Met ‘In Cold Blood’ schreef Truman Capote een boek dat de geschiedenis van de literatuur en de journalistiek zou veranderen. Maar hij moest er wel zijn ziel voor aan de duivel verkopen. Het verhaal achter de film ‘Capote’.

Op een dag zat Truman Capote, toen op het hoogtepunt van zijn roem, met een nieuwe kennis op restaurant. Hij eiste het gesprek volledig op en onderhield zijn tafelgenoot met uitvoerige verhalen over zijn nieuwste plannen en laatste belevenissen in de beau monde. Na zowat een uur hield de schrijver even zijn mond en zei: ‘Wat ben ik toch onbeleefd! Totnogtoe hebben we alleen maar over mij gepraat. Laten we het eens over jou hebben. Wat vind jij eigenlijk van mij?’ Of het echt zo gebeurd is, blijft onduidelijk, maar Capote vertelde de anekdote wel graag tegen iedereen die hij ontmoette. Hij was dan ook de meest egocentrische Amerikaanse schrijver van de twintigste eeuw, een man die zelfverheerlijking tot kunst heeft verheven. Dat er 22 jaar na zijn dood een film over hem is gemaakt die bovendien zijn naam draagt, had hij wellicht niet meer dan normaal gevonden.

Capote is niet echt een biografie, maar focust op één periode uit zijn leven, die waarin hij zijn meesterwerk In Cold Blood heeft geschreven. Eind 1959 las Capote een artikel in The New York Times over een bloederige moord in een landelijk dorpje in de staat Kansas. Twee misdadigers, Richard Hickock en Perry Smith, hadden er een boerderij overvallen op zoek naar het fortuin van de familie. Toen de schat niet bleek te bestaan, werden de vier gezinsleden koudweg afgemaakt en achtergelaten. Een paar maanden later rekende de politie het duo na een klopjacht in toen ze naar Las Vegas probeerden te vluchten. Capote raakte in de ban van het verhaal en reisde af naar Kansas om het in een boek te gieten. Zes jaar later lag het resultaat in de winkels en claimde Capote dat hij een nieuw literair genre had uitgevonden: de ‘non fiction novel’, waarin een schrijver met literaire procedés een waar- gebeurd verhaal in een romanvorm giet.

Toen hij aan zijn boek begon, was Capote (°1924) al een gevierd auteur en een ster van het New Yorkse societyleven. Op zijn 17e had hij de schoolbanken vaarwel gezegd om te beginnen schrijven. Hij raakte binnen bij het beroemde weekblad The New Yorker, publiceerde korte verhalen in de meest prestigieuze magazines en scoorde een bestseller met zijn debuut Other Voices, Other Rooms uit 1948. In de jaren vijftig trok hij de wereld rond. Hij verbleef onder meer twee jaar in Sicilië, in een huis waar D.H. Lawrence nog gewoond had, en reisde samen met een Amerikaans theatergezelschap door de USSR. Ondertussen verdiende hij zijn brood met theater- en filmscripts, onder meer voor Beat The Devil, de noir-parodie van John Huston uit 1954. In 1958 kwam zijn tweede roman uit, Breakfast At Tiffany’s, die een paar jaar daarna met heel veel succes verfilmd zou worden door Blake Edwards, met een onvergetelijke Audrey Hepburn in de hoofdrol (al vertelde Capote tegen ieder die het wilde horen dat Marilyn Monroe – die hij had ontmoet op de set van John Hustons The Asphalt Jungle – eigenlijk beter geschikt was). Capote stond bekend als een geniale jonge schrijver – iets wat hij maar al te graag bevestigde – maar ook als een man die op feestjes zijn gezelschap eindeloos kon entertainen met zijn scherpe, radde tong en agressieve analyses van de politiek, de media of de literatuur. ‘Ik ben ongeveer even groot als een machinegeweer’, zo zei hij ooit in een verwijzing naar zijn kleine gestalte, ‘en ik maak evenveel lawaai.’

Voor In Cold Blood reisde Capote samen met zijn jeugdvriendin Nelle Harper Lee af naar Holcomb, het dorpje in Kansas waar de gruwelijke gebeurtenissen hadden plaatsgevonden. Een dandyeske, welbespraakte, verwijfde homoseksueel uit New York die piekfijn gekleed zijn opwachting maakt in een streek waar het bestaan van gays simpelweg werd ontkend, dat moet wel schokgolven hebben veroorzaakt. Een politieagent vertelde later tegen Capote-biograaf George Plimpton dat hij de auteur was gaan opzoeken in zijn hotelkamer en hem had aangetroffen in een roze negligé. Wellicht was dat een leugen, maar het geeft een goed beeld van de vooroordelen in Holcomb tegenover homo’s. Maar de auteur was charmant genoeg om de tegenstand te overwinnen. Via de vrouw van de politiecommissaris krijgt hij de toestemming om alle dossiers over de zaak in te kijken en later mag hij ook een van de moordenaars kort spreken. De tijd speelt echter in zijn nadeel: het lijkt erop dat het duo terechtgesteld zal worden voor Capote ze grondig kan interviewen. Dus beslist hij om het verhaal in eigen handen te nemen: de twee mogen op zijn kosten een beroep aanspannen tegen hun veroordeling, zodat hij ze uitgebreid aan de tand kan voelen.

