Geen enkele filmcomponist heeft zoveel bekende thema’s geschreven en is zo invloedrijk als Ennio Morricone. En ook ruim veertig jaar na zijn debuut blijft de Italiaan hip en populair: zo is de score bij ‘Kill Bill’, de langverwachte nieuwe film van Tarantino, van zijn hand. Portret van een 75-jarige workaholic.

Het okerkleurige stof blinkt in de laaghangende zon, tumbleweeds huppelen voorbij, een rafelige vlag klapt tegen de mast. Zweterige mannen houden met toegeknepen ogen elkaars holsters in de gaten. Een bezwerend fluitje klinkt als de dolende geest van de prairie. Een gitaar met het zwaar slepende accent van een Amerikaanse zuiderling antwoordt met enkele dreigende noten.

A Fistful of Dollars zag er niet alleen heel anders uit dan alle westerns die eraan voorafgingen, hij klonk ook radicaal anders. Toen regisseur Sergio Leone in 1964 zijn voormalige klasgenoot Ennio Morricone toevertrouwde dat hij de versleten cowboyfilm nieuw leven wilde inblazen, vielen zijn woorden niet in dovemansoren. De muziek van Morricone bij de Paella-trilogie van Leone ( A Fistful of Dollars, For A Few Dollars More en The Good, the Bad and the Ugly) speelt een essentiële rol bij diens herdefiniëring van het genre. Elke western sindsdien is schatplichtig aan Morricone’s eigenzinnige potpourri van bombastische kitsch en sfeervolle melancholie.

Omdat Leone als beginnend regisseur maar een bescheiden budget had voor de soundtrack, koos Morricone voor een muzikale omlijsting met een beperkt aantal instrumenten. Die kleinschalige aanpak verschilde ingrijpend van de manier waarop filmcomponisten tot dan toe de geluidsband met kamerbrede concertmuziek dichtplamuurden. Maar ook de instrumentkeuze – mondharp, kerkorgel, ratel, klappende zweep, elektrische gitaar en bronstige baritons – was onconventioneel. De aanpak van de Romeinse maes- tro maakte school en Morricone drukte zijn stempel op de bloeiende Italiaanse cinema van de jaren zestig en zeventig. Componisten als Bruno Nicolai, Luis Bacalov, Nico Fidenco en Stelvio Cipriani volgden zijn voorbeeld.

In de veertig jaar sinds zijn doorbraak heeft Morricone filmscores geschreven in iedere denkbare stijl. Zonder zijn typisch lyrische handtekening te verloochenen bestreek hij het hele scala tussen synthesizer en symfonisch. De speak easy’s in Once upon a Time in America, net uitgebracht op dvd, dompelde hij onder in rokerige jazz. Voor de actiefilms met Charles Bronson trok hij de wahwah-pedalen en fuzz-gitaren uit de kast en ging hij op de funktoer. In The Mission wist hij de botsing der culturen in koloniaal Zuid-Amerika perfect te vatten, door liturgische koorzang te mengen met knallende inheemse drums en meanderende Spaanse gitaren.

Maar of het nu gaat om een popdeuntje of de traditionele begeleiding van een Napolitaanse tarantala, de muziek is altijd binnen drie maten herkenbaar als een Morricone-compositie. De Italiaan is tot in zijn diepste vezels een muzikaal wezen, wiens hele leven in het teken staat van toonsoorten, kruizen en G-sleutels. En de componist heeft het niet van een vreemde. Hij werd in 1928 geboren als zoon van trompettist Mario Morricone. Op zijn zesde krabbelt hij al zijn eerste melodietjes op papier. Vier jaar later gaat hij trompet studeren aan het conservatorium van Santa Cecilia. In 1943 speelt hij al voor de Duitse troepen in Italië, een jaar later doet hij het optreden nog eens over voor de Canadezen en Amerikanen.

Na de oorlog legt Morricone zich toe op het arrangeren voor revuetheater, militaire blaaskapellen, hoorspelen en tv-programma’s. Pas nadat hij de muziek van Mario Nascimbene voor Morte di un Amico heeft gedirigeerd, krijgt hij interesse in filmmuziek. Zijn debuut volgt in 1961 als hij de soundtrack verzorgt voor Il Federale van Lucinao Salce. In het begin werkt hij vooral onder de Amerikaans klinkende pseudoniemen Leo Nichols en Dan Savio, later durft hij ook zijn eigen naam te gebruiken. Succes komt er met de Paella-trilogie van Sergio Leone en tot op heden is Morricone vooral bekend als schrijver van ultieme prairiemuziek.

