‘Boskip?’ vroeg Jeroen Meus aarzelend.
Een kweker en een kok. Een vruchtbaar stuk grond dat naar zaad snakt. Kippen en varkens die de tijd van hun leven beleven voor ze in coq au vin of koteletjes veranderen. Er zijn weinig mensen die zo smakelijk en zonder vals sentiment kunnen vertellen over de schoonheid van bloemen, planten en dieren als Wim Lybaert. Het goeie leven voor Lybaert is een simpel leven, een leven waarin een mens voelt wanneer de grond rijp is om te zaaien en waarin een mens eet wat hij zelf kweekt. Of zoals hij het zelf zegt: van grond tot mond.
Nu is het erg makkelijk om wetenschappelijke studies over onze voedselvoorziening boven te halen en de realiteitswaarde van dit soort goed leven met de botte bijl aan stukken te hakken, maar toen ik Lybaert over het stuk grond aan de Leiebocht in Drongen zag benen, besefte ik hoe zeer ik de man, zijn taal en zijn daadkracht had gemist. Daar stond hij, met de laarzen in de modder, het verregende haar op zijn kruin geplakt en met een stevige verfborstel in de hand. Het was februari en tijd om de bomen te witten. Links en rechts van hem werden houten planken aangesleept, hij beukte een grondboor in de aarde en plantte vervolgens, met de voeten in de modder, een authentieke waterpomp. Ja, ik weet het, het is makkelijk om daar lacherig over te doen en platitudes boven te halen als: moeten we werkelijk terug naar de middeleeuwen?
Maar Lybaert stapt over al die opgewarmde kritiek heen met de vastberadenheid van een varken dat truffels ruikt. Zijn plan is om deze vettige kleigrond waar nu nog gras op groeit om te vormen tot een paradijs, een kolonie van het goede leven. Niet dat hij dat alleen zal doen: hij heeft twaalf andere zotten – zijn woorden – rond zich verzameld. Over hoe hij die gevonden had, ging de eerste aflevering van Het goeie leven.
En dat was spijtig. Maar blijkbaar kan geen enkel realityprogramma om dat eerste gebod heen: gij zult de selectie van deelnemers in beeld brengen. Oké, ook hier ging Het goeie leven back to basics. Elk duo moest tonen wat het kon met de handen in de grond en wie mocht blijven, kreeg een riek en een plek op het uitverkoren stuk grond. Punt.
Tien, toegegeven, ongewone duo’s – van buurmeisje met postbode tot twee halfgare studenten – sleepten manden en koelboxen vol groenten uit eigen tuin aan, om in de open lucht te demonstreren tot welke heerlijkheden zij met hun oogst in staat waren. Lybaert en zijn goede vriend Jeroen Meus zaten elk op een strobaal en kregen bijvoorbeeld een bordje boskip voorgeschoteld. ‘Boskip?’ vroeg Meus aarzelend. Nu had hij al vele kippen in de soep gedraaid en met boter ingevet, maar een boskip was daar nog nooit bij geweest. ‘Het is een paddenstoel’, legde Lybaert uit en hij pulkte hem uit de schotel. ‘Kijk, hij lijkt op kip.’
Opnieuw dacht ik: geef die man een programma. Laat hem vertellen over al die vreemde en vergeten groenten. En ja, misschien zal dat in Het goeie leven ook wel voldoende uit de verf komen. En ja, misschien was deze aflevering de saaiste van allemaal. En ja, misschien wordt het in Het goeie leven alleen maar beter. Om de een of andere reden ga ik daar zelfs van uit. Alleen al omdat het weer het voorbije voorjaar rare sprongen heeft gemaakt. Als professionele boeren en tuinders de uien hebben zien rotten op het veld, wat is er dan gebeurd op het stuk grond in de Leiebocht in Drongen?
elke dinsdag, 20.40, één, ****
door Tine Hens
Misschien was deze aflevering de saaiste van allemaal. Misschien wordt het in Het goeie leven alleen maar beter.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier