijken ons anders wel op de eerste plaats cultureel: kwaliteit, opsporen en stimuleren van jong talent, vernieuwing, culturele diversiteit, internationale waardering. Citaat: ‘De finaliteit blijft daarbij steeds het verwerven van een kwaliteitsimago voor de Vlaamse audiovisuele creaties naar inhoud en naar vorm, dat zowel binnen- als buitenlandse waardering en uitstraling geniet.’

Vander Taelen: Ja, en? Team Spirit II is kwaliteit van productie, een goed gemaakte, met kennis van zaken opgezette organisatie. Dat was ook het oordeel van de deskundigen die de ingediende projecten beoordelen. Ik beweer niet dat ik elk commercieel project automatisch zal goedkeuren. Team Spirit II charmeert mij omdat het een voorbeeld is van hoe je met weinig geld een goed georganiseerde productie kunt opzetten. Ik zou haast willen dat iedereen zijn project op die manier kan structureren en het zo in een aanvraag kan indienen. In de beheersovereenkomst staat ook dat het onze opdracht is om het publieksbereik van de producties te helpen verhogen. Ik ga het VAF niet laten opsluiten in een culturele rol, want cinema is ook een belangrijke industriesector. Andere dan louter culturele projecten moeten ook worden gesteund zolang er geen andere situatie voorhanden is. Team Spirit heeft in de zalen 500.000 kijkers aangetrokken, dus vind ik niet dat ik moet zeggen: dat interesseert ons niet. Als men mij van overheidswege zegt dat ik enkel het culturele moet voortrekken, dan denk ik die kritiek te kunnen pareren. De louter culturele weg is een van de glibberigste paden die het VAF nu kan inslaan.

Wij maken ons voortaan geen illusies meer over een kwalitatief, cultureel-artistiek beleid. Maar u heeft ook gekozen voor ‘Steen der Hulp’ van Bavo Defurne. Waarom?

Vander Taelen: Omdat wij geweldig geïnteresseerd zijn in de manier waarop films hun weg naar het publiek vinden. En ik denk dat zowel Team Spirit II als Steen der Hulp hun weg naar het publiek zullen vinden. Trouwens, als je ziet wat wij allemaal steunen, zie je een heel uitgebalanceerd gamma aan creaties.

Wat de voorbije zes maanden is toegekend, toont geen nieuwe visie. De spelers van de laatste vijftien jaar zijn nog steeds ‘in the running’.

Vander Taelen: Wat wilt u? Ik kan ze ook niet gaan boetseren en zelf voor meer vernieuwing zorgen.

Je zou ook bepaalde projecten die de vernieuwing een sterkere drive kunnen geven meer geld toebedelen. In plaats van de oude garde die voor de huidige achterstand heeft gezorgd ook nog met maximale bedragen te belonen.

Vander Taelen: Ik zie daar het nut niet van in. Het zou onverantwoord zijn om als overheid bijvoorbeeld 1.250.000 euro, tien procent van ons budget, aan één film te geven. Dat zou het einde van de filmproductie zijn. En bovendien zou het afwijzen van producties als Team Spirit II de sector tot werkloosheid verdoemen.

Dat is een duistere bewering, want het kiezen voor andere soorten van producties kan evengoed voor werk zorgen. Over de samenstelling van de lijsten deskundigen dan: die komen uit de sector zelf. Vindt u het normaal dat zij ook zelf dossiers kunnen indienen?

Vander Taelen: Dat is onvermijdelijk. Als kleine regio beschikken we nu eenmaal niet over een waslijst aan mogelijke deskundigen van wie we de diensten kunnen inschakelen. Bovendien speelt de betrokkenheid van sommigen nooit een rol, want dossiers waarin deskundigen zelf een belang kunnen hebben, komen niet bij die mensen terecht. Er zijn er die ons zelf melden dat ze bepaalde adviezen niet kunnen doen omdat ze betrokkenheid voelen bij het project. Overigens zijn de adviezen van een indrukwekkend niveau. Mochten ze oppervlakkig, snel of bevooroordeeld zijn, dan ben ik de eerste om het systeem in vraag te stellen.

De hele sector is vertegenwoordigd. Alleen vindt u dat filmcritici geen experts zijn, want die zitten er niét in.

Vander Taelen: Ik vind dat de pers zijn onafhankelijkheid moet bewaren.

Dat is precies ons punt. Filmcritici zijn niet bij de sector betrokken, ze zijn ‘onafhankelijk’ van die sector.

Vander Taelen: Ik herhaal: ik vind dat de pers zijn onafhankelijkheid moet bewaren.

Waarom steekt u er dan literaire auteurs in, als je weet dat al de hele filmgeschiedenis lang vanuit de sector zelf wordt gezegd dat een literair talent niet garant staat voor een goed scenario, uitzonderingen niet te na gesproken.

Vander Taelen: Mensen als Erwin Mortier en Peter Verhelst zitten erin omdat ze goede adviezen schrijven.

En u heeft er dus ook geen probleem mee dat Erwin Mortier een scenario heeft goedgekeurd gekregen en tegelijk een expert is?

Vander Taelen: Neen, ik heb daar geen problemen mee.

Tot slot: iedereen heeft het hier in Vlaanderen altijd over ‘het belang van het scenario’. Veel heeft die aandacht nog niet echt opgeleverd. Begint dat scenario geen soort fetisj te worden? Tenslotte is film in de eerste plaats visueel, en voor veel grote filmmakers was het scenario enkel een middel.

Vander Taelen: U denkt dan aan een heel klein segment van de cineasten op wereldschaal. Eén: ik zit zeker te wachten op gedurfde scenario’s, maar ik heb er nog geen gekregen. Twee: wij moéten wel een scenario hebben om iets te kunnen beoordelen. Weet je, ik heb totnogtoe niets gekregen dat zo vernieuwend is dat we voorbij het initiële scenario kunnen kijken naar het uiteindelijke doel: een vernieuwende film. De dag dat we hier een genie binnen krijgen dat zelfs zonder scenario kan werken, denk je dat ik dan over het scenario ga zeuren? In Vlaanderen, met wat er voorhanden is, moet je met het scenario beginnen, punt.

Door Jo Smets en Ben Van Alboom Foto Piet Goethals

een artistiek-culturele discussie over films is in vlaanderen na decennia van ondermaats presteren nog steeds niet aan de orde.

‘Het zou onverantwoord zijn om van het Vlaams Audiovisueel Fonds een louter cultureel fonds te maken, met louter culturele uitgangspunten.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content