De man van La Mancha

Gilliam op de set van 'THE MAN WHO KILLED DON QUIXOTE'. Al op dag twee stond hun decor onder water door een zéér uitzonderlijke stortbui.

Licht! Camera! Rampspoed! De hele zomer lang duikt Knack Focus de filmannalen in op zoek naar de meest legendarische probleemproducties. In de laatste aflevering zoomen we in op het geaborteerde, maar nu toch weer in de steigers gezette The Man who Killed Don Quixote, de film die Terry Gilliam dwong tegen windmolens te vechten.

De maker van heerlijke fantasyfilms als Brazil, Time Bandits en Twelve Monkeys een rampenmagneet noemen? Van veel respect getuigt dat niet, ware het niet dat Terry Gilliam het in dit eigenste blad ooit zelf deed.

Wellicht heeft er niemand in de filmbusiness de voorbije decennia zoveel ellende te slikken gekregen als de Monty Python-veteraan. Denk aan de rampzalig verlopen opnames van The Adventures of Baron Munchhausen (1988), waarbij hij ruzie kreeg met zowat iedereen. Of aan The Brothers Grimm (2005), dat door het faillissement van Miramax anderhalf jaar in de kluis bleef liggen. En als tragische anticlimax: aan The Imaginarium of Doctor Parnassus (2009), waarbij leading man Heath Ledger halverwege de opnames overleed.

Gelukkig hebben al die tegenslagen de Britse Amerikaan niet klein gekregen, zelfs niet The Man Who Killed Don Quixote. In 2000 zag hij zijn adaptatie van Cervantes’ 17e-eeuwse roman nog pijnlijk mislukken, maar tien jaar later blijkt hij er opnieuw aan te zijn begonnen.

‘Het is nu eenmaal mijn droomproject’, verklaart Gilliam zijn weerbarstigheid. ‘Zoals Don Quichot tegen windmolens vocht, zo vecht ik tegen het conformisme van de filmindustrie. Mogelijk mislukt het opnieuw, maar net als Quichot ga ik liever strijdend ten onder als nobele gek dan gevierd te worden als cynische geldhoer.’

De versleten edelman

Dat ’s werelds oudste roman Gilliam zo na aan het hart ligt, hoeft niet te verbazen. Net zoals in Cervantes’ klassieker uit 1605 vormen de scheidslijn tussen waanzin en idealisme en de kritiek op het kille pragmatisme van de maatschappij een constante doorheen Gilliams flamboyante oeuvre. Samen met coscribent Tony Grisoni bewerkt hij Cervantes’ satire in 1998 voor het eerst tot een hedendaags sprookje: Don Quichot krijgt het gezelschap van Toby, een Londense reclamejongen die door de vernuftige edelman per abuis voor diens loyale kompaan Sancho Panza wordt aangezien. Het resultaat wordt een komisch avontuur waarin het onwaarschijnlijke duo voort-durend tussen de 21e en 17e eeuw zapt.

‘Reclamejongens doen niets anders dan dromen verkopen’, zo verklaarde Gilliam zijn losse Cervantesinterpretatie. ‘Alleen geloven ze zelf niet in die dromen. Daarom leek het me interessant om hun harde wereld te confronteren met die van een échte idealist, zoals Don Quichot.’

Voor Johnny Depp, met wie Gilliam even tevoren Fear and Loathing in Las Vegas heeft gemaakt, is dat voldoende om zich meteen als Toby te engageren. Dankzij Depp duurt het ook niet lang voor de Franse producent René Cleitman 32 miljoen dollar bij elkaar krijgt – het grootste Europese filmbudget ooit.

Nadat ook Jonathan Pryce, Ian Holm en Vanessa Paradis aan boord zijn gehesen, alle locaties gescout en de honderden kostuums ontworpen, reist Gilliam in oktober 2000 met een gerust gemoed richting La Mancha, de dorre streek ten noorden van Madrid waar Cervantes’ tragische antiheld tegen windmolens vocht. Dat niet alle acteurs hun contract ondertekend hebben, de planning niet helemaal op punt staat en het budget geen enkele uitschuiver toelaat, houdt een ervaren chaoot als Gilliam niet tegen.

Algauw stapelen de problemen zich op. Zo blijkt de Don Quichot van dienst, Jean Rochefort, fysiek niet in beste doen. De zeventigjarige Fransman is dan wel een ervaren ruiter en heeft tegen dan al zeven maanden Engelse les gevolgd, hij heeft ook een dubbele hernia. Terwijl hij dapper zijn rugpijn tracht te verbijten, stort de set in. Een hoogst uitzonderlijke stortbui verandert het gortdroge landschap al op dag twee in een modderbad, waarbij materiaal onderloopt, stellingen ineenzakken en decorstukken wegwaaien. Tot overmaat van ramp heeft de scoutingploeg de nabijgelegen militaire luchtmachtbasis over het hoofd gezien. Tal van takes zijn verknoeid door overvliegende straaljagers, zodat Gilliam nu al weet dat alle geluidsopnames in de studio zullen moeten worden overgedaan.

Documentairemakers Keith Fulton en Louis Pepe krijgen zo alvast een pak méér materiaal geserveerd dan ze hadden vermoed toen hen werd gevraagd om een making-of te maken voor de dvd-editie. Het resultaat is het door Jeff Bridges ingesproken en bekroonde Lost in La Mancha (2002). Deze ‘unmaking-of’ vertelt als een verbijsterend back-stageverslag een nieuw Don Quichot-verhaal met Gilliam in de hoofdrol. De optimist met jongensachtig enthousiasme verandert in een hoopje ellende als het afhaken van Rochefort na amper twee weken de definitieve doodsteek voor de productie betekent. En dan heeft Gilliam nog de ondankbare taak om de privé-investeerders ervan te overtuigen dat ze hun spaargeld nog zullen terugzien.

Gelukkig voor hen blijkt dat het geval. Een maand na het stopzetten van de shoot dient de Duitse verzekeringsmaatschappij die op de productie moest toezien, een recordschadeclaim van vijftien miljoen dollar in. Daardoor komen de rechten op The Man who Killed Don Quixote in handen van de verzekeraars en schuldeisers – Gilliam mag zijn hoop om het project later opnieuw te lanceren definitief opbergen.

Doet-ie het of niet?

Verbazing alom dus toen ‘de film die niet gemaakt wilde worden’ acht jaar en tal van rechtszaken later plots weer erg levend bleek. Gilliam wist de Britse Recorded Picture Company te overtuigen Don Quichot alsnog een kans te geven, mede dankzij de veelbelovende beelden van de eerste shoot en de inlossing van de schulden. Sinds midden 2008 werkt Gilliam weer aan wat nu hopelijk wél zijn magnum opus wordt.

Of het er nu beter uitziet? Om de kosten te drukken, zal het verhaal zich deze keer volledig in het hier en nu situeren – kwestie van dure flashbacks naar het 17e-eeuwse Spanje te vermijden. Ook de cast is grondig gewijzigd: niet Rochefort krijgt het harnas van Don Quichot aangemeten, maar wel de alombekende Robert Duvall. ‘Spraak-water Duvall’, noemt Gilliam hem vol bewondering. ‘Als je iemand met zijn statuut zo kinderlijk enthousiast over de film hoort praten, dan kan ik haast niet wachten om te beginnen filmen.’

Toch zal Gilliam – die begin dit jaar alvast nieuwe en hopelijk geluidsvrije locaties zocht – nog enig geduld moeten oefenen. In de nieuwe productie is namelijk ook geen sprake meer van Johnny Depp, waardoor nogal wat cofinanciers aan het twijfelen sloegen. Hoewel Depp hem na de dood van Heath Ledger nog gratis hielp om The Imaginarium of Doctor Parnassus af te werken, kruipt de Hollywoodster nu liever opnieuw in het piratenpakje van Jack Sparrow. Depp: ‘Ik heb geen zin meer om nog eens twee jaar te zitten wachten. Bovendien weet ik niet of het wel goed voor me is om naar Don Quichot terug te keren. We hebben gedaan wat we konden, maar het geluk was tegen ons. Misschien moeten we het daar maar bij laten.’

Hoewel Gilliam met Ewan McGregor ondertussen een (krediet)waardige vervanger heeft gevonden, verloopt de productie nog steeds niet vlekkeloos. Aangezien de financiering nog steeds niet rond is, kon Gilliam niet in september beginnen te draaien, zoals hij eerst had voorzien. Bovendien zijn er kapers op de kust: überproducer Joel Silver heeft immers aangekondigd in opdracht van Warner met een actieblockbuster over Don Quichot bezig te zijn om hem tegen eind 2011 in de zalen te krijgen. Of The Man who Killed Don Quixote nog binnen het jaar zal worden gedraaid, zoals Gilliam tot voor kort bleef beweren, valt daardoor sterk te betwijfelen. Eén ding is zeker: wat koppigheid en strijdlust betreft, hoeft hij voor Don Quichot amper onder te doen.

Door Dave Mestdach

Terry Gilliam:

‘Zoals Don Quichot tegen windmolens vocht, vecht ik tegen het conformisme inde filmindustrie. Ook ik ga liever strijdend ten onder als nobele gek.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content