Westerns vormen maar een fractie van het oeuvre van Morricone. Hij werkte met grote namen als Passolini, Boorman, Polanski, Almodóvar, De Palma, Beatty en Bertolucci en schreef muziek voor thrillers, policiers, psychologische drama’s, actiefilms, romantische komedies, kostuumfilms en zelfs voor een Japans-Italiaanse softpornoproductie ( Au-delà de la Mer Egée met de semi-legendarische Cicciolina in de hoofdrol). Onlangs maakte hij de score voor Kill Bill, de nieuwste film van Tarantino, die in het najaar in de zalen komt, en momenteel werkt hij aan de soundtrack voor De Sportman van de Eeuw, een epische komedie in het Fries (!) over een Noord-Nederlandse doorbijter die het wereldrecord paalzitten wil verbeteren.

Terwijl de meeste muziekschrijvers creëren aan de vleugel, keyboard of computer, heeft Morricone genoeg aan een potlood en een vel papier. De meester heeft een onuitputtelijk magazijn aan deuntjes in zijn hoofd en hoeft ze niet eens hardop te horen om ze tussen de notenbalken te vangen. Als hij geen muziek zit te schrijven aan zijn bureau, dan denkt hij er wel aan. Morricone is een onverbeterlijke workaholic, die ook op 75-jarige leeftijd iedere dag om vijf uur ’s ochtends opstaat om drie uur later, na ochtendgymnastiek en ontbijt, aan de slag te gaan. Mede door dit zelfopgelegde Spartaanse regime heeft Morricone zich opgewerkt tot productiefste filmcomponist sinds Albert Newman. In het topjaar 1972 leverde hij maar liefst 23 originele filmscores af. De teller staat inmiddels op bijna vijfhonderd titels. Zelf vindt Morricone dat overigens niet uitzonderlijk. ‘Bach schreef toch ook iedere dag een stuk’, merkte hij eens op in een interview.

Het is een van de grootste onrechtvaardigheden van Hollywood dat Morricone, ondanks vier nominaties, nog nooit een oscar in ontvangst heeft mogen nemen. Iedere andere muziekprijs, van BAFTA Award tot Gouden Leeuw, staat wel in veelvoud in zijn prijzenkast. Zijn invloed op de filmmuziek van de afgelopen halve eeuw is dan ook niet te onderschatten. Morricone heeft de vermenging van hoge en lage muziek in de filmscore in gang gezet. En dan bedoelen we niet het zielloze knip-en-plakwerk dat als postmodernistische vermenging wordt verkocht, maar – zoals Morricone het zelf noemde – ‘serieuze wederzijdse infectie’.

Morricone heeft de filmmuziek gepopulariseerd zonder die te versimpelen tot decoratief muzakbehangetje. Zijn composities zijn zo sterk dat ze ook zonder beeld overeind blijven. Het zijn statements die vaak steunen op een uitgekiende combinatie van drie, vier noten verbonden door een transparant melodielijntje. Ze ademen sfeer, kleuren de film als een filter voor de lens. Giuseppe Tornatore, een vaste opdrachtgever, vond de muziek zelfs zo bepalend dat hij voor verschillende films de score liet opnemen voordat er ook maar één scène was geschoten. Zo konden de acteurs op de set al luisterend een idee krijgen van de toon die hij van ze verlangde.

Een film met Morricone-muziek mag dan nog een cinematografisch misbaksel zijn, één ding is zeker: beeld en geluid zijn in perfecte synergie. Als geen ander kan Morricone met zijn muziek de film een akoestische meerwaarde geven. Hij voegt een onzichtbaar emotioneel vernislaagje toe. Daardoor brandt de ondergaande zon nog onheilspellender oranje. Krijgt het wervelen van het stof een choreografische kwaliteit. Is de spanning tussen de revolvertrekkers even tastbaar als een langpotig insect op een ontblote voorarm. En staat de showdown voor eeuwig op het netvlies geëtst.

Door Edo Dijksterhuis

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content