het woord gods – Aangezien Eric Clapton muzikaal niets meer te vertellen heeft, schreef hij maar eens een boek. Over zichzelf – meteen het beste dat al over hem geschreven werd.
Nieuw Amsterdam/Manteau, 416 blz., euro24,95
Kerstmis 1981. Een alcoholicus zit opgesloten in zijn slaapkamer. Hij draagt niets meer dan knalgroen thermisch ondergoed (‘net als Kermit de Kikker’). Zijn vrouw wil hem er niet uitlaten, anders verbrodt hij ook dit feestje voor zijn familie en vrienden. Tussen haakjes: zij heet Pattie Boyd, en hij heeft haar gepikt van zijn beste vriend, Beatle George Harrison. Dames en heren, welkom in het leven van Eric Clapton.
Het werd maar eens tijd dat Slowhand in boekvorm zijn verhaal deed. Niet alleen omdat hij sinds From the Cradle (1994) muzikaal niets meer te vertellen heeft, maar ook en vooral omdat de pogingen van anderen varieerden van makke hagiografie ( Slowhand door Ray Coleman, 1988) tot wraakroepend geroddel ( Crossroads door Michael Schumacher, 1996).
De manier waarop hij dat doet, is indrukwekkend. Niet dat er veel nieuws in Clapton – De autobiografie staat. Zelfs Radio 2-luisteraars hebben wel een vaag vermoeden van zijn hits, verslavingen en familiedrama’s, met de dood van zijn vierjarige zoon Conor voorop. Claptomanen blijven dan weer wat op hun honger zitten, omdat God wel érg snel langs de grote stadia uit zijn carrière fietst. Cream lijkt bijna een fait divers, Delaney & Bonnie een voetnoot. Het laatste kwart van het boek is al helemaal overbodig: Eric gaat bij de AA, richt een eigen afkickcentrum op, koopt dure kleren en vindt de liefde van zijn leven. Het is hem gegund, maar er valt wat te zeggen voor het oude adagium les gens heureux n’ont pas d’histoire.
En toch. Wat deze autobiografie zo sterk maakt, is de stuitende eerlijkheid waarmee Clapton zijn verhaal doet. Geen mooischrijverij, geen zelfverheerlijking, geen gepoch over zijn honderden onenightstands, maar een schuldbekentenis van een man met een pijnlijk laag zelfbeeld die wel een uitleg maar geen uitvluchten zoekt voor zijn (wan)gedrag. Over zijn eerste zuippartij op zijn zestiende: ‘Ik werd alleen wakker. Ik had in mijn broek gescheten en gepist, ik had over mezelf heen gekotst en ik wist niet waar ik was. En vooral: ik wou het allemaal zo snel mogelijk opnieuw doen.’ Over zijn vervelende platen in de jaren 80: ‘Ik besef nu dat ik toen geen enkele reden had om platen te maken. Het was een stuk slimmer geweest als ik me daar even niet mee bezig had gehouden.’ Twintig jaar later maakt hij opnieuw vervelende platen. Maar hij was ook zo slim om een uitstekende autobiografie te schrijven.
Bart Cornand
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier