‘DAT IS HIER PRECIES ONE FLEW OVER THE CUCKOO’S NEST’

Ze lieten zich opmerken met ep’s waarop onder meer Max Colombie van Oscar and the Wolf zong. Ze speelden in de door David Lynch ontworpen club Silencio in Parijs, op South by Southwest in Texas en op Pukkelpop. En sinds kort vertoeven ze in Londen, waar ze wonen, werken én de laatste hand leggen aan hun debuutalbum. Een dag en een nacht in het spoor van de Belgische beatbakkers Vuurwerk.

‘Van negen uur ’s morgens tot negen uur ’s avonds werken en van negen tot twaalf vuurwerken‘: ziedaar a day in the life of Vuurwerk volgens spilfiguren Jergan Callebaut en Thieu Seynaeve zelf – derde lid Sjam Janssens verliet de band recentelijk om een professionele zeilcarrière na te jagen. Maar vandaag is lichtjes anders: Callebaut draait een halve dagshift in het bedrijf waar hij als psycholoog actief is, Seynaeve is vannacht psychiater met dienst in de spoedafdeling van een ziekenhuis. En tussendoor vertelt het duo ons het verhaal van Vuurwerk 2.0, op vijf verschillende plekken in de stad die ze sinds een dik half jaar hun thuis noemen: Londen.

9.00 AM, CENTRAL WORKING, PADDINGTON ‘We zaten vast in Molenbeek’

‘Check die gast in dat telefoonhokje achter je. Hij lijkt stijf te staan van de coke.’ Jergan Callebaut kijkt op van achter zijn laptop. ‘In de City is dat niet uitzonderlijk.’

We zijn in Central Working, een behoorlijk massief kantorencomplex in Paddington, een van dé professionele hubs van Londen. Onder meer Microsoft en IBM hebben hier een vestiging, en het is een co-working space van DataSine. Dat dochterbedrijf van financieel dienstverlener FinTech werkt aan een algoritme om persoonlijkheidsprofielen van individuen op te stellen aan de hand van hun financiële transacties. Callebaut helpt dat algoritme sterker te maken met psychologisch onderzoek – meer mag hij daar niet over kwijt. ‘Een fijne job, waarvoor ik veel mag reizen. Ik heb pas nog een week in Brussel gewerkt’, lacht hij.

‘Het is grappig: toen ik Thieu in 2011 ontmoette – een jaar voor ik in Vuurwerk stapte – dacht ik er al aan om hier te komen wonen. Waarop hij: ‘Allez, toch niet in die klotestad?’ Wat later was híj het die naar Londen wilde trekken, en zag ik dat niet meer zitten. Vorig jaar hebben we uiteindelijk toch allebei de stap gezet. Voor de jobopportuniteiten, maar ook en vooral voor de muziek.’

Ze hebben er Brussel voor achtergelaten, de stad waar Vuurwerk ontstaan is en waar ze hun creatieve collectief Run Tell Secrecy hebben uitgerold – ‘een beetje zoals The Factory van Andy Warhol, maar dan zonder de orgieën’, noemden ze dat eerder in dit blad. Onder de vlag van Run Tell Secrecy werkt Vuurwerk al een paar jaar samen met gelijkgestemde muzikanten, regisseurs, fotografen en videokunstenaars, onder wie Max Colombie van Oscar and the Wolf, de jonge hiphopper Jan Maarschalk Lemmens alias Glints en it-fotografe annex -regisseuse Marie Wynants, tevens de vriendin van Thieu Seynaeve.

‘Brussel is lange tijd een heel inspirerende plek voor ons geweest. Op een gegeven moment werkte iedereen er met iedereen samen’, legt Seynaeve uit. ‘Max die doorbrak met Oscar and the Wolf in 2014, wij die voor het eerst op Pukkelpop mochten spelen in 2015: elke avond hingen we aan de toog van de Lord Byron, er viel altijd wel íéts te vieren in die tijd. (lacht) Dat was een onvergetelijke en creatieve periode, maar op het laatst hadden we niet meer het gevoel dat we nog evenveel uit Brussel konden halen. We hebben onze debuutplaat in Molenbeek geschreven, en kregen ze daar maar niet af. We zaten vast, hadden nood aan een nieuwe uitdaging. Die vonden we in Londen.’

Vuurwerk heeft eerder al iets proberen te forceren over het Kanaal. Toen de ep’s Grip en Warrior hen in 2015 tot dé Belgische elektrobelofte bombardeerden, resulteerde dat niet alleen in voornoemd Pukkelpopconcert, maar ook in shows op South by Southwest in Texas, in de door David Lynch ontworpen club Silencio in Parijs en in de toonaangevende concerthal Koko in Londen. Vuurwerk sloot een deal met het Britse label Lo Recordings, gespecialiseerd in uitermate verzorgde releases van de schevere elektronica, en ging een samenwerking aan met Londenaar John Power, die ook voor Soulwax en Goose al campagnes opzette in de UK. Maar zij slaagden er niet in Vuurwerks melancholische grootstadsmuziek helemaal van de grond te krijgen.

Dan maar zelf de touwtjes in handen nemen, dachten Callebaut en Seynaeve. In België worden hun belangen behartigd door Arsenals managementbureau Playout en Tsar B- en Wwwater-manager Jarri Van der Haegen, in Londen regelen ze vooral zelf hun zaakjes.

JERGAN CALLEBAUT: We leven niet in de illusie dat we het in het Verenigd Koninkrijk zullen maken simpelweg omdat we hier nu wonen, hoor. Dat is ook niet het doel. Gestaag groeien, dat willen we. En dat begint aardig te lukken. We hebben al coole aanbiedingen gekregen voor shows, we hebben enkele interessante mensen leren kennen – wie precies, dat kunnen we nog niet kwijt; daarvoor zijn die contacten nog te pril – en de campagne die we hier zelf opgezet hebben bij onze twee laatste singles Because I Feel Things en Face It loopt beter dan toen we nog bij Lo zaten, het label dat ons eigenlijk hier had moeten lanceren. We zijn door BBC Radio en het Britse muziekblad NME gefeatured geweest, en enkele maanden geleden stonden we in Spotify’s top 50 van meest virale tracks van heel Groot-Brittannië. Zelfs al heeft dat sprookje maar twee weken geduurd: het was gewoonweg absúrd.

***

De middag nadert en Callebauts telefoon zoemt. Het is Thieu. ‘Ha, doctor Matthew Seyneeve‘, lacht hij. ‘Over een uur aan de Saatchi Gallery? Tot subiet.’

Al sinds zijn zestiende bezoekt Jergan Callebaut heel geregeld de Saatchi Gallery. Elke keer opnieuw keert hij er terug naar dat ene kunstwerk uit de vaste collectie dat hem zo intrigeert: 20:50, een installatie uit 1987 van beeldhouwer Richard Wilson. ‘Het is iets heel bizars’, zegt hij terwijl we afdalen naar de kelderverdieping, waar het werk zich hoort te bevinden. ‘De halve expositieruimte is vol met motorolie gegoten, waarin vanalles reflecteert. Echt surreëel.’ Enig probleem: de installatie is nét naar een andere vestiging verplaatst, zo krijgen we beneden te horen. ‘Maar de geur is er gelukkig nog’, zegt Callebaut.

Dat Vuurwerk ons meetroont naar enkele Londense musea – later op de dag proberen we nog Tate Britain uit, maar daar houdt David Hockney de bezoekers die hun tickets niet op voorhand hebben geboekt buiten – hoeft niet te verbazen. Callebaut en Seynaeve zijn kunstfanatici – ‘vooral serene, haast transcendente werken zoals die van Wilson, lichtkunstenaar James Turrell of Rothko spreken ons aan’ – en even belangrijk als hun muziek is het visuele verlengstuk ervan. Bij zowat elk van hun tracks hoort een videoclip, gemaakt door henzelf of een lid van de Run Tell Secrecy-familie, aan de Normandische kust (zoals de behoorlijk spectaculaire Warrior-video) of elders. En een beetje Vuurwerkfan weet dat ze live niet alleen de oren maar ook de ogen de kost geven.

In hun recentste, door Seynaeve geregisseerde clip, bij de single Face It, speelt de jonge zwarte Londenaar Salem Khazali de hoofdrol. We zien hem geplaagd worden door hardnekkige herinneringen aan een op de klippen gelopen relatie en alle vijf de fases van Kübler-Ross’ rouwproces ondergaan. Khazali, die de track ook inzong, is voor Vuurwerk niet zomaar een figurant.

THIEU SEYNAEVE: Op een gegeven moment hoorden we een song van hem op een lokaal radiostation passeren. We vonden dat hij een goeie stem had en nodigden hem uit voor een gesprek.

CALLEBAUT: Een consultatie. (lacht) Nee serieus: met iemand samenwerken draait bij mij maar voor vijftig procent om de muziek. De andere vijftig procent is… psychologie. Ik ben behalve muzikant ook producer, onder meer van Glints. Je hebt producers die op bestelling werken, in zee gaan met eender wie hen betaalt. Ik zou dat niet kunnen. Muziek opnemen met een artiest van wie ik niet op voorhand weet dat ik hem of haar op persoonlijk vlak aanvoel: ik zou niet weten hoe eraan te beginnen. Salem zal straks op meerdere songs van onze plaat te horen zijn, omdat hij kan zingen – laat daar geen twijfel over bestaan – maar óók omdat het met hem klikt als mens, zoals het met Jan van Glints klikt en zoals het destijds al met Max Colombie klikte. Onze gastmuzikanten zijn ook onze beste vrienden.

6.00 PM, BARBICAN CENTRE, CITY OF LONDON ‘Deze plaat maken was de interessantste én de verschrikkelijkste tijd van mijn leven’

We verkassen naar de bar van cultuurhuis Barbican Centre. Daar gaan de dokter en de psycholoog dieper in op de verdeling werk-Vuurwerk.

CALLEBAUT: Best slopend, zo’n dubbelleven. Maar het is niet zo dat we na een Vuurwerksessie van kapsel moeten veranderen, onze divakleren uittrekken en ons afschminken om naar het werk te gaan. Dat scheelt. (lacht)

SEYNAEVE: Een job is voor ons vooral een manier om het muzikantenbestaan betaalbaar te houden. Dat maakt ook dat er iets minder druk op die muziekcarrière rust: het móét niet zo nodig binnen de zes maanden aanslaan. De artiesten die wij bewonderen, zijn ook vooral mensen die niet voor het snelle succes kiezen. Kijk naar iemand als Caribou, die al jaren bezig was vooraleer hij een gevestigde waarde werd. Hij heeft zichzelf de tijd gegund om te groeien, om een verháál te vertellen. Dat is wat wij ook willen doen.

CALLEBAUT: Toeval of niet: Caribou hield er naast de muziek nog een academische carrière op na – hij heeft een PhD in de wiskunde. En Sam Shepherd van Floating Points, nog zo’n hedendaagse held van ons, is gedoctoreerd in de neurowetenschappen. Zo kan het dus ook.

SEYNAEVE: Ik heb de indruk dat er hier in Engeland veel mensen zijn die muziek met een job combineren, terwijl men in België vaak resoluut voor het één of het ander kiest.

CALLEBAUT: Ik zou het niet kunnen, denk ik, enkel en alleen met een job bezig zijn, ten koste van de muziek – het omgekeerde, uitsluitend muziek maken, evenmin. Om ons debuutalbum te schrijven, hebben we zes maanden vrijaf genomen. Dat waren de interessantste maanden van mijn leven, maar ook de verschrikkelijkste. Niet dat we hebben zitten blèten, maar tof is dat toch niet, hoor, een plaat maken. (lacht)

SEYNAEVE: Je kunt op den duur niks meer relativeren, hè. Je zit in een vacuüm, hebt amper nog realiteitszin.

CALLEBAUT: Aan alle platen die ik geweldig vind – Kid A van Radiohead, Channel Orange van Frank Ocean, de laatste Bon Iver – kun je bijna hóren wat voor een moeilijke bevalling het geweest is. Maar dat zijn wel stuk voor stuk geniale platen. Waarmee ik niet gezegd wil hebben dat ons debuut geniaal zal zijn.

9.00 PM, QUEEN ELIZABETH HOSPITAL, WOOLWICH ‘Zulke zwaarmoedige mensen zijn wij ook weer niet’

Duty calls voor Thieu Seynaeve. Hij werkt als klinisch psychiater bij ’s werelds meest prestigieuze medische universiteit, King’s College, een studie met een loon, zeg maar. Om de zes maanden moet hij daarbij in een ander Londens ziekenhuis aan de slag. Momenteel is dat het Queen Elizabeth in Woolwich, op de rand van Londen.

In dat ziekenhuis wacht hem zijn eerste nachtdienst, die twaalf uur zal duren, op de spoeddienst voor psychiatrische patiënten. Als enige dokter van wacht moet hij er zich ontfermen over de dringende gevallen – niet meteen wat hij gewend is, want op doorsneedagen werkt hij op de ward, de gewone psychiatrische afdeling.

‘Even wat bloedjes bekijken.’ Via een computer monitort Seynaeve de toestand van de patiënten die over de hele afdeling verspreid liggen. Hij checkt hun bloedwaarden, vraagt naar hun lichaamstemperatuur en roept indien nodig verplegers of verpleegsters op om medicijnen toe te dienen. Als patiënten zich misdragen, moet hij hen gaan bedaren. Als er zich nieuwe patiënten aandienen, doet hij het intakegesprek. En dat zal vannacht meer dan één keer voorkomen. ‘Ik verzeker je, ‘ zegt hij, ‘dat is hier soms precies One Flew over the Cuckoo’s Nest.

Over wat er zich tijdens die consultaties zoal afspeelt, moet Seynaeve de lippen stijf op elkaar houden. Wat hij wél kan vertellen: hoe de bijwijlen nogal extreme situaties waar hij in de psychiatrie mee te maken krijgt de muziek, de teksten en de clips van Vuurwerk beïnvloeden. ‘Ik hoor en zie hier veel zware toestanden. Dan is het fijn dat ik de muziek nog heb, als uitlaatklep. Op de een of andere manier komen de verhalen uit de psychiatrie wel tot uiting in Vuurwerk, zij het nooit letterlijk. Ik zal morgen niet meteen een song schrijven over een verhaal dat ik deze nacht te horen heb gekregen. Er is tijd nodig om dat te verwerken. Maar de algemene thema’s waarmee ik in aanraking kom, zitten wel in onze lyrics, die heel narratief, analytisch en introspectief zijn. Zo gaat Face It over rouwverwerking. Ook relatiebreuken, angsten en herinneringen zijn weerkerende thema’s. Het verklaart de melancholie van Vuurwerk. Nochtans: zulke zwaarmoedige mensen zijn wij nu ook weer niet.’

Callebaut zal achteraf smakelijk om die uitspraak van zijn kompaan lachen. ‘Allez Thieu, je gaat toch niet beweren dat wij twee lolbroeken zijn!’

9.00 AM, STUDIO VUURWERK, HAGGERSTON ‘In mijn fantasie sta ik met een gitaar om de schouder te rocken’

Wanneer Seynaeves shift erop zit, trekken we met hem en Callebaut nog even naar hun appartement in Haggerston, Oost-Londen. Hier, op een verdiepinkje boven de woonkamer, bevindt zich ook hun homestudio. The Beast staat er opgesteld, hun hoogstpersoonlijke, draagbare laboratorium van synths dat ze bij elke show mee het podium op sleuren.

CALLEBAUT: Zoals je ziet: onze muziek wordt volledig elektronisch gemaakt. En toch: in mijn fantasie zie ik me altijd met een gitaar om de schouder staan rocken. Maar dat kan ik simpelweg niet. (lacht)

SEYNAEVE: Een psycholoog zei ooit: mensen doen altijd uitschijnen dat ze bepaalde keuzes hebben gemaakt op basis van hun sterktes, terwijl ze eigenlijk vaak zonder het te beseffen weggevlucht zijn van hun zwaktes. Dat is heel erg waar. Misschien zijn wij wel met synths gaan werken omdat we niet goed genoeg gitaar konden spelen.

CALLEBAUT: Los daarvan adem ik wel al sinds mijn veertiende elektronische muziek. Dat was in volle elektroperiode, toen artiesten als Digitalism, Boys Noize, Justice en Soulwax de norm waren. Maar het was pas toen ik Mount Kimbie en James Blake voor het eerst hoorde dat ik dacht: waw, elektronische muziek hoeft niet alleen dansen, pompen, geven te zijn. Ze kan ook heel organisch zijn, heel muzikaal. En zo willen wij Vuurwerk ook doen klinken. Er zullen behalve synths ook trombones en saxofoons te horen zijn op onze plaat – ingespeeld door de geweldig getalenteerde jazzmuzikant Mattias De Craene van Nordmann – en gitaarpartijen van de al even geniale Jasper Maekelberg.

SEYNAEVE: In het begin was Vuurwerk nochtans niet echt functioneel. We maakten – en we maken nu nog steeds – op een heel gevoelsmatige manier muziek. Muziek die aanvankelijk te traag was om in clubs gedraaid te worden en te elektronisch om in een klassieke concertzaal te kunnen gedijen. Die grenzen zijn vandaag de dag gelukkig vervaagd. Luister naar de laatste van Bowie of Nick Cave: daar zitten ook elektronische elementen in. En zowel Bowie als Cave heeft aangetoond dat met donkere klanken werken en over zware thema’s zingen mainstream kan zijn. Er is hoop voor ons. (lacht)

VUURWERK

Speelt op vrijdag 31/3 zijn enige Belgische clubshow van het voorjaar in Contrair, Antwerpen. Alle info: contrair.be

Op vrijdag 30/6 doet het duo Rock Werchter aan. Die dag is nog niet uitverkocht. Alle info: rockwerchter.be

door Michael Ilegems – foto’s Kit Whalley Payne

‘We zijn gefeatured geweest door BBC Radio en het Britse muziekblad NME. Enkele maanden geleden stonden we in Spotify’s top 50 van de meest virale tracks van de UK. Absurd gewoon.’ Jergan Callebaut

‘Dat we allebei werken, zorgt voor minder druk op onze muziek. Iemand als Caribou was ook al jaren bezig voor hij een gevestigde waarde werd. Jezelf de tijd gunnen om te groeien, dat willen wij ook.’ Thieu Seynaeve

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content