A.F. Th. van der Heijden, Querido, 715 blz., euro 34,90

Het verhaal: horrelvoet Tibbolt Satink (een goed gecamoufleerde Oedipoes) wenst te transformeren in een nieuw, keihard alter ego, Movo genaamd. Deze metamorfose in een Nietzsche-aanse Uebermensch wordt toepasselijk beschreven in de telegramstijl van Célines drie puntjes. Movo’s hoofddoel is het uitroepen van de Wereldstaking, maar die ambitie wordt later teruggeschroefd tot het organiseren van een hooliganveldslag. Ondertussen vertrouwt hij zijn memoires, levensfilosofie en overpeinzingen toe aan de bandopnemer. De ingesproken monologen worden opgevist door QX-Q-8 (een licht gecamoufleerde Apollo).

A.F. Th. beweerde in interviews de moed te bezitten om ambitieus te zijn, wat van andere Nederlandstalige schrijvers niet kan worden gezegd. Intussen schotelt hij ons in De Movo Tapes wel passages vol onbenullige kneuterigheid voor, die verzanden in een saaie woordenbrij. Zo zien we ons verplicht de Griekse mythologie te doorkauwen en demonstreert A.F. Th. zeer nadrukkelijk de kennis van zijn pappenheimers, van Homerus tot Céline, en van Kafka’s kever tot Genets Querelle. Voorts mag er geen mus op een vensterbank poepen zonder dat het een functie heeft in het verhaal.

A.F. Th. ’s terugkerende obsessie met de tijd leidt de laatste jaren steeds vaker tot pannenkoekenfilosofie: ‘Elk Nu is uniek in de geschiedenis. Niet alleen in de wereldgeschiedenis, ook in de geschiedenis van de Tijd, die misschien wel teruggaat tot voor het ontstaan van het heelal […] In dat ene Nu, zo kort als het duurt… laten we voor het gemak zeggen dit Nu… dit huidige, nu aan te wijzen Heden… proef en ruik ik de hele, miljoenjarige geschiedenis, opgebouwd uit Nu-atomen, die eraan voorafging.’ We kunnen ons inbeelden dat A.F. Th. in Rotterdam dergelijke zinnen triomfantelijk zit te herlezen, maar vanwaar wij zitten, is het eerder zelfverzekerd Hol(lands) gewauwel.

Enkel wie Harry Mulisch ook diepzinnig vindt, zit reikhalzend uit te kijken naar het volgende product van deze Apollo van de polders. ‘Zolang het wezen dat wij nu een mens noemen een kruip- en sluipdier was, leek er niets aan de hand. Hij verplaatste zich op een uiterst beweeglijk onderstel van vier poten. Met het omhoogklappen van de romp begonnen de problemen. […] Van een kruiper werd hij kruiperig, en van kruiperig een onderkruiper. Hoe hoger hij zich oprichtte, des te meer werd zijn vroegere lichaamshouding een metafoor voor de huidige.’ Het orakel van Del-phi, stijf van de zwaveldampen, had het niet beter kunnen verzinnen.

(Olivier Braet)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content