Nog voor er één letter op papier stond, wist Capote al dat In Cold Blood zijn ultieme meesterwerk zou zijn. ‘Als ik eraan denk hoe goed dit boek zal worden’, vertelde hij, ‘dan heb ik soms moeite om te ademen.’ Het tekent de schrijver ten voeten uit: de man is nooit vies geweest van wat hype. Zeker toen William Shawn, hoofdredacteur van The New Yorker, de ruwe versie omschreef als ‘het beste wat ik ooit gelezen heb’, werd In Cold Blood de ’talk of the town’ in New York. Er was echter één groot probleem: het boek had geen einde. Capote had zelf de beroepsprocedure in gang gezet waardoor de terechtstelling van de twee moordenaars – het enige logische slot van de roman – op de lange baan was geschoven. Terwijl Capote nauwelijks kon wachten tot het duo aan zijn einde kwam, beschouwden Smith en Hickock de auteur als hun redder: zij schreven vanuit de gevangenis meer dan veertig brieven waarin ze hem vroegen om te getuigen dat ze hun misdaad niet met voorbedachten rade hadden gepleegd, waardoor ze zouden ontsnappen aan de doodstraf. Maar dat de twee níet terechtgesteld zouden worden, was zijn ergste nachtmerrie.

Uiteindelijk zou het zes jaar duren vooraleer Smith en Hickock aan hun einde kwamen en het wachten viel Capote zwaar. Hij werd heen en weer geslingerd tussen schuldgevoelens en haat tegenover ‘zijn’ onderwerpen, en bracht zijn tijd vooral door op feestjes, waar hij zwaar in de drank vloog. Het succes van andere schrijvers stemde hem bitter. Toen Harper Lee in 1964 beroemd werd dankzij To Kill A Mockingbird – waarin Capote opdraaft als het personage Dill – gedroeg hij zich zo grof dat ze nadien nooit meer met elkaar zouden spreken. In 1965 kon hij In Cold Blood toch afmaken en uitbrengen, en het boek werd meteen omarmd als een subliem werk. Al klonk hier en daar toch enige reserve over de houding die Capote had aangenomen tegenover Smith en Hickock. ‘Voor de eerste keer kon een invloedrijke schrijver op een bevoorrechte manier omgaan met misdadigers die zouden sterven’, zo schreef de recensent van The Independent, ‘en naar mijn gevoel heeft hij niet alles gedaan wat hij kon om ze te redden.’ Ook de film schildert Capote af als een leugenaar en een lafaard die met voorbedachten rade de twee mannen heeft misbruikt. In één scène gaat de auteur op bezoek bij de moorde- naars, die hem vragen of hij al een titel heeft voor zijn boek. Die heeft hij zeker – hij stond tenslotte al overal in de kranten – maar Capote kan hem niet verklappen, precies omdat hij aangeeft dat hij hen al lang opgegeven heeft.

Ondanks de kanttekeningen van sommige critici, was In Cold Blood voor Capote toch een triomftocht. Daar had de auteur – meester van de zelfverheerlijking – een serieuze hand in. Om de release te vieren organiseerde hij immers een feest waar New York niet over kon zwijgen, zijn beruchte ‘black and white party’ in het Plaza Hotel. Op de uiterst exclusieve gastenlijst – ‘Ik heb 500 vrienden gemaakt’, aldus Capote ‘en 15.000 vijanden’ – stonden sterren als Andy Warhol en Frank Sinatra, literaire grootheden als Norman Mailer en leden van de familie Rockefeller en Vanderbilt. Sommige beroemdheden die niet uitgenodigd waren, gingen weg uit New York om de vernedering te ontlopen. De dress code was streng: alleen zwart en wit mocht, en iedereen moest maskers dragen – zelfs de bodyguards van Lynda Johnson, dochter van president Lyndon Johnson, pasten zich aan. De roddelrubrieken stonden vooraf vol, tijdens het feest verdrong er zich een massa aan het hotel om een glimp op te vangen en tv-zender CBS bracht zelfs live verslag uit. ‘The Black and White Ball was een kunstwerk’, aldus Deborah David, die een boek schreef over het feest, ‘en voor Truman Capote was het even belangrijk als elk van zijn boeken.’

The Party Of The Century, zoals het feest achteraf genoemd werd, was echter het laatste hoogtepunt uit Capotes leven. De lange incubatieperiode van In Cold Blood had zijn tol geëist: hij zou nooit nog een boek publiceren en gaf zich helemaal over aan drank en drugs. Zijn laatste magnum opus moest Answered Prayers worden, een soort proustiaanse roman over zijn leven waarvoor hij een gigantisch voorschot kreeg. Toen Esquire in 1975 een paar fragmenten publiceerde, bleek dat Capote met zijn duivelse pen brandhout had gemaakt van veel van zijn collega’s en vroegere vrienden. Een columniste merkte op: ‘Hij schrijft over de dingen die hij kent, zoals mensen verwachten van schrijvers, alleen heeft hij niet gewacht tot iedereen dood was.’ Zowat iedereen liet ‘The Tiny Terror’ na de publicatie vallen, en de negatieve reacties duwden Capote nog dieper in een spiraal van depressies, drugs en drank. Hij gaf het schrijven zo goed als op – toen Answered Prayers in 1986 postuum uitkwam, bleek hij nauwelijks nog te zijn opgeschoten – en dook vooral op in het nachtleven en als mediafiguur. Een paar jaar later, in 1984, stierf Truman Capote in Los Angeles aan een leveraandoening. ‘Het leven is een matig toneelstuk, met een slecht geschreven derde akte’, zo schreef Capote ooit. Hij had er zelf voor gezorgd dat het toneelstuk van zijn leven de middelmaat oversteeg, maar dat het einde tegenviel, kon zelfs hij niet verhinderen.

CAPOTE

VANAF 22/3 IN DE BIOSCOOP

Stefaan Werbrouck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content