Met ‘Jus de Box’ zit Arno – chevalier des arts et des lettres – aan plaat 32, jaargang 57. Een indrukwekkende carrière, jazeker, maar een geridderd man is er twee waard. En dus sluit de European cowboy een reünie van het stilaan legendarische TC Matic niet uit. ‘Tenzij we al na twee repetities op elkaars muil beginnen te slaan, natuurlijk.’

‘Als je een gerecht klaarmaakt, moet je er iets van jezelf in stoppen’, orakelde Arno ooit in een kookprogramma op de televisie. Waarna hij een pluk van zijn – toen nog – gitzwarte haar in de pot uitstrooide. Ook op Jus de Box roert le plus beau ‘iets van zichzelf’ door de bouillabaisse van Amerikaanse blues, Frans chanson, hiphop en zelfs een smartlap à l’Ostendaise. Maar van Arno, die zich tijdens ons gesprek een fles rode wijn opgiet, eisten wij in eerste instantie duidelijkheid over de mysterieuze albumtitel.

‘Jus de Box’ is een double entendre: je kan er ‘jukebox’ in lezen, maar het betekent ook ‘doosvocht’.

Arno: Lap, ’t begint al! (lacht) Die laatste betekenis had ik er eerlijk gezegd zelf niet in gehoord, tot een vrouw mij onlangs ook vroeg of ik er misschien iets seksueels mee bedoelde. Maar ik vind die interpretatie wel leuk, natuurlijk, want pour se cultiver on doit se mouiller. Als het niet nat is, marcheert het niet. Vanaf nu ga ik tegen iedereen zeggen dat die double entendre bedoeld was. (lacht)

Tweede poging: ‘Mourir à plusieurs’ gaat over de toenemende sociale vervreemding in de massaconsumptiemaatschappij?

Arno: Juist! De bottom line van dat nummer is: ‘We hebben alles, maar we hebben niks’. De mensen leven niet meer, ze worden geleefd. Ik liep al een tijdje te denken over dat thema toen ik het er op vakantie in Griekenland over had met de moeder van mijn kinderen (de Franse zangeres en schilderes Marie-Laure Béraud, nvdr.). Een tijdje later gaf ze mij een tekst die ze daarover geschreven had en die bleek perfect te passen bij de melodie die ik al in mijn hoofd had. Af en toe moet je gebruik maken van de vrouwen, hé.

Op je vorige plaat maakte je je nog vrolijk over rappers die zelfs in hun slaap ‘motherfucker’ roepen. Voor ‘Jus de Box’ heb je samengewerkt met de Franse rapper Faf Larage. Wat boeit jou eigenlijk in rap en hiphop?

Arno: Ik begrijp die hiphopcultuur niet, maar ze fascineert mij wel. Je hebt ondertussen zelfs West-Vlaamse hiphop, Duitse hiphop, Spaanse hiphop. Zelfs in Vietnam heb ik een hiphopgroep gezien. Dat klonk precies als geiten die gekeeld worden. (lacht) Weet je, rap komt eigenlijk van de talking blues en diende aanvankelijk om te rebelleren. Nu klinken al die rappers hetzelfde, jong! Ze dragen dezelfde hoedjes, dezelfde gouden kettingen, dezelfde broeken die tot aan hun knieën hangen, dezelfde T-shirts met maat XXL. En in hun clips gebruiken ze dezelfde madammen met dezelfde siliconentetten. Rap is volledig geïncorporeerd, het is allemaal marketing geworden Als je de juiste coiffure hebt, mag je al een plaat maken. Toen ik met muziek begon, betékende dat nog iets: een plaat maken. Precies vierhonderd erecties in één keer.

Met toetsenist Serge Feys werk je al je hele leven samen, en gitarist Geoffrey Burton en bassist Mirko Banovic zitten ondertussen ook al acht jaar in je vaste groep. Durven ze jou nog tegenspreken of kritiek uiten?

Arno: Reken maar! Het zijn geen bende jaknikkers. Ik weet dat Geoffrey vindt dat deze plaat op bepaalde plaatsen een beetje te vol klinkt, dat er te veel informatie op staat. Maar ik ben ook kritisch voor mezelf, hoor. Les Filles de mon Quartier vond ik bijvoorbeeld niet goed genoeg voor deze plaat. De anderen waren er wél tevreden over, dus heb ik maar toegegeven. Ik geloof niet in democratie, maar een rockgroep kan je maar beter een beetje democratisch besturen. Zolang ik maar het laatste woord heb. (lacht)

Je kinderen zijn intussen ook oud genoeg om er een eigen mening op na te houden. Gebruik je hen wel eens als klankbord?

Arno: Nee, maar ze hebben mij al heel vaak geïnspireerd. Dankzij hen heb ik een nummer als Je Veux pas être Grand geschreven. Of Les Yeux de ma Mère. Een deel van die tekst is mij te binnen geschoten toen ik mijn oudste zoon – hij was vijf – een suppositoir probeerde op te steken en die de hele tijd weer uit zijn gat floepte. Nu is hij achttien, bijna een oude vent eigenlijk, en hij heeft al mijn soulplaten meegeschoept. Als ik nog eens een plaat van The Temptations of Martha & The Vandellas wil horen, moet ik bij hem gaan smeken om er een te lenen. De motherfucker!

Vorig jaar is de eerste plaat van TC Matic heruitgebracht op cd. Ben je bij die heruitgave betrokken?

Arno: Niet echt. Ik had graag gezien dat ze die cd hadden aangevuld met onuitgegeven materiaal. Liveopnames van buitenlandse televisieshows, bijvoorbeeld, zoals Toppop in Nederland. Maar blijkbaar moesten daarvoor veel te veel dure rechten worden vrijgemaakt.

Hoe voelt het om na 25 jaar nog eens naar die plaat te luisteren?

Arno: Fantastisch! Ik ben echt verschoten dat ze nog altijd zo geweldig klinkt. Bij die vettige sound zat ik me de hele tijd af te vragen: ‘Hoe hebben we dát gedaan?’. Ik weet dat allemaal niet meer. Maar Serge Feys, die een olifantengeheugen heeft, kan zich nog elk optreden herinneren. In New York hebben we een keer opgetreden voor een zaal vol bekende mensen: Johnny Rotten, Grace Jones, noem maar op. En weet je dat er in de jukebox van CBGB’s tot over een paar jaar nog een nummer van Tjens Couter zat? Niet van TC Matic, hé. Van Tjens Couter! Dat heeft ons nog geen enkele Belgische groep nagedaan.

Er zijn er nochtans heel wat die zichzelf wijsmaken dat ze iets betekenen in het buitenland. Maar als ze eerlijk zijn, moeten ze toegeven dat ze buiten België niks voorstellen. Ik ga geen namen noemen, maar een tijdje geleden ben ik nog naar een optreden geweest van een Belgische groep in het buitenland. Vijftig man stond er in die zaal, waarvan veertig invités. It’s a long way to the top if you wanna rock-‘n-roll.

Volgend najaar start de Ancienne Belgique met het project Mijlpalen, een concertreeks van Belgische bands die hun meest essentiële plaat, hun chef d’oeuvre zeg maar, integraal én in de originele bezetting uitvoeren. Ik weet dat ze daarvoor stiekem op een reünie van TC Matic hopen.

Arno: Oei, daar weet ik niks van. Maar ik zeg niet per definitie nee. Ik ben wel benieuwd wat er zou gebeuren als we weer samenkomen. Maar makkelijk zal het niet zijn om dat voor elkaar te krijgen. Ferre Baelen heeft bijvoorbeeld in geen honderdduizend jaar met Jean-Marie Aerts gepraat.

Vier jaar geleden hebben jullie toch nog in de originele bezetting samengespeeld?

Arno: Ja, maar dat was tijdens een bisronde in de AB. Twee nummers samen spelen of tien: dat is een heel ander verhaal. Daar moet je al serieus voor repeteren en een beetje overeenkomen. Want we zijn alle vijf geëvolueerd, als muzikant én als mens. Ik bedoel maar: voor hetzelfde geld beginnen we na twee repetities al op elkaars muil te slaan. Dat gevaar bestaat, want we zijn tenslotte allemaal West-Vlamingen. (lacht)

In Humo’s eindejaarsvraagjes wenste je jezelf voor 2007 een ‘schone madam’ toe. Maar in ‘Miss Amérique’ zing je: ‘C’est mieux d’être avec une moche souriante qu’avec une femme belle et chiante’. Dat wordt kiezen of delen, Arno.

Arno: Maar dat is om te lachen, hé. Je moet dat niet serieus nemen. Ik heb Miss Amérique geschreven uit afkeer voor al die madams die hun jeans in hun botjes steken. Verschrikkelijk vind ik dat. Weet je trouwens hoe ze die botjes tegenwoordig noemen?

Fuck me-botjes?

Arno: Ja! Ik weet dat nog maar net. Een vrouw vertelde het me daarjuist. Zo lelijk! (kokhalst) Even lelijk als een man met een korte broek en opgetrokken witte kousen.

Je hebt eens gezegd dat het leven waarvoor je gekozen hebt niet toelaat dat je lang bij een vrouw blijft. Toch heb je veel respect voor je beide grootvaders, die hun eerste vrouw een leven lang trouw gebleven zijn.

Arno: Ja, ik vind dat echt schoon, mensen die voor altijd bij elkaar blijven. Maar ik wil niet bij iemand blijven gewoon om met iemand samen te zijn. Ik voel mij trouwens gelukkig alleen. Ik ben altijd een beetje een loner geweest. En mocht ik morgen een schone madam tegenkomen, weet ik niet of ik er wel mijn solitude voor wil opgeven.

Mijn leven is al genoeg bepaald door vrouwen. Ik ben opgevoed door mijn twee tantes. Een vrouw heeft zonder mijn instemming kinderen van mij gebaard. Dat haalt je leven overhoop, hé. Ik ben naar Brussel verhuisd omwille van een vrouw, heb een vrouw gevolgd naar Amsterdam, ben in Parijs gaan wonen omwille van een vrouw, ben naar Kopenhagen getrokken voor een vrouw. Die relaties zijn telkens stukgelopen, maar ik ben altijd all the way gegaan. Of zoals ik zing op deze plaat: ‘Jusqu’au bout, jusqu’au trou’.

Weer een double entendre!

Arno: (grinnikt)Maar nee, niet dát gat! Jusqu’au trou: tot aan het graf. Alleen al voor hun reuk zou ik altijd in de buurt van vrouwen willen zijn. Ik heb zelfs zoveel vrouwen rond mij gehad, dat ik er lesbisch van geworden ben!

‘JUS DE BOX’

Uit bij Capitol/EMI. In concert 1/6 en 2/6, AB

Door Vincent Byloo

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content