Bart Cornand
Bart Cornand Redacteur Knack

Elke muzikant heeft een plaat die hem heeft doen beslissen: aan dít instrument wil ik mijn leven wijden. Deze week: de eyeopener van tenorsaxofonist Toine Thys, voorman van de cross-overband Rackham en vanaf deze week op JazzLab-tournee met het Toine Thys Organ Trio.

TOINE THYS: Op mijn zestiende smeedde ik een geheim plan: ik was dan wel klassiek klarinettist, maar ik zou saxofoon gaan spelen met de toon van de trompet van Miles Davis. (Lacht) Samen met mijn broer (jazzbassist Nic Thys, nvdr) begon ik platen te kopen. In de plaatselijke winkel vroeg ik of ze ‘een mooie plaat van Miles’ hadden, en ik kreeg On the Corner in mijn handen gestopt. Een rare keuze, helemaal niet wat je geeft aan een jongen die de jazz wil ontdekken. Maar die plaat heeft voor mij wel de deur geopend naar In a Silent Way en vooral A Tribute to Jack Johnson, mijn absolute favoriet.

Je bent dus een product van de latere Miles, vol funk en rock. Dat is niet zonder gevolgen gebleven.

THYS: Precies, al zag het er eerst anders uit. Ik heb zes jaar in Amsterdam gestudeerd, waar de nadruk op akoestische jazz lag. Ik was weg van Sonny Rollins. Daarna kreeg ik een Nederlandse beurs om voor zes maanden naar New York te gaan. Ik zat er in bands die voortbouwden op de elektrische periode van Miles, werd er helemaal ingepakt door de experimentele rock van Deerhoof, en zo is het idee voor mijn band Rackham ontstaan. Ik leerde er ook de geweldige Chris Whitley kennen – die tegenwoordig bekendstaat als ‘de vader van Trixie’. Ik zou met Rackham een plaat met haar maken. Het project liep jammer genoeg vertraging op, en intussen was ze met Daniel Lanois aan de slag gegaan.

Toch heb je nog de behoefte om klassieke jazz te spelen. Je toert dezer dagen met een Hammond-trio.

THYS: Per ongeluk, zeg maar. Twee dagen voor een goedbetaald trioconcert werd mijn bassist ziek. Ik belde meteen vijftien goeie bassisten tussen Amsterdam en Parijs, maar níémand was vrij. Liever geen bassist dan een slechte, dacht ik, dus besloot ik een Hammond-orgel te nemen. Ik had al eens veel lol gehad met Arno Krijger, dus belde ik hem. Het publiek was enthousiast, en ik wist: dít is mijn nieuwe trio. Weet je, in de New Yorkse metro luisterde ik vaak naar (Hammondkoning) Jimmy Smith. Zo vuil, zo smerig, dat paste perfect bij die treinstellen. En in zo’n band mag ik me weer even Sonny Rollins wanen.

BART CORNAND

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content