Blue Note Records staat niet alleen voor een brok opwindende jazzgeschiedenis. Met zijn baanbrekende artwork drukte het legendarische label ook een stempel op de naoorlogse commerciële kunst. Hoe de typische Blue Note-look is ontstaan, oftewel: ’the birth of cool’.

Laten we elkaar geen mietje noemen: jazz heeft een imagoprobleem. Het zou intellectualistisch zijn. Met ernst overladen. Zwaar op de hand. Dat heeft het genre niet alleen aan sommige stromingen te danken, maar net zo goed aan zijn eigen beeldvorming. Wie ‘jazzmuzikant’ zegt, denkt aan zwart-wit close-ups van kolossale saxofonisten met een raar pork pie-hoedje op of van gepijnigde zangeressen in soepjurken – Charlie Parker en Billie Holiday, om er maar twee te noemen. Het meesteroog dat deze generatie vastlegde, was William Gott-lieb. Andere jazzfotografen, zoals William Claxton, hadden genoeg van die statische, donkere mystiek. Hij trok tenorist Sonny Rollins de Californische woestijn in, wrong hem in een cowboyoutfit, met zijn saxofoon als wapen, en liet hem naast een cactus poseren. Een beeld dat zo insloeg dat Rollins bij zijn terugkeer in New York een jaar lang niet meer aan de bak raakte. ‘De meeste jazzfotografie vóór mij toonde bezwete muzikanten met glimmende gezichten in rokerige bars. Dat was het beeld dat de meeste mensen hadden van jazz’, aldus Claxton. ‘Maar omdat ik aan de Westkust woonde, wilde ik tonen dat de muzikanten hier in een heel gezondheidsbewuste omgeving leven. Dus fotografeerde ik ze op het strand, in de bergen, in hun auto.’ Clax toonde de opwindende, sexy kant van de jazz en ging daarin soms heel ver. De beelden van Chet Baker in T-shirt maakten van de trompettist een Calvin Klein-icoon en bombardeerden hem definitief tot posterboy van de jazz.

Het artwork van Blue Note Records laveert tussen die twee uitersten. De hoesfoto’s van het label, dat jarenlang een bescheiden underground- bestaan leidde, hebben duidelijk de ongenaakbare, licht getormenteerde cool van veel jazzplaten van die tijd. Maar ze zijn tegelijk ook speels. U kunt zich niet meteen iets voorstellen bij het artwork van Blue Note Records? U kent het beter dan u denkt. Zelfs een volslagen jazzleek kent wel enkele hoezen van het label, of op zijn minst de stijl ervan. Net als een typische Blue Note-sound is er een typische Blue Note- look, die tot ver buiten de grenzen van de jazz en zelfs muziek tout court navolging kreeg. Geen toeval, want voor Blue Note-oprichter Alfred Lion moesten art-work en muziek dezelfde boodschap uitdragen en aan dezelfde, onverbiddelijke kwaliteitscriteria voldoen. ‘Blue Note fabriceert een unieke stijl, waar zowel de muziekopnames, de ‘pressing’ als de platenhoezen deel van uitmaken. De de-tails maken het verschil’, zei Lions boezemvriend Francis Wolff.

Wolff weet waarover hij spreekt: in de jaren vijftig en zestig was hij samen met Reid Miles de geestelijke vader van de visuele stijl van Blue Note Records. Wolff legde met zijn camera zowat elke opnamesessie vast tussen 1939 en 1967 – de hoogdagen van het label, waarin zowat de ene historische opname na de andere werd ingeblikt. Herbie Hancock, Horace Silver, Thelonious Monk, Dexter Gordon, Lee Morgan, Kenny Burrell, Sonny Rollins, John Coltrane, Miles Davis. Veel cooler kan niet. Wolff schoot heel spontane foto’s: hij betrapte de jazzsterren bij voorkeur op onbewaakte momenten in de studio, als ze speelden, componeerden of uitrustten. Zoals die ietwat tobberig kijkende, in gedachten verzonken John Coltrane op de cover van Blue Train – een van de meesterwerken van Miles/Wolff. De spontaniteit is echter bedrieglijk: wat te zien was, werd scrupuleus afgewogen en voorbereid: de glimmende saxofoon, de strakke pakken, de close-ups en de zonnebrillen onderstreepten de cool en innovatie van het label. De muzikanten leken bij sommige opnames recht uit een hippe kleding-catalogus gescheurd.

