DE RECHERCHE
Bob Dylan kon nog wel zingen dat de tijden aan het veranderen zijn, maar neem het van mij aan: dit zijn vooral verwarrende tijden. Het was zomer in de herfst en niemand weet wat de winter brengen zal, en naar het schijnt willen jongens van een jaar of vier tegenwoordig allemaal Mega Mindy worden. Verwarring alom dus in de hoofden en in de harten, en die steeg nog bij het kijken naar De recherche. Het begon als de policier zoals de hedendaagse mens die kent en graag heeft. Snedig gemonteerd, met over elkaar glijdende beelden, soms in grove korrel en gelardeerd met muziek uit de achterbuurt van een Amerikaanse grootstad. Het leek wel The Wire in Gent.
Tot de hoofdrolspelers hun mond opendeden. Zo slecht had ik in jaren niet meer zien acteren. Houterig, stuntelig met een overdreven mimiek en gebaren. Maar wacht eens, dit was niet geacteerd, dit was echt, ik was naar de realiteit aan het kijken, naar het recherchewerk zoals dat misschien niet in Flikken is maar wel elke dag wordt verricht door de lokale recherchedienst Gent. Er rolden camerabeelden binnen van de ene overval met geweld na de andere. En altijd weer was daar een man te zien met dezelfde broek aan. ‘Weer dat broekske. Het is dezelfde’, juichte rechercheur Line binnensmonds bij het bekijken van de beelden van een overval met vuurwapen in een supermarkt in Melle. ‘We moeten ‘m van straat halen, er zullen doden vallen.’
Gelukkig voor de rechercheurs hadden ze niet met de slimste man van de planeet te maken. Op het aanmeldingsformulier van de fitnesszaak waar hij een paar gsm’s stal, had hij netjes zijn naam, e-mailadres en telefoonnummer ingevuld. En soms is het toeval sterker dan de realiteit: een wijkagent meldde dat hij de verdachte bij hem verwachtte voor een gesprek over fraude met een bankkaart. Bij momenten lijkt politiewerk echt té eenvoudig om waar te zijn. Op weg naar het lokale politiekantoor haalde Line diep adem. Ze wilde de ondervraging leiden. Ze kende het dossier en ze wilde het opbouwen. Hij móést bekennen. Want een broekske van vijftig in een dozijn was nu niet meteen het meest robuuste bewijs.
Dan sloeg bij mij de verwarring weer even toe. Bij opbouwen denk ik aan subtiele vragen, ingenieuze valkuilen, het inbouwen van functionele stiltes. In werkelijkheid gaat dat opbouwen er een pak botter en directer aan toe. Stel je ook geen verhoorkamer met spiegelramen voor, of een spelletje ‘goede flik, slechte flik’. Neen, de rechercheur zit achter een kast van een computer en ramt ieder antwoord van de verdachte letterlijk op het toetsenbord. ‘Wat weet je van de feiten?’ ‘Niets.’ ‘De verdachte weet niets van de feiten.’ Ram, ram, ram.
Uiteindelijk brak de verdachte. Niet door een subtiel opgebouwd verhoor, maar gewoon omdat hij niet tegen de vloed aan camerabeelden op kon. Hij bonkte met zijn hoofd op het houten bureau en vervloekte zichzelf. ‘Wat heb ik mijn moeder aangedaan?’ Wanneer Line hem de beelden van de overval op de supermarkt toonde, veerde hij op. ‘Dat is mijn broek niet. En zo’n pet zou ik nooit dragen.’
Het leven hangt vaker dan we willen aan elkaar van banaliteiten. De rechtbank slaagde erin dat op een precieze en subtiele wijze vast te leggen, De recherche moet daarentegen opboksen tegen alle beelden die in onze hoofden leven van politieseries, achtervolgingen en briefings. De realiteit valt daarbij een pak minder opwindend uit. Ook al is De recherche zo gemonteerd alsof dat niet zo is.
***, elke dinsdag, 21.05, VIER
DOOR TINE HENS
DE RECHERCHE MOET OPBOKSEN TEGEN ALLE BEELDEN DIE IN ONZE HOOFDEN LEVEN VAN POLITIESERIES, ACHTERVOLGINGEN EN BRIEFINGS.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier