de Bowie DIE IN DE KLUIS BLEEF LIGGEN

BOWIE anno 1974: de Diamond Dogs zijn uitgelaten, The Gouster trekt naar Philadelphia.

In een nieuwe Bowie-box zit een nooit eerder uitgebrachte studioplaat: moet je die hebben?

Opmerkelijk aan het nieuwe Who Can I Be Now? (1974-1976), de tweede in een reeks prestigieuze David Bowie-boxen, is het toemaatje The Gouster, een nooit eerder uitgebrachte studioplaat. U fronst. De eerste box, Five Years (1969-1973), verscheen eind vorig jaar, toen onze zeer zelfbewuste held nog over voldoende adem beschikte om precies te bepalen wat erin mocht en wat niet. En nu, negen maanden na zijn dood, mogen we plotseling kennismaken met een idee dat hij meer dan veertig jaar geleden definitief had begraven?

Of Bowie nog zijn fiat heeft gegeven voor de openbaring van The Gouster of niet, daarover blijven de verantwoordelijken – onder wie Tony Visconti, zijn trouwste producer – nogal vaag. Zeker is dat The Gouster, samen met Toy (omstreeks 2002) het bekendste onuitgegeven werk van The Dame, best zijn plaats verdient in de chronologische revisie van Bowies oeuvre.

Als overgangsplaat draagt The Gouster namelijk bij tot een beter begrip van Bowies zogenaamde Amerikaanse periode. Het was tijdens de zoveelste uitgebreide tournee door de States, met de donkere, bijtende rock van Diamond Dogs (1974) onder de arm, dat hij verslingerd raakte aan de zoete, georkestreerde en toen razend populaire Philly soul uit de producersstallen van Gamble & Huff en McFadden & Whitehead. Zoals zo vaak groeide die obsessie al snel uit tot een concreet concept, gecentreerd rond het oude Afro-Amerikaanse stadstype van de gouster – spreek uit: gawster – een louche maar hippe vogel, getooid in wijd kostuum, met zijden das, horlogeketting en armbanden. Muziek én stijl met elkaar verzoenen, daar moest Bowie geen twee keer over nadenken.

Samen met een nieuwe band (met daarin onder meer gitarist Carlos Alomar, achtergrondzangers Luther Vandross, Bowies vlam Ava Cherry, Alomars vrouw Robin Clark en saxofonist David Sanborn) boekte Bowie in augustus 1974 studiotijd in Sigma Sound in – yep – Philadelphia. Daar werd The Gouster al vrij definitief in de steigers gezet: Bowies omarming van funk, r&b en soul, en daarmee een spectaculaire heruitvinding van zichzelf. ‘Plastic soul’, noemde hij het.

Alleen: na een toevallige ontmoeting en daaropvolgende samenwerking met John Lennon gooide Bowie het roer te elfder ure om. Met Lennon had hij namelijk in een vloek en een zucht Fame ingeblikt, dat zijn eerste Amerikaanse nummer1-hit zou worden, en samen met de Beatlescover Across the Universe absoluut op de nieuwe plaat moest. En zo vervelde The Gouster tot de succesplaat Young Americans (1975). David Bowies trans-Atlantische dromen waren uitgekomen.

Wat rest er nu van The Gouster? Van de zeven nummers die daar nu op prijken, belandden er vier op Young Americans: het titelnummer, Right, Somebody Up There Likes Me en Can You Hear Me. De rest (John, I’m Only Dancing (Again), It’s Gonna Be Me en Who Can I Be Now?) zag al eerder het licht op aangedikte heruitgaves van die plaat. Toch nog iets anders dan een verloren gewaande schat dus.

Bovendien schitteren andere, nooit vrijgegeven songs uit die periode ook verderop in de box door afwezigheid: Shilling the Rubes, I Am a Lazer of de Bruce Springsteen-cover It’s Hard to Be a Saint in the City. Misschien is dat toch nog een geruststellende boodschap van de samenstellers: alleen wat Bowies toenmalige visie ook vandaag nog glans verschaft, hoort thuis op deze boxsets.

WHO CAN I BE NOW? (1974-1976)

Uit op 23/9 bij Parlophone.

door Kurt Blondeel

Of wijlen David Bowie nog zijn fiat heeft gegeven voor The Gouster, is onduidelijk. Zeker is dat de plaat best haar plaats verdient in de chronologische revisie van zijn oeuvre.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content