De jonge grafische ontwerper Reid Miles drukte nadrukkelijk zijn stempel op de visuele vernieuwing van het label. Onder andere dankzij zijn frisse lay-out vond Blue Note Records zijn eigen, New Yorkse versie van de hipster uit: cool met een grijns. Miles werd in 1956 binnengehaald door Lion en Wolff, nadat Blue Note Records in 1951 was overgestapt van 78-toeren- naar 10-inchplaten. Wolff en Lion waren er met-een van overtuigd dat Miles de man was voor Blue Note. Dat hij niets afwist van jazz – Miles luisterde enkel naar klassieke muziek – was voor hen maar een klein euvel. Lion en Wolff schetsten Miles de sfeer en de bedoeling van elk album, en op basis daarvan toog hij aan het werk. Veel invloed zou Miles’ onwetendheid ook niet hebben op zijn hoezen: die waren meesterlijk eenvoudig, gedurfd en baanbrekend.

De ontwerper combineerde de zwartwitfoto’s van Wolff met een grafische stijl die beïnvloed was door de eenvoud en strakke rechtlijnigheid van Bauhaus en de modernistische grafiek. De foto’s van Wolff verwerkte hij meestal ingrijpend: hij gaf ze heel groot of heel klein weer, vervormde ze, zette ze in een vreemde hoek op de hoes, en combineerde ze met grote, gekleurde vlakken en letters. Een van de typische Miles-hoezen is die van Cool Struttin’van Sonny Clark. De letters dansen op en neer, terwijl de foto een chique, modieuze rok toont, met eronder een paar parmantige vrouwenbenen op hoge hakken. Knappe jongen die dat stijlvol houdt. De beperkte mogelijkheden in die tijd dwongen Miles sowieso om creatief te zijn: goochelen met Photo Shop en Quark Express was uit den boze, en zelfs witte letters weergeven op een foto was al avontuurlijk. Eenvoud was deels een keuze, deels een noodzaak. Miles maakte altijd op een opvallende manier gebruik van kleur. De foto’s van Wolff werden meestal zwart-wit of monochroom afgebeeld, terwijl de gedurfde typografie de aandacht naar zich toe zoog, zoals bij Birth of Cool van Miles Davis – een parel van een hoes – of Go van Dexter Gordon.

Miles genoot uitzonderlijk veel vrijheid bij Blue Note Records. Hij bepaalde in zijn eentje hoe de hoezen er zouden uitzien en moest met niets of niemand compromissen sluiten. Iets wat nu niet meer mogelijk is, zegt Bruce Lundvall, huidig president van Blue Note Records: ‘De covers van Reid Miles waren fantastisch, maar de artiesten hadden er heel weinig inspraak in. Dat is nu uitgesloten. Artiesten hebben hun eigen ontwerper en een eigen fotograaf. De muzikanten hebben nu veel meer in de pap te brokken.’ Vanaf medio jaren zestig zou er veel veranderen voor het dream team van Blue Note Records. In 1965 werd het label verkocht aan Liberty Records. Het begin van het einde, ook al bleef Lion nog tot 1967 op post. Reid Miles was niet langer verantwoordelijk voor de hoesontwerpen, Francis Wolff hing zijn camera aan de wilgen om producer te worden. De gevolgen waren meteen te merken: de visuele impact van de hoezen verschraalde zienderogen. Toen Francis Wolff in 1971 stierf, was dat meteen het einde van een tijdperk van opwindende jazz en albumcovers die tot de hoogtepunten van naoorlogse commerciële kunst behoren.

Door Dominique Soenens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content