Al eeuwenlang inspireert de literatuur componisten en lokt ze muziek uit. Maar wat heeft, omgekeerd, de muziek ooit voor de literatuur gedaan? Op welke maat is de roman, of in dit geval het essay, gecomponeerd? Deze week: Vulkanisch verlangen van Michel Onfray.

[DE KLASSIEKE SCENE]

Michel Onfray is filosoof, leraar en levensgenieter. Niet in die volgorde: het strijdpunt van deze culturele alleseter is het hedonisme – een heidense, libertijnse en libertaire wereldbeschouwing die blijkbaar gepaard gaat met extreme artistieke gulzigheid. Dat brengt hem in een permanente spreidstand: de lof zingen van een Pétrus of een Yquem uit 1959, en de daarbij vrijkomende emoties aangrijpen voor een bevlogen exposé waarin per zin een vijftigtal muzikale, literaire of picturale genieën niet alleen worden genoemd, maar ook getaxeerd in het licht van kosmos en eeuwigheid: het valt moeilijk te rijmen met de wervende toon die de essaybundel Vulkanisch verlangen lijkt te huldigen. Namedropping wordt haast kunst: in een exposé over de genoemde Château Pétrus laat Onfray zich dit ontvallen: ‘Geheel volgens de regels van dat spel van overeenstemmingen benader ik een wijn dan ook het liefst op poëtische wijze, zonder me iets aan te trekken van alle wetenschappelijke verhandelingen. Met de tijd, bijvoorbeeld, weet ik minder aan te vangen op wetenschappelijke wijze, via Einstein, dan op subjectieve wijze, via Debussy. Liever de chromatische akkoorden van La Cathédrale engloutie dan de vergelijkingen van de relativiteitstheorie. En om een wijn onder woorden te brengen, laat ik de retro-olfactie, de vluchtige esters en aciditeitscurven liever met rust en vraag ik me in plaats daarvan af hoe hij zou zijn als hij een schilder of een componist, een architect of schrijver was.’

[DE KLASSIEKE SCORE]

Onfray ondermijnt hier in een paar regels zijn hele pointe van moeizaam bedongen levenskunst. Dan heb ik het niet eens over zijn slordige vergelijking van wijn en kunstenaar (wijn wordt gemaakt, hij maakt niet. En dan nog is hij geen artistiek product). Zelfs niet over het loze koketteren met de relativiteitstheorie (neem het aan van een fysicus: de chemie betekent meer voor vinificatie dan Einstein voor de muziek). Nee, de pijnlijkste fout zit ‘m in de ‘chromatische akkoorden’ van La Cathédrale engloutie. Dat is de machtige tiende prelude uit het eerste boek dat Debussy aan die miniatuurvorm wijdde. Hij verklankt daarin het gevoel dat zich van je meester zou kunnen maken bij het aanschouwen van een verzonken kathedraal – al is dat maar een voorstel van de componist: de titels van zijn preludes schrijft hij onderaan in plaats van bovenaan bij de stukken, als wilde hij zeggen: luister maar eerst en verzin je eigen verhaal. Welnu, La Cathédrale moet zowat het meest diatonische stuk van de hele cyclus zijn. Dat wil zeggen: er is haast niks ‘chromatisch’ aan. Voor de leken: je kunt het bij wijze van spreken met alleen de witte toetsen van de piano spelen. Dat reduceert Onfrays tekst tot louter manifestatiedrang. Maar goed, naar verluidt wordt menige slimme vrouw er heet van. Petje af dus, poseur of niet.

[DE OPNAMEKLASSIEKER]

Arturo Benedetti Michelangeli (Deutsche Grammophon)

(R.T.)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content