In de volgende maanden rolt interactieve digitale televisie Vlaanderen binnen, via de kabel of de telefoonlijn. Staan we voor de grootste verandering op tv-gebied sinds de kijkkast zijn intrede deed of loopt het allemaal niet zo’n vaart? ‘Interactiviteit is een mythe.’

Terwijl de technologie in de rest van het huis steeds andere vormen heeft aangenomen, bleef het tv-toestel zijn oude zelf. Goed, de modellen zien er niet meer uit zoals vijf decennia geleden en in plaats van zwart-wit krijg je nu alles in kleur binnen, maar de functie van de beeldbuis is weinig veranderd: je zet hem aan, leunt achterover en laat alles over je heen komen. Maar de couch potato heeft zijn beste tijd gehad: voortaan zal je je moeten inspannen om naar televisie te kijken, want vanaf deze zomer doet de interactieve digitale televisie (IDTV) zijn intrede, en die moet de mogelijkheden van onze tv fenomenaal doen toenemen: meer zenders vanzelfsprekend, maar ook veel meer vrijheid om je eigen tv-avond samen te stellen, de kans om mee te spelen met je favoriete quiz, de kleding van een soappersonage te bestellen of je bankverrichtingen te doen.

De tv-beelden die u en ik vandaag binnenkrijgen zijn analoog, een reeks radiogolven die ofwel door de ether worden gestraald ofwel door de kabel worden gestuurd. Digitale televisie maakt van een programma een reeks enen en nulletjes, waardoor niet alleen beeld- en geluidskwaliteit verhogen maar ook de plaats die het programma inneemt, gevoelig verkleint. Vandaag is een digitaal programma acht keer kleiner dan een analoog. Dat betekent dat in plaats van dertig er ruim tweehonderd zenders kunnen komen, en dat er naast het programma zelf ook allerlei andere informatie kan worden meegegeven. Voor de meeste mensen staat digitale televisie gelijk met een pak meer zenders, die zich vooral richten op één bepaalde doelgroep. Van de liefhebbers van extreme sporten tot de postzegelverzamelaars tot – natuurlijk – erotische kanalen, iedereen wordt bediend. Maar zitten we wel te wachten op een explosie van zenders? ‘Het probleem is dat Vlaanderen een luxepositie bekleedt’, zegt Erik Dejonghe, professor nieuwe communicatietechnologie en adviseur van minister van Media Geert Bourgeois. ‘Eigenlijk hebben we het hier té goed. Op de kabel zitten nu al zo’n dertigtal zenders, terwijl we voor negentig procent van de tijd naar een tiental daarvan kijken. Meer zenders is misschien relevant als je ergens in een uithoek van Groot-Brittannië woont, maar hier in Vlaanderen niet.’ Of zoals een onderzoek onlangs uitwees: mensen die zestig kanalen kunnen ontvangen, kijken regelmatig naar vijftien daarvan. Bij wie negentig kanalen binnenkrijgt (zoals in de VS), is dat getal… nog steeds vijftien.

Je kunt je afvragen of al die nieuwe zenders betere televisie zullen opleveren. Digitale tv is veel goedkoper om te maken en door te sturen – het materiaal kost veel minder – en dat betekent dat je gemakkelijker een eigen zender kunt beginnen. In Vlaanderen is er bijvoorbeeld al het politieke nieuwskanaal Actua TV bijgekomen, ook de VRT wil minstens drie digitale kanalen oprichten – waaronder het nu al beruchte CultuurNet – en de commerciële zenders zullen niet achterblijven. Maar heeft Vlaanderen wel genoeg talent om een pak meer televisie-uren zinvol te vullen? ‘Daar kan ik kort op antwoorden’, zegt Peter Suetens, e-manager van de VRT: ‘Neen. Vlaanderen is ruwweg de helft van Parijs, hé? Met goede kweekscholen kun je het talent wel een handje helpen – kijk maar naar wat Denemarken bereikt op filmgebied – maar dan nog kun je geen wonderen verwachten.’ En dus zal digitale televisie voor een groot deel uit vulsel bestaan, en dan nog meestal van buitenlandse oorsprong. Krijgen we in de toekomst dan ‘200 channels and nothing on’? Niet per se, want digitale televisie brengt ook video on demand in de huiskamer, waarmee je wanneer je maar wilt een programma dat je hebt gemist, kunt oproepen en bekijken. ‘Zo’n tv-theek is wél een belangrijke factor om van digitale televisie een succes te maken’, zegt Dejonghe. ‘Als je vroeger een collega hoorde vertellen over een schitterend programma de avond voordien, dan moest je beginnen rondbellen naar familie en vrienden om te zien of iemand het had opgenomen. Dat zal nu dus niet meer nodig zijn.’ Als je een aflevering van Het Geslacht De Pauw of Matroesjka’s hebt gemist, is één druk op de knop (oké, een paar drukjes) genoeg om weer mee te zijn. Al hangt het succes van video on demand af van de omroepen die hun programma’s doorsturen via de digitale platforms – zij kiezen welke uitzendingen ze beschikbaar maken – en ook van de kostprijs om een uitzending op te vragen. ‘Als het niet te duur is’, aldus Suetens, ‘kan video on demand wel iets worden, al verwacht ik daardoor geen revolutionaire veranderingen in het kijkgedrag. Die zullen vooral komen als de digitale videorecorders wijdverspreid worden.’

Het toverwoord is eruit: de digitale videorecorder (DVR), het meest opwindende toestel uit de ‘salonrevolutie’. In principe is de DVR een harde schijf die je aansluit op je tv, waarop je naar hartelust programma’s opslaat. Je kunt hem aan de hand van de Elektronische Programma Gids – een uitgebreid overzicht van wat er op de digitale kanalen te zien is – alles laten bewaren wat je zou kunnen interesseren: een documentaire over duivenmelken, elke film met Halle Berry of de clips van Coldplay, je persoonlijke videorecorder houdt het allemaal bij. Een betere manier om het kaf van het koren te scheiden is er dus niet. Maar misschien nog een leukere functie van de DVR is de timeshifting, waardoor je een opname kunt bekijken terwijl het eigenlijke programma nog bezig is. Ruzie aan de eettafel omdat vaderlief per se het begin van Ter Zake wil zien, is er niet meer bij. Ook al zit je pas om halfnegen in de zetel, je kunt de uitzending gewoon vanaf het begin volgen. Als kijker maak je je volledig los van de programmaschema’s van de zenders, en daarom bekijken de omroepen de DVR dan ook met een scheef oog. ‘Nu zit een tv-avond heel secuur in elkaar’, aldus Dejonghe. ‘De zwakkere programma’s worden tussen de publiekstrekkers geplaatst, om je een hele avond aan één zender te binden. Maar als je bijvoorbeeld het nieuws kunt bekijken wanneer je maar wilt, dan ga je vooraf misschien eens zoeken naar een of andere documentaire en nadien nog ergens anders een serie bekijken.’ Onderzoek heeft uitgewezen dat zestig procent van de mensen die een DVR bezitten, alleen nog via dat toestel televisie kijkt. Iets als prime time zal niet meer bestaan en trouw aan een zender valt weg. VRT-topman Tony Mary stelde onlangs dat de VRT tegen 2010 de helft van zijn kijkers zou verliezen; dat betekent niet dat afzonderlijke programma’s, zoals het journaal, hun publiek drastisch zullen zien verminderen, maar de zender in zijn geheel zal wel klappen krijgen.

Niet alleen de omroepen zijn bang voor de digitale videorecorder, ook de adverteerders zitten met een ei in hun broek. Met de DVR zul je immers gemakkelijk alle reclamespotjes kunnen skippen: als kijker levert je dat een hoop tijdwinst op, maar voor bedrijven is het natuurlijk een nachtmerrie. Al hoeft het voor de reclamewereld niet per se een ramp te worden, dat bewijst het verhaal van de Tivo. De Tivo is een soort digitale videorecorder die eind de jaren negentig in de VS op de markt kwam. Dankzij de Tivo konden Amerikaanse tv-kijkers alle reclameblokken overslaan – en in de VS is dat pas écht een luxe – en onderzoek wees uit dat ruim negentig procent van de bezitters dat ook daadwerkelijk deed. De Tivo heeft in de VS dan ook vurige aanhangers die de lof zingen van ‘het apparaat dat je bevrijdt van de boze reclamewereld’ – hij kreeg het koosnaampje ‘God’s Machine’ mee.

Maar het succes heeft een nieuwe vorm van reclame doen ontstaan, die wat doet denken aan de banners op internet. Terwijl je de reclameblokken doorspoelt, verschijnen allerlei boodschappen op je scherm die je uitnodigen om een reclamefilmpje te bekijken, een gratis staaltje aan te vragen of mee te doen met een wedstrijd. De kans dat je daar als kijker op ingaat, is groot omdat de Tivo informatie over je kijkgedrag opslaat en doorspeelt naar de bedrijven. Je krijgt dus een reclame op maat, de natte droom van de marketeers. De reclamewereld speelt niet alleen via die banners in op het ‘Tivo’en’ van programma’s, ook product placement in en sponsoring van programma’s is de laatste jaren enorm gestegen. En dat zorgt voor een fijne paradox: hoewel je het gevoel krijgt dat je de reclame kunt ontlopen, kom je er veel meer mee in contact dan je denkt.

Om je als kijker te binden, zullen de omroepen een beroep moeten doen op het magische woord van de laatste jaren: interactiviteit. Nu al kun je via je telefoon bellen of sms’en om je favoriete Idool te kiezen en ook programma’s als De Thuisploeg of Doe De Stemtest probeerden de mensen in hun zetel thuis tot enige activiteit aan te zetten. Dankzij digitale televisie moet dat een stuk gemakkelijker worden, want je zult gewoon met je afstandsbediening je stem kunnen uitbrengen. Of je kunt rechtstreeks deelnemen aan een quiz, recepten opvragen bij een kookprogramma of de garderobe van je favoriete soapster van dichterbij bekijken. Alleen is de vraag opnieuw: zitten we daar op te wachten? Is het publiek ertoe bereid om na een hele dag achter het computerscherm of tussen de papieren nog eens mee te spelen met een quizje en te zitten tokkelen op de afstandsbediening? Dejonghe: ‘Interactiviteit is een mythe. Het is een modewoord dat ontstaan is toen de computer opgang maakte en dat sindsdien overal gebruikt wordt omdat het zo modern klinkt. Om interactiviteit echt te doen slagen, moet je als gebruiker het gevoel krijgen dat je een impact hebt. Kijk naar hét schoolvoorbeeld van interactiviteit, de computergame. Daar kun je als individu alles sturen en inspelen op wat er gebeurt. Als je stemt op een van de kandidaten van Idool, dan verdrinkt jouw keuze tussen die van duizenden andere mensen. Voor jongeren die vertrouwd zijn met computergames stelt zoiets niets voor. In Groot-Brittannië, waar men op dat vlak veel verder staat dan hier, is men nog altijd op zoek naar de toverformule.’

Wat geldt voor de interactieve mogelijkheden van digitale televisie, gaat ook op voor het ‘internet op tv’ dat aangeboden wordt. Voorlopig is dat vooral een ’teletekst op pepmiddelen’ – zoals Suetens het omschrijft – waarbij je via je televisie kunt e-mailen, dingen als het weer of de lotto-uitslagen kunt raadplegen, je bankverrichtingen kunt doen of bij de overheid documenten kunt aanvragen. Nochtans zijn de internetmogelijkheden net de reden waarom de Vlaamse overheid al van in het begin mee is gestapt in digitale televisie. Vlaanderen heeft wat de verspreiding van internet betreft immers nog altijd een serieuze achterstand op landen als Nederland en Zweden. Hier ligt de internetpenetratie zowat tien procent lager, en dat komt vooral door de 55-plussers die er niet aan durven te beginnen, de mensen met klavierangst, aldus Dejonghe. ‘Dat zijn diegenen die bang zijn om op een toets van het klavier te duwen uit vrees dat ze de computer onherstelbare schade zullen toebrengen. Een computer boezemt ook angst in: hij blokkeert soms zonder reden, je hebt al die verhalen over virussen… Als je die mensen een stabiel platform kunt aanbieden, zoals hun vertrouwde televisie, dan kun je ze wel toegang bieden tot sommige diensten. En als ze het eenmaal gewoon zijn, dan stappen ze misschien wel over naar de computer en het internet.’ Surfen op je tv is dus nog niet voor vandaag, de eerste voetjes in het water steken wel.

Wordt 2005 het jaar van de interactieve digitale televisie? Ja en nee. Vanaf deze zomer kan de gewone consument wel bij Telenet en Belgacom een tv-abonnement afsluiten (zie kaderstuk), maar of we daarom ook massaal zullen overschakelen, is voorlopig afwachten. ‘Als ik een beetje volg wat Telenet en Belgacom allemaal vertellen’, zegt Dejonghe, ‘leid ik daaruit af dat ze verwachten dat op korte termijn ongeveer een derde van de tv-kijkers zal meegaan. Daar ben ik eerlijk gezegd een beetje sceptisch over, precies omdat we hier in Vlaanderen zo verwend zijn. Natuurlijk zullen de speelvogels die alle nieuwe technologie willen ontdekken – u spreekt momenteel met een van hen – meteen overschakelen. Maar dat is slechts vijf procent van de markt. Daarna zal het heel wat trager gaan: de mensen zullen echt overtuigd moeten worden door het aanbod of door wat andere gebruikers vertellen. Al denk ik niet dat digitale televisie nog kan mislukken. In het verleden zijn bepaalde projecten faliekant afgelopen, maar daar hebben de aanbieders nu hun lessen uit getrokken. Wees gerust: de vraag is niet óf de revolutie er komt, maar hoe snel.’

Door Stefaan Werbrouck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content