Stripauteurs die zich ontwikkelen tot volleerde reporters. Tien jaar geleden zou het nog als een grap hebben geklonken. Maar als tegengif voor de slogans van het dagelijkse nieuws bieden steeds meer striptekenaars een persoonlijke en gedocumenteerde blik op conflictgebieden of ontoegankelijke landen.

I n a world where Photoshop has outed the photograph to be a liar, one can now allow artists to return to their original function – as reporters. ‘ Zo reageerde Art Spiegelman, die met zijn holocauststrip Maus een Pulitzer won, op de eerste journalistieke strips in het begin van de jaren negentig. Voordat in kranten foto’s verschenen, gebeurde de illustratie van het nieuws inderdaad door tekenaars. Als redacteur van het mannenblad Details stuurde Spiegelman zijn collega’s opnieuw de wereld rond als verslaggevers. Eén van de eerste auteurs die hij daarvoor aansprak, was Joe Sacco, een Maltese Amerikaan van wie wordt beweerd dat hij het genre van de journalistieke strip heeft uitgevonden. Zopas verscheen The Fixer, Sacco’s derde boek over de oorlog in Bosnië.

Sacco volgde een opleiding als journalist. Hij documenteert zich grondig voordat hij naar een conflictgebied vertrekt, maar in tegenstelling tot de meeste van zijn collega-journalisten vestigt hij zich tussen de plaatselijke bevolking. Met de mensen ter plekke sluit hij vriendschap en registreert hun verhalen. Het resultaat is een sterk geëngageerd werkstuk, dat lovende woorden krijgt van belangrijke oorlogscorrespondenten of regiokenners, zoals de onlangs overleden Palestina-kenner Edward Said.

Al dan niet in het spoor van Sacco verschijnen de laatste jaren steeds meer stripreportages. Zoals dat hoort in een goeie achtergrondreportage kennen de stripreporters zichzelf een hoofdrol toe, waardoor reportage en autobiografie zachtjes in elkaar overgaan.

Een stripreportage heeft soms een streepje voor op tv of film. Een tekenaar met een schetsboek of een klein fototoestel loopt minder in de gaten dan een cameraploeg. Een strip heeft meestal geen deadline en er zijn ook geen maximumlengtes. Bovendien kan de auteur de beelden samenstellen zoals hij dat verkiest. Een nadeel is dan weer dat het makkelijk een week duurt voordat een strippagina getekend is. Kort op de bal spelen, is er niet bij.

Hier volgt een overzicht van stripreportages per land, voor wie zijn portie buitenlandse politiek het liefst met prentjes aangereikt krijgt.

Palestina ‘PALESTINE’

Het begon allemaal met Palestina. Ten tijde van de eerste intifada, begin jaren negentig, werd de beeldvorming in het Amerikaanse nieuws Joe Sacco te veel. Hij had al enkele reportagestrips gemaakt, over een weinig glamoureuze Europese tour met een Amerikaanse band en over zijn eigen fascinatie voor de Golfoorlog. Door een verblijf in Europa ontdekte hij dat de rest van de wereld de Palestijnse kwestie niet zo pro-Israëlisch bekeek als de journaals in de VS. Hij besloot prompt twee maanden naar de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever te reizen om er zich persoonlijk van het Israëlisch optreden te vergewissen. De strip Palestine, die uit dat verblijf groeide, viel onder andere op door de ironische manier waarop Sacco zichzelf in beeld bracht. Het was een tegengewicht voor de gruwel van de verhalen die hij uit een honderdtal interviews distilleerde. Palestine leverde Sacco een American Book Award op en zette de toon voor zijn werk in Bosnië. Sinds Palestine is hij nog af en toe in opdracht teruggekeerd naar Palestina, de laatste keer om een stripreportage te maken voor The New York Times Magazine.

Afghanistan ‘DE FOTOGRAAF’

Eind 2001, vlak na 9/11, trok Ted Rall, politiek cartoonist van onder andere The Village Voice, naar Afghanistan. Zijn verslag To Afghanistan and Back is een mengeling van strips en tekst geworden, waarin hij zijn belevenissen in het land van de Taliban en de Noordelijke Alliantie uit de doeken doet. Rall wist al vooraf een en ander over de regio; hij had Afghanistan en de buurlanden al eerder bezocht. Als verslaggever is Rall van een heel ander slag dan Sacco. Hij probeert voortdurend applaus los te weken voor zijn handigheid, zijn kennis van het lokale leven en zijn heldendaden in het algemeen. Zo verhaalt hij uitvoerig hoe hij zich in tegenstelling tot de andere journalisten niet zomaar laat afpersen om bij het front te geraken. Of hoe hij door zijn besluit om ’s nachts voor niemand open te doen, aan de dood ontsnapte, want een Zweedse journalist verloor door nachtelijke bezoekers zijn leven. Op bepaalde momenten lijkt het wel de oorlog van Afghanistan tegen Ted Rall, hoewel Rall nu ook weer geen fervent verdediger van de Amerikaanse aanpak van Afghanistan genoemd kan worden. In zijn tekeningen hanteert Rall een snelle stijl die louter als doorgeefluik kan dienen en niet veel nuance toelaat.

Interessanter is De fotograaf, een project van de Franse toptekenaar Emmanuel Guibert, waarvan zopas het eerste deel is verschenen. Hij verslaat de verschillende reizen die fotograaf Didier Lefèvre naar Afghanistan maakte. Daarvoor gebruikt hij veel foto’s die Lefèvre in Afghanistan schoot en hij vult de gaten tussen de foto’s met strips die de tussenliggende gebeurtenissen vertellen. In het eerste deel doen de foto’s en de strips het verhaal van Lefèvres eerste reis naar Afghanistan in 1986, toen er nog gevochten werd tegen de Sovjets, maar in een volgend deel komt ook de Amerikaanse oorlog tegen het terrorisme aan de orde.

China ‘SHENZHEN’

Net zoals Iran is China geen oorlogsgebied, maar voor westerlingen wel een enigmatisch land. In zijn pas verschenen debuut Steenstof verwerkt de Vlaming Gerolf Van de Perre actuele thema’s uit Peking, maar een reportage kan je zijn boek niet noemen. Hoogstens een impressie.

Wel een echte documentaire is Shenzhen van Guy Delisle. Door zijn werk in de animatie-industrie verbleef de Canadees Delisle enkele maanden in Shenzhen, een grote stad net boven Hongkong. En wat doet een tekenaar ’s avonds op zijn hotelkamer als er in de stad niets te beleven valt? Hij houdt een dagboekstrip bij over zijn curieuze belevenissen met de Chinezen. Geen grote actie, maar het dagelijkse leven in China gezien door een westers oog.

Iran ‘PERSEPOLIS’

In de vierdelige reeks Persepolis, waarvan de eerste twee delen al in het Nederlands zijn verschenen, wil de Iraanse Marjane Satrapi niet in de eerste plaats de gebeurtenissen in haar land verslaan. Persepolis is vooral een bewogen autobiografie, een verslag van haar jeugd. Maar veel anekdotes hebben toch een documentaire waarde. De revolutie tegen de sjah, de machtsgreep van het fundamentalisme, de oorlog Irak-Iran, de eliminatie van politieke tegenstanders. Satrapi legt de feiten uit omdat ze een weerslag hebben op haar leven of dat van haar familie. Haar reeks is onder andere door de belangstelling voor de islamitische wereld na 9/11, uitgegroeid tot een wereldwijde hit.

Noord-Korea ‘ Pyongyang’

Door de zoektocht van de animatie-industrie naar nog goedkopere lagelonenlanden belandde Delisle na Shenzhen in Pyongyang, de hoofdstad van Noord-Korea. Daar maakte hij een vergelijkbaar verslag van zijn dagelijkse belevenissen in een van de meest gesloten landen ter wereld. Pyongyang is wel een stuk gedurfder dan het dagboek uit Shenzhen, omdat een foto voor de douane al problematisch kan zijn. Delisles kritische tekenwerk had hem hommeles met het regime kunnen opleveren. Het boek staat vol met absurde passages. Een hotel waarin de lift alleen werkt als er voldoende buitenlandse gasten zijn, verplichte bezoekjes aan het standbeeld van Kim Il Sung en aan het museum van de imperialistische bezetting. Delisle mag geen stap zetten zonder een gids en een vertaler. De gesprekken die hij met hen heeft, laten heel goed zien hoe een repressief regime de menselijke denkwijze helemaal op zijn kop zet.

Rwanda ‘DEOGRATIAS’

Ook de Rwandese genocide is in beeld gebracht door stripauteurs. Geen plaatselijke auteurs, maar wel Europese met een sterke band met Rwanda. In het debuut van de Vlaming Jeroen Janssen, Muzungu – Sluipend Gif – overigens fictief – is de spanning vòòr de genocide al voelbaar. Jean-Pierre Stassen verwerkte zijn verontwaardiging over de genocide eerst in een klassieke strip met een fictief verhaal, Deogratias, om daarna tot een zorgvuldige documentaire, in een combinatie van teksten en strips over te gaan voor Pawa û Chroniques des Monts de la Lune. Na de commotie die Deogratias had veroorzaakt, is het opvallend hoezeer Pawa op windstilte is ontvangen. Stassen bespreekt heel concreet de schuld van elke partij, niet het minst die van de internationale gemeenschap. Maar die is blijkbaar doof aan de juiste kant.

ex-Joegoslavië ‘ Safe Area Gorazde’

De recente oorlogen in ex-Joegoslavië hebben relatief het meest sporen nagelaten in strips. Dat is logisch omdat Joegoslavië tot op zekere hoogte een stripland was. Zo woonde ten tijde van de belegering een van de grootste stripagenten, Ervin Rustemagic, in Sarajevo. Op basis van correspondentie met hem maakten twee bekende auteurs, de Amerikaan Joe Kubert en de Belg Hermann, geëngageerde strips over de oorlog: Fax from Sarajevo en Sarajevo-Tango. Enki Bilal, die op jonge leeftijd uit Joegoslavië naar Frankrijk emigreerde, verwerkt de oorlog in zijn nieuwe trilogie.

Ook plaatselijke auteurs brengen faction over de oorlog uit, zonder daarom echt gedocumenteerde reportages te maken. Helena Klakocar vertelde in Passage en douce over haar zwerftocht over de Middellandse Zee tijdens de oorlog in Kroatië. Aleksandar Zograf beschreef het leven als geboycotte Serviër in Life Under Sanctions. Zijn e-mails tijdens de beschieting van zijn stad Pancevo zijn later als boek uitgegeven. De jonge auteur TBC brak met Fables de Bosnie door in West-Europa.

Maar de meest typische journalistieke reportages zijn ook in Bosnië van Joe Sacco. In Soba verslaat hij de jeugdcultuur in het belegerde Sarajevo van binnenuit. Safe Area Gorazde is een verslag van een lang verblijf in het door de VN ‘beschermde’ Gorazde enkele weken voordat de oorlog definitief eindigde. Het 230 pagina’s dikke boek leverde Sacco haast elke denkbare prijs op, ook in België en Nederland, hoewel het nog niet in het Nederlands is vertaald. In zijn nieuwe boek The Fixer komt de methode van de frontjournalistiek aan bod: buitenlandse journalisten maken gebruik van een fixer, die hen tegen betaling naar het nieuws leidt. Sacco’s ambigue relatie met zijn fixer wordt zo treffend geportretteerd dat je als lezer het gevoel hebt dat je in Sacco’s schoenen staat. Hij focust vaak op het dagelijks leven in de getroffen gebieden, waardoor zijn reportages behalve grondig ook herkenbaar of humoristisch kunnen zijn. Sacco’s versie van de gebeurtenissen in Gorazde ontlokte dan ook van Entertainment Weekly het enigszins stereotiepe, maar wel vleiende commentaar ‘ It figures that one of the first books to make sense of this mess would be a comic book.

Door Gert Meesters

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content