Voor Little Black Spiders, dat het Filmfestival Oostende opent, sloot Patrice Toye zich op in een luchtbel van meisjesvriendschappen, schuilnamen en zwangerschappen waarvan de vrucht spoorloos is. ‘Er lopen nu nog mensen rond die hun vader of moeder zoeken.’

Meisjes die te vroeg met kind geschopt worden, het is van alle tijden, ook van het Vlaanderen van dik dertig jaar geleden. Om een schandaal in de kiem te smoren, vonden sommige families er niet beter op dan hun dochters toe te vertrouwen aan een kloosterorde die hen tijdens de zwangerschap voor de buitenwereld verborg. Zodra de weeën begonnen, werden de meisjes clandestien naar het eerste ziekenhuis over de Franse grens gereden om er anoniem – ‘sous X’ – te bevallen. Meteen na de geboorte werd het kind bij de jonge mama weggehaald en aan kinderloze koppels geschonken. Geboortedata en namen werden vervalst. De meisjes zelf mochten naar huis, moesten doen alsof het allemaal nooit was gebeurd. Van mei 1970 tot 1982 werkte dat perfect voor zuster Marie-Johanne van de kloosterorde Kindsheids Jesu. Zwangere meisjes kregen meteen een andere identiteit en verbleven dan op de zolder van het Maria Middelaresziekenhuis in Lommel.

Patrice Toye, regisseuse van Rosie (1998) en (N)iemand (2008), kent de details, ontmoette de betrokkenen. Maar ze zou Toye niet zijn als ze het onrecht rechttoe rechtaan in een sociaal drama had aangeklaagd. In het poëtische Little Black Spiders staan de meisjes en hun vriendschappen centraal.

Hoe kwam je deze geschiedenis op het spoor?

PATRICE TOYE: Na Rosie wilde ik dieper ingaan op vriendschappen tussen meisjes in de puberteit. Daar is iets mee: die vreemdsoortige hardheid gecombineerd met een grote kwetsbaarheid, die verbondenheid, het gegiechel en gefezel. Ik zie dat nu ook bij mijn dochters. Maar om het daarover te hebben was een kader nodig, een arena. In de krant las ik dat begin jaren tachtig in Vlaanderen meisjes op de zolder van een ziekenhuis werden opgevangen. Anoniem en zonder dat de buitenwereld ervan wist, konden ze er hun zwangerschap voltooien. Meisjes in een soort van luchtbel: ik had mijn arena gevonden.

Waarom noem je niet man en paard in je film?

TOYE: Het is geen documentaire, het is fictie met een grond van waarheid. Namen noem ik bewust niet. Ik wil niet mensen in een slecht daglicht stellen die nu misschien goed werk leveren. Toen was toen. Mijn film moest de anekdote overstijgen. Ik had mijn eigen verhaal te vertellen.

Er zijn daarbij veel unieke verhalen, maar die mag ik niet zomaar te grabbel gooien. Er is daar nog veel schroom en schaamte bij. ‘Wat helpt dat ons nog?’ zeggen de meisjes van toen nu. Ik begrijp dat niet, maar respecteer het wel.

Mijn referentie is het Maria Middelaresziekenhuis in Lommel, maar het gebeurde ook elders, in Vlaanderen en in de wereld – vorig jaar heeft de katholieke kerk in Australië zich nog verontschuldigd over dezelfde praktijken. Het is alweer niet het fraaiste hoofdstuk van de kerk in België. Maar laat me benadrukken dat het andere tijden waren.

Zo ver ligt 1978 nu ook weer niet achter ons. In welk opzicht waren het andere tijden?

TOYE: Er bestonden nog geen rechten van het kind. Als je zestien bent, heb je heus wel wat te zeggen, maar toen werd je gewoon monddood gemaakt. De pil bestond wel, maar werd niet zomaar meegegeven. Abortus kon nog niet. Een meisje van goeden huize dat zwanger werd, dat was een enorme schande. De nonnen wilden hen echt helpen. Waar moesten die meisjes anders naartoe? Sommigen waren thuis aan de deur gezet.

Waren dat geen criminele praktijken?

TOYE: Zeker. En dan heb ik bepaalde dingen nog weggelaten die ik niet bewijzen kan. Je kunt ook niet zeggen dat de feiten verjaard zijn. Er lopen nu nog mensen rond die op zoek zijn naar hun vader of moeder of moeders van zestig die de zoon die ze veertig jaar geleden op de wereld gezet hebben, in de ogen willen kijken. Zowel van de moeder als van het kind wiste men de identiteit. Ik heb van veel mensen gehoord dat hen dat later zuur is opgebroken. Een mens wil zijn identiteit kennen.

Mij raakt de onrechtvaardigheid. Maar de film is niet sensationeel of beschuldigend. Het weze duidelijk dat ik partij trek voor de meisjes, maar ik wil ook het ‘slechte’ personage genuanceerd tonen. De zuster is ervan overtuigd dat ze het beste doet voor het ongeboren kind.

Mocht het geen aanklacht worden?

TOYE: Ik heb gekozen voor een positief verhaal over de kracht van vriendschap, de verbondenheid en de kwetsbaarheid van de meisjes. Ik wilde geen slachtoffers tonen. Ik wilde ze niet afschilderen als broedkippen waarvan de kuikens achteraf verkocht worden. Ik wilde iets vertellen over de waarde van vriendschap. En over het mama worden. Dat verandert je fundamenteel, of je nu wilt of niet. Er is een leven voor en na je eerste bevalling. Maar die meisjes zijn er niet klaar voor. Die buik wordt elke dag dikker en toch doen ze alsof ze niet zwanger zijn. Zelfs onder elkaar spreken ze er niet over. Het was fijn om met die paradox te spelen.

Voor mij was het de mooiste tournage ooit. De actrices, stuk voor stuk frisse verschijningen met sterk verschillende persoonlijkheden, gingen elk op hun manier aan de haal met de archetypes. Het mysterie van die meisjesvriendschap ontstond ook voor mijn ogen. We zaten zelf in een bubbel. Dan stonden ze daar met dikke buiken sigaretten te roken, waardoor ze werden aangestaard door voorbijgangers. Ze hebben ook les moeten volgen bij een vroedvrouw. Ze wisten uiteraard niets van zwanger zijn af. Het was zo schattig om ze met al die nepbuiken te zien puffen.

Net als Rosie en (N)iemand is Little Black Spiders bij momenten zeer poëtisch.

TOYE: Ik kan dat niet laten. Dat is een stukje van mijn zijn, van mijn filmtaal. Ik ben bovendien getrouwd met een cameraman. Een inspiratie was deze keer de Tsjechische fotograaf Miroslav Tichy. Hij maakt met wegwerpcamera’s heel mysterieuze foto’s van vrouwen en jonge meisjes: alsof ze ongrijpbaar zijn.

Krijg je veel reactie op die poëtische kant?

TOYE: Er zijn vast mensen die dat niet nodig vinden of niet begrijpen. Het is mijn keuze, mijn artistieke plezier. Ik kan het niet uitleggen, het is sterker dan mezelf. Het gaat over schoonheid en kwetsbaarheid. Misschien is het zelfs de reden waarom ik film. Ik vind het ontzettend fijn om met beelden dingen te zeggen waar ik geen woorden voor heb. Om het onzichtbare proberen te vatten. Ondertussen is dat een signatuur geworden.

De rebel van je hoofdpersonages heet Roxy. Net als je dochter. Wil je daar iets mee zeggen?

TOYE: Roxy staat voor het rebelse, het schavuiterige, ogen vol ondeugd. Dat heeft mijn dochter ook. Roxy-foxy! Mijn andere fantastische dochter, Maria, vroeg wel verongelijkt waarom het andere hoofdpersonage, Katja, dan niet Maria heet. Ik heb moeten uitleggen dat Katja al zo devoot is dat het dubbelop zou zijn als ik haar ook nog eens Maria noemde. Ik neem mijn dochters straks voor het eerst mee naar de première. Ik ben benieuwd.

Wat spookte jij uit op de leeftijd van Roxy en Katja, respectievelijk 16 en 17?

TOYE: Op mijn kamer zitten, in dromenland vertoeven. Ik hechtte veel belang aan vriendschap. Elkaar niet alles moeten uitleggen, jezelf mogen zijn ook al heb je elkaar een half jaar niet gezien, de andere dragen als ze het even niet zien zitten, gedragen worden: ik koester dat. Vriendschappen waren een houvast. Mijn ouders waren gescheiden, ik zwabberde wat tussen vader en moeder. Wat spookten we uit? Liegen over waar je zat. Grenzen opzoeken. Op je veertiende ’s avonds naar Leuven liften. Goed dat mijn moeder het nooit geweten heeft.

Je debuutfilm Rosie zette je meteen op de kaart, naar (N)iemand, je tweede film, ging haast niemand kijken. Had je het daar moeilijk mee?

TOYE: Dat raakt me natuurlijk wel. Je maakt een film voor een publiek. Ik verwacht niet dat iedereen die naar Batman is gaan kijken – ik ook! – voor mijn film in de zaal zit. Ik maak geen entertainment, maar ik wil wel publiek. Dus wilde ik wel weten waar het fout is gelopen voor (N)iemand. Loft was nog maar net in de zalen en wellicht hebben we te weinig promotie gemaakt. Het is niet omdat je film in Venetië vertoond is dat het publiek komt opdagen. Deze keer trek ik beter gewapend ten strijde. Op Facebook hebben we bijvoorbeeld toffe fake documentaires van de meisjes gepost.

Jan Verheyen schamperde en public dat de titel van je film op je doelpubliek slaat.

TOYE: Dat zegt meer over Jan dan over mij. Hij mag bestaan, maar wij ook. Het Vlaams filmlandschap is geen braakland meer waarop af en toe een bloem groeit. Zowel voor de regisseurs van artistieke films als voor die van toegankelijke films zijn er kansen en mogelijkheden. Het is fantastisch dat de Vlaamse film vleugels heeft gekregen – en dat is voor een groot deel aan het VAF te danken.

Vlaanderen is goed voor vijftien films per jaar. Er is een veelvoud aan regisseurs en het legioen blijft groeien.

TOYE: Ik hoop dat mensen die zich bewezen hebben, zoals Felix Van Groeningen, kunnen blijven verder werken. Ik hoop dat iedereen zijn kans blijft krijgen. Maar het is duidelijk dat de lat steeds hoger ligt.

Filmen is niet voor doetjes.

TOYE: Het eerste wat ik tegen mijn studenten op Sint-Lukas moet zeggen: ‘Wie geen talent heeft: gelieve de zaal te verlaten.’ Het is een keiharde job. Elke regisseur kan je vertellen dat een film roofbouw op je pleegt. Het is wroeten. Iedere keer opnieuw hangt je leven ervan af. Maar het is het waard.

Of Litte Black Spiders nu de hemel in wordt geprezen of niet, een massa op de been brengt of niet: dit pakt niemand jou af?

TOYE: Je kunt jezelf vreselijk kwellen door overal spoken te zien en negatief te denken. Maar helpt dat? Ik heb zo hard aan Little Black Spiders gewerkt: ik mág dat koesteren. Als je iets creëert en mag creëren, dan moet je het ook in je armen sluiten. Ook de imperfecties omarm ik. Met het ouder worden is het me beginnen te dagen dat perfectie niet schoon is, en bovendien ondraaglijk. Dat er hier en daar een draadje los zit, maakt de film alleen maar menselijk. Met ouder te worden, zie ik mezelf iets liever. Ik blijf de lat hoog leggen, maar je moet wel met jezelf kunnen leven.

LITTLE BLACK SPIDERS

Vanaf 19/9 in de bioscoop, avant-premières in Oostende. filmfestivaloostende.be

DOOR NIELS RUËLL – PORTRET CHARLIE DE KEERSMAECKER

Patrice Toye

‘IK WILDE DIE MEISJES NIET AFSCHILDEREN ALS BROEDKIPPEN WAARVAN DE KUIKENS ACHTERAF VERKOCHT WORDEN. IK WILDE IETS VERTELLEN OVER VRIENDSCHAP, EN OVER MAMA WORDEN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content