Herman Jacobs
Herman Jacobs Medewerker Knack

VAN STRONT TOT STRONTRIJK – De ambitie van rijzende ster Yu Hua is in Broers groter dan zijn vermogen de lezer te boeien.

Yu Hua, De Geus, 861 blz., ?29,95

In 2006 alleen al, jaar van verschijnen, zouden er in China een miljoen legale exemplaren van zijn verkocht, nog afgezien van de talloze piratenedities, en de teller zou ondertussen op zes miljoen staan. Een baksteen van een schelmenroman, die een periode van veertig jaar bestrijkt: ambitie kan zijn auteur niet worden ontzegd. Op het achterplat het ene superlatieve citaat na het andere, Die Zeit (die het vergelijkt met Manns Buddenbrooks en Rushdies Middernachtskinderen), The New York Times Magazine, het kan niet op. En toch, wat is Broers een ellendig boek.

Het bestaat uit twee delen; deel één speelt tijdens de terreur van de Grote Culturele Revolutie (GCR, 1966-1971, met naweeën tot 1976), deel twee in het heden. In zijn korte nawoord vergelijkt Yu die GCR met onze middeleeuwen, qua ‘fanatisme, onderdrukking en tragedies’. ‘Een westerling’, schrijft hij, ‘zou vier eeuwen moeten leven om twee zo radicaal van elkaar verschillende tijdperken mee te maken. Een Chinees kan hetzelfde doen in slechts veertig jaar.’ Zoals bekend vindt Yang-met-de-pet zijn land het bijzonderste van de hele wereld, met een chauvinisme waarvoor iedere cultureel correct afgerichte Vlaamse intellectueel zich dood zou schamen. Het zojuist geciteerde bewijst dat dat chauvinisme ook Yu niet helemáál vreemd is, maar tegelijk is zijn bewering niet onwaar. Alleen uit dat middeleeuwse zich ook nog op een manier die de hele roman verpest. Wie een boek verwacht had op zijn Rushdies, inderdaad, of in de trant van García Márquez of Grass, komt bedrogen uit. Derderangs Rabelais, daar lijkt het veel meer op.

Waarmee maar gezegd wil zijn dat Broers wijdlopig voortmeandert, dat Yu een grote voorliefde voor viezigheid en met name voor snot aan de dag legt – tot daaraan toe, westerse lezers zijn geen blozende maagden, toch? -, maar vooral, dat er geen mensen in voorkomen, maar louter karikaturen. Wat óók nog aardig zou kunnen zijn – maar niet 850 pagina’s lang.

Dus nee, hoe hoofdpersonage Kaalkop Li als tiener betrapt werd in de openbare latrines, waar hij onder het scheidingsmuurtje door, vlak boven de schijttrog, de zich ontlastende vrouwen begluurde; en hoe zijn vader een jaar of zeven eerder, bij het plegen van hetzelfde vergrijp, om het leven was gekomen (die viel namelijk in de grote roerbak vol stront en verdronk erin); en hoe zijn moeder toen hertrouwde met dat baken, nee, die vuurtoren van oprechtheid en vriendelijkheid Song Fanping (die later door Rode Gardisten zou worden doodgeslagen), en Kaalkop diens één jaar oudere zoon Gang dus als (half)broer kreeg; welke eveneens onversaagde figuur later zou trouwen met het mooiste meisje van het stadje, Lin Hong; wier billen Kaalkop destijds in de latrines ook had aanschouwd; en hoe Kaalkop, tuk op seks, dezelfde Hong ten slotte toch bezit; en hoe hij, mercantiel talent, uiteindelijk schatrijk wordt, terwijl zijn broer ten onder gaat in de nieuwe door geld bezeten tijden die aanbreken: het raakte deze lezer geen moment.

Waar nog eens bij komt dat je naar wordt van het haast totale ontbreken van ieder eenvoudig mensenfatsoen en dito solidariteit in de naargeestige samenleving die Yu schetst. (In die zin duren de middeleeuwen van de GCR eigenlijk voort. Als je dan toch door/van iets beroerd wordt in dit boek, dan zijn het die wreedheid en harteloosheid.)

HERMAN JACOBS

SLEUTELZIN : ‘De trieste vraag van de kinderen gaf aanleiding tot een golf van luid gelach.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content