Al eeuwenlang inspireert de literatuur componisten en lokt ze muziek uit. Maar wat heeft, omgekeerd, de muziek ooit voor de literatuur gedaan? Op welke maat is de roman gecomponeerd? Deze week: Opdracht van Botho Strauss.
[DE KLASSIEKE SCENE]
Voor deze laatste ‘Maat van de roman’ – na nieuwjaar gaat het hier opnieuw exclusief over muziek – kies ik een kort werkje van Botho Strauss, nochtans zijn grote doorbraak als romancier. Opdracht is niet zozeer de kroniek van een afscheid – een zekere Hannah verlaat boekhandelaar Richard Schoubrek zonder daarvoor een reden op te geven – als wel van de manier waarop de verlatene daarmee probeert om te gaan. Richard tekent een soort dagboek, of een logboek van zijn emotionele evolutie op, als herinnering voor wanneer Hannah terug zal komen – want dat dat zal gebeuren, daarvan is hij rotsvast overtuigd. Onterecht: na de trieste overhandiging van de tekst vergeet ze hem in de taxi. In dit fragment is Schoubrek in zijn stilaan verwaarloosd huis, alleen, slecht slapend: ‘Ben ik gekleed, ben ik het niet? Is het vooruitgang, is het herhaling? Ik weet het niet, door muziek. Duo in f-moll voor klarinet en piano, Brahms, een zeer laat werk, ook voor altviool opgetekend. Alle wegen van de klarinet voeren afwaarts; zware neergang, onrustig langzaam of steil aflopen, het einde tegemoet, dat echter niet het doel is, maar het middelpunt, de bezieling, de wind van deze muziek. Klarinet in B. Vereenzamende klank in hogere registers. Niet luisteren! roept zij en neemt haar vriend, de piano, apart. Ik kan niet verstaan wat ze zeggen.’
[DE KLASSIEKE SCORE]
Richard Schoubrek kan inderdaad ‘niet verstaan wat ze zeggen’. De eerste van de twee sonates voor klarinet en piano die samen Brahms’ opus 120 vormen, is immers eerder een werk van loutering dan van vertwijfeling, al duwt de combinatie van de beschouwende, licht nostalgische toon van de componist en de ietwat elegische klarinetklank een luisteraar die emotioneel klem zit al gauw de verkeerde richting uit. De sonates in fa klein (want zo heet f-moll in het Nederlands) en in bes vormen het laatste kamermuziekwerk van Brahms – in de kleine twee jaar dat hij nog zou leven, zouden nog slechts de magistrale Vier ernste Gesänge en een orgelcyclus volgen. Het verband met hun voorgangers, de vier pianocycli opus 116 tot en met 119, is echter sprekender. Brahms, die zijn hele leven de volmaakte vorm, de zuivere architectuur had nagestreefd, bereikte er zijn ultieme zeggingskracht in. De vorm is er natuurlijk wel, maar moeiteloos, als vond de componist eindelijk de juiste spanning tussen contenu en contenant. ‘Alleen de poëtische inhoud lijkt hem nog van tel te zijn’, schrijft de grote Brahms-biograaf Claude Rostand. En ook, hoewel beide werken natuurlijk geïnspireerd zijn door het talent van de naar verluidt fabelachtige klarinettist die Richard Mühlfeld was: ‘Het zijn werken die alleen voor zichzelf geschreven zijn, zoals pagina’s in een dagboek.’ Ik weet niet of Strauss Rostand gelezen had toen hij zijn figuur en zijn verhaal vormgaf, maar wel dat je Duitsers nooit mag onderschatten. Of toch hun grondigheid niet.
[DE OPNAME]
Michael Collins, Mikhail Pletnev (Virgin) RUDY TAMBUYSER
Rudy Tambuyser
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier