De Mexicaanse cineast Guillermo Del Toro heeft nog maar een handvol films op zijn actief staan, maar hij is al gereputeerd in het horrormilieu. Met de flamboyante blockbuster ‘Blade 2’ wordt nu het grote publiek geconfronteerd met zijn talent.
Door Ruben Nollet
Blade 2. Vanaf 12 juni in de bioscoop
The Devil’s Backbone. In het najaar in de bioscoop.
‘Een film is zoals 300 mensen die op hetzelfde moment een blind date hebben’, stelt de Mexicaanse regisseur Guillermo Del Toro. ‘Sommigen van die mensen zullen meteen tussen de lakens belanden, voor anderen blijft het bij een kopje koffie.’ Met andere woorden: je kunt nooit iedereen plezieren, dus kan je maar beter je eigen zin doen.
Als horrorcineast is Del Toro dan ook actief in een genre dat bij uitstek voor- en tegenstanders heeft. Maar je levenswerk maken van één filmsoort wil daarom nog niet zeggen dat je telkens in herhaling valt. Sinds Del Toro een fel opgemerkte entree maakte met de metaforische vampierenthriller Cronos heeft hij de horror in al zijn variëteiten en finesses verkend. Niemand keek vreemd op toen hij na het succes van Cronos de Rio Grande overstak en naar Los Angeles trok. Zijn eerste Hollywood-opdracht werd echter meteen ook zijn eerste kennismaking met de minder fraaie kant van de commerciële filmmakerij. Mimic, een donker en fascinerend verhaal over grote insecten die ongemerkt onder de mensen infiltreren, viel ten prooi aan de legendarische knip- en plakzucht van Miramax-baas Harvey Weinstein. Wat overbleef, was nauwelijks nog de helft van wat Del Toro voor ogen had.
De cineast ging zijn wonden likken in zijn thuisland, waar hij een paar films produceerde en geduldig aan een persoonlijker project werkte. Dat werd The Devil’s Backbone, een sfeervol spookverhaal dat zich afspeelt ten tijde van de Spaanse burgeroorlog. Intussen hield hij ook in Hollywood een paar ijzers in het vuur, en toen New Line hem vroeg of hij geen zin had om de tweede aflevering in hun Blade-franchise onder handen te nemen, hapte hij gretig toe. Behalve een horrorliefhebber is Del Toro immers ook een onvoorwaardelijke fan van comics, en Blade 2 (gebaseerd op de gelijknamige Marvel-strip van Marv Wolfman en Gene Colan) bood hem de kans om zijn twee liefdes op een spectaculaire manier te combineren. Als we hem mogen geloven, is hij trouwens nog lang niet klaar met stripverfilmingen.
‘Blade 2’ is een stuk bloederiger dan het eerste deel. Uw keuze?
Guillermo Del Toro: Het stond al in het script van David S. Goyer en ik heb het nog extra in de verf gezet. Eigenlijk was het bloederige de voornaamste reden waarom ik geïnteresseerd was. Ik vond dat ik de Blade-mythologie twee dingen kon bijbrengen: de gruwel en de actie. De eerste Blade was in wezen een actiefilm met fantasy-elementen en relatief weinig horror. Dat kon ik dus optrekken. En ik wou ook de actie een beetje interessanter maken. De camerastijl, de kleuren, de look van de film moest aanvoelen als een comic of als Japanse animatie. Heel kinetisch en hectisch, maar ook helemaal anders dan in de eerste film. Stephen Norrington ging destijds voor de James-Cameronstijl, heel koel, met veel blauw en staal. Ik wou er flink tegenaan gaan, met gekke kleuren, diepe schaduwen, veel zwart en krankzinnig camerawerk. Niet opzichtig maar intrigerend.
Waar ligt die grens?
Del Toro: Dat moet je zelf aanvoelen. De camera mag de aandacht niet afleiden. De uitdaging is om het publiek te fascineren met je aanpak. Het probleem is dat de kijker tegenwoordig een insider is geworden. Hij weet hoe zo’n film gemaakt wordt. Om ervoor te zorgen dat hij opnieuw een deel van het publiek wordt en meeleeft met je film, moet je hem verrassen. Hem iets tonen dat hij niet meteen doorheeft. Nieuwe trucs verzinnen. Niet cutten waar hij het verwacht.
Is iets als ‘Blade 2’ dan moeilijker om te maken dan een spookverhaal als ‘The Devil’s Backbone’?
Del Toro: Nee, het is iets totaal anders, emotioneel en artistiek. Je gebruikt een heel ander stel spieren. Je kunt het vergelijken met het verschil tussen een kleine Vermeer en een muurreclame voor Coca-Cola. Je hanteert totaal andere borstels en kleuren en technieken. Maar het geweldige is dat de ene stijl je ideeën geeft om de andere interessanter te maken. Ik zie mezelf graag als een vakman die mooie stoelen kan maken, maar ook nog tot andere dingen in staat is. Door mijn ervaring met The Devil’s Backbone wou ik proberen om Blade 2 met een beetje meer vrijheid en plezier te maken dan bij Mimic het geval was.
Kan geweld en gruwel ooit te ver gaan?
Del Toro: Niet als het in dienst staat van een intelligent verhaal. Wat ik doe, is een buitenissige stijl van geweld en actie verzinnen die zo ver van de werkelijkheid af staat dat het nooit praktische gevolgen kan hebben. Ik toon geen terroristische aanslag of tieners die iemand in een winkelcentrum overhoopknallen. Films als Blade 2 zijn pure onverdunde catharsis. Het gaat over een wereld vol vampieren, Übervampieren, ondergrondse steden, dat soort dingen. Zolang het geweld in die context vervat zit, is er geen enkel probleem. Als iemand onthoofd wordt en je ziet in de afgehakte helft het oog nog knipperen, dan begrijp je dat je niet naar iets zit te kijken wat echt is. Dat ontkracht het geweld.
Heeft u zich moeten inhouden om een R-rating te krijgen en de gevreesde NC17 te ontlopen?
Del Toro: Niet echt. We hebben het geluk gehad dat de MPAA, de Amerikaanse ratingcommissie, begreep wat onze bedoeling was toen we ze de film voorlegden. Dit is escapisme. De afbeelding van geweld is iets wat je terugvindt in het theater van veel traditionele culturen, en zeker in de Mexicaanse cultuur en in het Oosten. Het Japanse kabuki-theater is ook vrij agressief. Voor mij zijn comics daar het westerse equivalent van. Alles overstijgt er de werkelijkheid.
Wat trekt u zo aan in het horrorgenre?
Del Toro: Het feit dat horrorfilms staaltjes van vakmanschap zijn die je bijna nergens anders vindt. En het is het enige genre waarmee ik me echt kan amuseren. Toen ik een jaar of tien was, heb ik Dracula van Bram Stoker gelezen en wist ik dat ik mijn roeping gevonden had. Ik heb toen bewust besloten om me de rest van mijn leven met die thematiek bezig te houden. Een film maken is als een standbeeld uithouwen. Het vergt enorm veel vaardigheid om het voor elkaar te krijgen. Sommige mensen proberen dan om iemands evenbeeld uit die blok marmer te kappen. Ik heb de neiging om iets te maken dat niet echt bestaat. Ik houw liever een waterspuwer uit dan een portret.
Is er een verband met uw Mexicaanse origine?
Del Toro: Absoluut. Mexico barst van de alledaagse gruwel en gaat daar op een heel spontane manier mee om. Net zoals ik op een heel natuurlijke manier met monsters omga. Ik amuseer me ermee. Daarom zijn mijn films ook zo anders. Veel Amerikanen voelen zich eigenlijk niet goed bij het horrorgenre. Mij trekt het aan. Amerika doet zo zijn best om op seksueel vlak vrijgevochten te zijn, maar is tegelijk als de dood voor de donkere kanten van de menselijke geest. Ik pleit voor de bevrijding van de psyche.
‘Als iemand onthoofd wordt en je ziet het oog nog knipperen, dan begrijp je dat je niet naar iets zit te kijken wat echt is. Dat ontkracht het geweld.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier