De filmspoelen zijn er doorgejaagd, de champagneflessen zijn leeg en de Croisette is schoongeveegd, maar ons rest nog één laatste klus: een terugblik op het zestigste en gelukkig meer dan uitstekende filmfestival van Cannes.

Palmares

Goeie smaak troef tijdens deze jubileumeditie, waarop voorzitter Stephen Frears en diens jurykompanen duidelijk de cinefiele kaart trokken. Dat de onbekende Roemeen Christian Mungiu voor zijn pakkende no-budgetkroniek 4 Maanden, 3 Weken, 2 Dagen – over abortus, angst en machtsmisbruik ten tijde van het Ceaucescu-regime – een Gouden Palm op zijn schouw mag zetten, mag bijvoorbeeld een klein mirakel heten. Ook de andere prijswinnaars zijn door hun eigenzinnige stilering en thematiek allesbehalve klanten om straks in een multiplex te worden gedropt. De belangrijkste nevenprijzen: runner-up oftewel Grote Prijs van de Jury voor de sensualistische rouwkroniek Mogari No Mori van de Japanse Naomi Kawase, Prijs van de Zestigste Verjaardag voor Gus Van Sants tactiele tienerdrama Paranoid Park en Prijs van de Jury voor de politiek kritische tekenfilm Persepolis van Marjane Satrapi en Vincent Parronnaud, ex aequo met de spirituele heimatparabel Stellet Licht van de Mexicaanse Dreyer-adept Carlos Reygadas.

Foutste vraag

‘What is prize of war?’, ‘How is baby doing?’ of ‘Do you like the water?’. Tijdens een roundtable-interview met collegae heb je soms de indruk door neven en nichten van Borat te worden omringd, maar elk jaar zijn er wel een paar ‘journalisten’ – let op de aanhalingstekens – die zelfs dat niveau nog verder onderuitkeilen. Onze Israëlische ambtsgenoot Amir bijvoorbeeld, die acteur Dan Futterman – in het op ware feiten gebaseerde politieke drama A Mighty Heart gecast als de gekidnapte en later onthoofde Wall Street Journal-reporter Danny Pearl – begroette met de opmerking: ‘I’m glad to see your head is OK’. Jiddische humor zullen we maar denken.

Grootste ontgoocheling

De Taiwanese grootmeester Hou Hsiao-Hsien die in zijn eerste westerse film Le Voyage du Ballon Rouge naar Parijs afzakt en daar de geblondeerde hysterica Juliette Binoche voor zijn camera plant. Of rasfilmer James Gray die met We Own the Night een onbedoelde en inferieure remake draait van zijn vorige gangsterdrama’s Little Odessa en The Yards. Het waren twee fikse tegenvallers die slechts met héél veel fluiten Bolinger konden worden weggespoeld, maar nog groter was onze ontgoocheling na de openingsfilm My Blueberry Nights. Daarin stelt Cannes-habitué en pelliculedandy Wong Kar-Wai zich immers tevreden met een holle, slordig geschreven variant op zijn eigen meesterwerk In the Mood for Love, maar dan in het Engels, met nog meer kleurenfilters, Norah Jones als bleke leading lady en tal van nodeloos complexe camerastandjes. Don’t play it again, Wong.

Zotste kapsel

Een échte prijs zat er dit jaar voor de broertjes Coen helaas niet in, hoewel ze met hun letterlijk kurkdroge en morbide achtervolgingsthriller No Country for Old Men de vroegere bloedvorm van Blood Simple en Fargo eindelijk opnieuw te pakken hebben. Vandaar deze welgemeende troostprijs dus, al denkt hoofdrolspeler Javier Bardem – psychokiller van dienst en de sukkel die de hele film door met een ridicule, ‘coeneske’ coupe moet rondlopen – daar wellicht helemaal anders over. ‘Aanvankelijk vond Javier zijn nieuwe look geweldig’, wist Joel Coen ons te vertellen. ‘Tot hij besefte dat hij er ook privé aan vastzat en de opnames vier maanden zouden duren. Benieuwd of hij het ons ooit vergeeft.’

Mokerslag

Cannes mag er dan al zonnig en vrolijk uitzien met al die schaars geklede starlettes en luxehotels als slagroomtaarten, elk jaar word je er ook op enkele mokerslagen van films getrakteerd, waarvan je ofwel onthutst, onwel of gedeprimeerd wordt. En in het geval van de Oostenrijkse competitieinzending Import-Export zelfs alle drie tegelijk. Onderwerp van Ulrich Seidls briljante, maar moerasdonkere docudrama: twee vereenzaamde zielen – een Weense nachtwaker en een Oekraïense verpleegster – die in tegenovergestelde richting op zoek gaan naar liefde en geborgenheid, maar dan wel langs een ronduit akelige stoet van vernederingen, misbruiken en perversiteiten en met als emotioneel verstikkende climax de slotscène in het bejaardentehuis waarin een demente vrouw in het pikdonker voortdurend het woord ‘dood’ herhaalt als een suïcidale mantra. Breng voor de zekerheid een familypack Prozac mee.

Beste promostunt

‘No desperation here, folks. Just good clean advertising. And besides: I heard Scorsese did the same thing for ‘The Departed’ last year’, Aldus lolbroek Jerry Seinfeld die in een pluchen bijenpak en vastgeklonken aan staalkabels van op het dak van het Carltonhotel, over de Croisette, tot op het nabijgelegen strand fladderde. Bedoeling van Seinfelds halsbrekende en behoorlijk spectaculaire vlucht: promo voeren voor diens Bee Movie, een digitale animatiefilm uit de DreamWorks Studio waarvoor hij ook zelf het scenario schreef. De commentaar van cohoofdrolspeler Chris Rock ondertussen van op de begane grond: ‘Je had ook gewoon bij Oprah kunnen langsgaan en daar een paar grappen vertellen, Jerry.’

Fijnste feestje

Vergis u niet: voor journalisten is Cannes vooral keihard travakken en bitter weinig slapen, maar aangezien onze nieuwshonger ook ’s nachts amper te stillen valt, slaan we een exclusief vipfeestje natuurlijk nooit af. Top of the bill dit jaar: de Go Go Party van het Franse productiehuis Wild Bunch, dat naar verluidt 1,2 miljoen euro kostte, doorging in de toepasselijk genaamde Villa Babylone en opgehangen werd aan de Wild Bunchproductie Go Go Tales, een komedie over een New Yorkse nachtclub van sleaze-maestro Abel Ferrara. Tekenden present op de party: uw dienaar, een paar honderd vipinvités, hectoliters sterke drank, Asia ‘artistiek naakt’ Argento, Ferrara himself en een buslading exquise stripteaseuses die hun heupen losschudden op de dampende beats, gewillig in schuimbaden doken, hun bikini lieten opvissen met een hengel ( ‘fishing the bimbo’, zo heette het spelletje!) en zelfs gewillig lapdances ten beste gaven. See you next year, Svetlana!

Moeilijkste mens

Opgroeien onder een stalinistisch regime om daarna in een kapitalistische woestenij te worden gejaagd laat duidelijk zijn sporen na. Vraag het maar aan de Hongaarse traagfilmer Bela Tarr, met wie we een tête-à-tête hadden over zijn nieuwste film, de hypergestileerde, tot op het bot ontbeende Georges Simenonadaptatie The Man from Londen. De stiltes duurden bijna even lang als de minutenlange shots uit zijn minimalistische prenten, waardoor het interview meer weg had van een zenoefening in gapen, zuchten en zwijgen dan een cinefiel vraaggesprek. Tarrs antwoord op onze nochtans vriendelijk bedoelde openingsvraag ‘how are you?’: ‘Please don’t ask.’

*www.FOCUSknack.be: Alles over het palmares, én de recensies van alle competitiefilms.

Door Dave Mestdach

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content