Evelien Bosmans: onthoud de naam. De komende weken ziet u haar als Nicki in Rang 1, staat ze met SKaGeN op het podium in Berlin Alexanderplatz en speelt ze de hoofdrol in Frank Van Mechelens verfilming van Groenten uit Balen. En als we de geruchten mogen geloven, zullen de recensies eensluidend zijn: ze heeft hét. ‘Het is verbazend hoe snel je naam plots kan rondgaan.’

Of er thee is? Ik zal eens kijken.’ Ze trekt alle kasten open, rommelt tussen bewaarblikken en koekjesdozen en vindt een pak earl grey. ‘Het is niet mijn keuken’, verontschuldigt ze zich. ‘Ik woon hier nog maar één dag. Ik zit drie maanden in Antwerpen voor mijn stage bij SKaGeN, maar al mijn spullen zijn in Maastricht gebleven.’ We vragen hoe vaak ze al verhuisd is. Ze telt op haar vingers, denkt lang na. ‘Dit moet al het tiende huis zijn waarin ik gewoond heb. Niet slecht voor een 21-jarige.’

Ook niet slecht voor een 21-jarige: het carrièrepad dat ze afgelegd heeft. Ze zit nog maar in het derde jaar van de Toneelacademie van Maastricht, maar ziet de komende maand zowel SKaGeNs Berlin Alexanderplatz als Groenten uit Balen in première gaan. Een week geleden stond ze in Amsterdam met 300 el x 50 el x 30 el van FC Bergman, het hipste theatergezelschap van de laatste jaren – zie ook: Matteo Simoni, Marie Vinck, Stef Aerts – en maakte ze haar televisiedebuut in Rang 1. Tussendoor rondde ze de opnames af van Sien Eggers Red Sonja en de dramadyreeks Danni Lowinski. ‘Evelien Bosmans gaat het maken’, zei Frank Van Mechelen na de opnames van Groenten uit Balen. Wij zouden zelfs zeggen: Evelien Bosmans ís het aan het maken.

Zowat iedereen die we over jou spraken, zei hetzelfde: de grote sterkte van Evelien Bosmans is haar naturel. Kun je je daarin vinden?

EVELIEN BOSMANS: Naturel? Wat bedoelen ze daar dan mee?

Spontaan. Ongekunsteld.

BOSMANS: Ik begrijp dat dat over mijn tv-werk gezegd wordt. Maar in het theater vertrek ik vanuit vorm, wat op zich net heel artificieel is. Welke houding neem ik aan, waar leg ik de klemtonen, hoe benader ik mijn personage? Het is niet alsof ik zomaar mijn teksten zeg en klaar ben.

Het was als compliment bedoeld.

BOSMANS: (Lacht) Waarvoor dank, maar naturel zijn is op zich geen verdienste. Ik wil niet iemand zijn die voortdurend zichzelf speelt. Ik hou net het meest van acteurs die een volledig andere gedaante kunnen aannemen. Marion Cotillard in La Vie en Rose of Xavier Bardem in No Country For Old Men: dat zijn acteerprestaties waar ik naar opkijk. Totale transformaties. Ik denk dat ik dat nodig heb als actrice. Er zijn een paar Vlaamse acteurs die specifiek voor een rol zijn weggelegd, waardoor ze vaak zichzelf spelen. Ik heb dat niet: ik ben een gewoon meisje met een gewone stem en een gewone fysionomie. Als actrice moet ik breder gaan om erbovenuit te kunnen steken, denk ik.

Ironisch genoeg was de eerste grote rol die je kreeg die van Germaine in ‘Groenten uit Balen’. Een gewoon meisje uit Mol die, tegen de achtergrond van de grote staking van de jaren 70, vooral uit haar dorp weg wil. Je komt zelf uit Mol: iets zegt ons dat die rol niet zo ver van jezelf lag.

BOSMANS: Ik herkende in elk geval veel in Germaine. Al sinds mijn dertiende had ik één ding voor ogen: uit Mol geraken. In het derde middelbaar ben ik naar de kunsthumaniora in Lier getrokken, twee jaar later naar Antwerpen. Voor dag en dauw opstaan, twee treinen en een tram nemen. En dat allemaal om in de grote stad te kunnen zijn, ver weg van de kneuterigheid van Mol. Laat ons zeggen dat die parallel er wel is, ja.

Kun je op je dertiende al zo overtuigd zijn van de richting die je uit wil?

BOSMANS: Blijkbaar wel, ja. Nochtans: het is niet iets dat ik van thuis heb meegekregen. Mijn moeder is van Geel, mijn vader van Mol. Het is ook geen bijzonder artistiek nest. Mijn moeder is een kleuterleidster, mijn vader een brandweerman – daar heb ik vroeger veel mee gescoord, ja. (Lacht) Ik heb een heel gelukkige jeugd gehad, en toch had ik altijd die drang om eropuit te trekken. Mijn zus heeft dat ook: ze is naar Parijs vertrokken, waar ze nu als au pair werkt. Ik heb er al veel over nagedacht hoe dat komt, dat ik toch zo graag weg wilde. Ik denk dat ik gewoon niet van de rust van een dorp hou. Ik hou niet van rust tout court. Als ik alleen thuis ben, zet ik soms de radio, de tv en de dampkap aan. Gewoon om die chaos van geruis op de achtergrond te hebben. Een vreemde gewoonte, ik weet het. (Lacht)

Getuigt het ook van ambitie, dat weg willen?

BOSMANS: Ik weet niet of ik zo ambitieus ben. Ik hou vooral niet van beperkingen. En in Mol voelde ik me heel beperkt. Het grappige is dat Groenten uit Balen me geleerd heeft dat dat niet zo hoeft te zijn. Roots zijn belangrijker dan ik dacht. Ter voorbereiding van de film heb ik lange gesprekken gehad met Jef Sleeckx, die de staking destijds van dichtbij heeft meegemaakt. Ik heb daar uren mee gebabbeld, echt een bijzonder interessante man. Ik heb het Molse dialect ook altijd foeilelijk gevonden – (in het Mols) da is ècht zoewe – maar nu spreek ik het met mijn vader. Pas door de film ben ik erachter gekomen dat het niet is omdat je een dialect spreekt of uit een kleine omgeving komt, dat je ook klein denkt. Pas door de film ben ik van Mol beginnen te houden.

Om het uitgangspunt van ‘Rang 1’ op zijn Gert Verhulsts te parafraseren: had je tien miljoen, wat zou jij dan doen?

BOSMANS: Ik zou een groot deel weggeven – ik denk niet dat zo veel geld goed is voor een mens. En met de rest zou ik appartementen kopen in de grote wereldsteden. Rondzwerven over de hele wereld: dat lijkt me wel wat. Dat rondzwerven heb ik nu al een beetje: ik heb de laatste weken gependeld tussen Maastricht, Amsterdam en Antwerpen. Enerzijds is het heel vermoeiend om geen vaste thuis te hebben, maar anderzijds kan ik er ook heel hard van genieten – dat wantrouwen tegenover rust, opnieuw. Ik kan te allen tijde wat kleren in een zak doen en vertrekken. Mocht ik dat willen, dan kan ik morgen naar China vertrekken: dat vind ik fantastisch.

Wat zou je in China gaan zoeken?

BOSMANS: Schoonheid. Nieuwe dingen. Mooie dingen. Dat is wat ik in het reizen zoek. Het vreemde is dat je die schoonheid nooit aantreft zoals je dacht. Deze zomer ben ik met mijn vriendinnen naar Mexico geweest. We wilden absoluut een tocht door de jungle maken, een indiaan stelde voor ons mee te nemen. ‘No tourist thing’, zei hij: we zouden bij authentieke indianen gaan slapen. Wat blijkt als we daar aankomen: het authentieke indianendorp was een soort Sunparks. Zodra ons busje arriveerde, trok een van de vrouwen haar bovenstuk uit en legde een baby aan haar blote borst; de tocht door de woeste jungle bleek een reservaat. Ik vroeg aan de gids of er dieren waren. ‘Tuurlijk niet, dat zou gevaarlijk zijn met al die campings zo dichtbij.’ In het begin was ik ontzettend teleurgesteld, maar na een tijd zag ik dat dat de manier van overleven was van die mensen. Het was niet de schoonheid waarop ik gehoopt had, maar het was wel echt.

In een van de weinige interviews die we van jou vonden had je het over ‘prosumptie’. Een neologisme dat we nog niet kenden.

BOSMANS: Kort voor ‘productie is consumptie’, een term die in Nederland nogal in zwang is. Het gaat erover dat sommige theatervoorstellingen – als je heel eerlijk bent – vooral bevolkt worden door mensen die zelf theater maken. Een wezenlijk probleem: als theater een weerspiegeling wil zijn van de samenleving, is dat mislukt als je alleen voor elkaar voorstellingen maakt en speelt. Let wel: ik vind absoluut dat experimenteel theater moet kunnen. Wat er nu gebeurd is met Anne Teresa De Keersmaeker en Beyonce, bewijst dat experimentele dingen ook na dertig jaar hun weg kunnen vinden naar de populaire cultuur – dat betekent toch dat zoiets de voorloper van iets gigantisch kan zijn. Maar tegelijk denk ik dat ook mijn bomma zou moeten kunnen begrijpen waarover een theaterstuk gaat – of toch minstens een van de vele lagen ervan – zonder dat het daarom aan kwaliteit inboet. Dat probeer ik me voor te houden: ik wil proberen enkel theater te maken dat mijn bomma begrijpt.

Het is een uitspraak die we bij meer jonge theatermakers horen. Zoekt de nieuwe generatie meer aansluiting bij het publiek?

BOSMANS: Misschien wel. Je ziet dat ook bij de Bergmannen bijvoorbeeld: iedereen voelt iets bij hun voorstellingen – ze hebben een heel universele beeldtaal ontwikkeld. Het is niet dat ze het zo benoemen, maar ze proberen wel te weerspiegelen wat er leeft in de maatschappij. En ik denk dat net dat altijd de kracht van theater is geweest. Dat zijn ook de voorstellingen die mij het meest kunnen ontroeren. In deSingel zag ik een paar jaar geleden L’Enfer van Romeo Castellucci. In het begin klautert er een naakte man langs de muren naar boven, waar uit het niets twintig blaffende honden op hem afvliegen. Hij weet te ontsnappen en plots gaat het dak van deSingel open, valt het licht in de zaal en klautert hij naar buiten. De man ontsnapt naar de hemel, wij blijven achter in de hel. Wel, dan mag je mij doodslaan. Als je zo’n mooi beeld kan maken, dat tegelijk zo universeel is.

Je speelt mee in ‘Berlin Alexanderplatz’, gebaseerd op het boek van Alfred Döblin uit 1929 en de verfilming van Rainer Werner Fassbinder uit 1980. Hoe weerspiegelt jullie versie de samenleving?

BOSMANS: Er zijn heel veel parallellen te trekken met vandaag. Het boek speelt zich af in het Berlijn van de jaren 20, dat op een reusachtige crisis en een alles verwoestende oorlog afstevende. Met SKaGeN hebben we het hele verhaal getransponeerd naar tien jaar in de toekomst, omstreeks 2020. Alles is stuk, het internet is kapot. Die crisis van toen is heel vergelijkbaar met die van nu: je hebt het gevoel dat er iets groots te gebeuren staat, toch? Alsof er alsmaar meer crisissen op ons afkomen waarvoor er geen oplossingen zijn. Ergens lijkt het erop dat we met zijn allen vrolijk het einde tegemoet gaan. Ook ik: op sommige dagen denk ik dat het niet verantwoord is om nog kinderen op deze wereld te zetten, op andere dagen denk ik dat alles in orde komt als ik twee kindjes heb.

Het doet ons denken aan de openingsscène van ‘La Haine’, waarin de voice-over vertelt over een man die van een wolkenkrabber valt. ‘Terwijl hij naar beneden valt, denkt hij bij elke verdieping: tot hier gaat alles goed, tot hier gaat alles goed. Hoe je valt, maakt niet uit, het is het neerkomen dat telt.’

BOSMANS: Dat moet ik onthouden. (Schrijft met pen ‘La Haine’ op haar hand) Het is precies dat gevoel dat ik bedoel. Dat we niet vatten wat er om ons gebeurt. Heb je dat filmpje van Jeremy Rifkin (een Amerikaans econoom en schrijver; nvdr.) op YouTube gezien? Hallucinant. Hij legt haarfijn uit welke crisissen ons te wachten staan als we voortdoen zoals we nu bezig zijn. Bijzonder overtuigend: achteraf ben je volledig van de kaart. Maar, en daar bewonder ik Rifkin ook om, hij ziet wel een uitweg – ik ga het hier niet uitleggen, daarvoor moet je het filmpje maar bekijken. Mensen die oplossingen kunnen vinden, dat zijn mensen naar wie ik opkijk. Ik probeer hoopvol in het leven te staan.

Zowat iedereen die we over jou spraken, zei ook een tweede ding: Evelien Bosmans is soms een tikje naïef.

BOSMANS: Ik denk dat ik gewoon heel veel geloof heb in mensen. Soms iets te veel, misschien. Je gaat me uitlachen, maar ik ga toch een voorbeeld geven. Gisteren was ik hard gevallen op de tramsporen in Borgerhout. Een Egyptenaar kwam me helpen en troostte me ontzettend lief. Uiteindelijk vroeg hij mijn gsm-nummer. Mijn eerste reactie was: ik ga een verkeerd nummer geven. Maar dan denk ik toch: ‘Nee, Bosmans, die mens heeft u net superlief geholpen en wil gewoon iets drinken.’ Resultaat: hij heeft me al tien keer gebeld vandaag – en hij blijft bellen. Uiteraard. Zoals ik al zei: ik denk dat ik hoopvol ben, ook tegen beter weten in.

RANG 1

Elke donderdag op één.

BERLIN ALEXANDERPLATZ

Op tournee vanaf 16 november.

GEERT ZAGERS – FOTO’S FILIP NAUDTS

Evelien Bosmans ‘ALS IK ALLEEN THUIS BEN, ZET IK SOMS DE RADIO, DE TV EN DE DAMPKAP AAN. GEWOON OM DIE CHAOS VAN GERUIS OP DE ACHTERGROND TE HEBBEN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content