Met de zesde plaat moet Oasis, na een reeks mindere albums, weer aanknopen met de opwinding van de begindagen, om niet helemaal een dinosaurus te worden.

n de zomer van 2004 is Oasis headliner op het Britse Glastonbury-festival. Het wordt een ontluisterend optreden: de groep is ongeïnteresseerd, speelt net niet met haar rug naar het publiek en kan nauwelijks nog enthousiasme opwekken. De ‘performance’ is zo slecht dat Noel Gallagher zich achteraf via een open brief aan muziektijdschrift NME publiekelijk verontschuldigt. Nu zit de geschiedenis van Oasis vol faliekant afgelopen optredens en het hoge soapgehalte van de groep – met de twistzieke broertjes Gallagher die elkaar verbaal én fysiek naar het leven slaan, bandleden die opstappen en tournees die afgebroken worden – heeft ook bijgedragen tot haar charme, maar de laatste jaren was de muziek gewoon niet sterk genoeg meer om de grote mond te rechtvaardigen. Zowel Be Here Now (1997), Standing on the shoulders (2000) als Heathen Chemistry (2002) waren slappe afkooksels van de Oasis uit de begindagen, dat op Definitely Maybe (1994) en (What’s The Story) Morning Glory (1995) als geen ander de bravoure van The Sex Pistols aan de melodieën van de Beatles paarde.

Terwijl Oasis muzikaal steeds minder relevant werd en iedereen wachtte op de definitieve breuk tussen de broertjes, stond in de Britse muziekscene de ene groep na de andere op die wél het heilige vuur brandende hield, zoals Coldplay, Franz Ferdinand en Bloc Party. Drie jaar na Heathen Chemistry staat Oasis met Don’t Believe The Truth dus voor de lastige taak om tussen al dat jonge geweld niet te veel als een dinosaurus te lijken. De opnames verliepen niet bepaald vlot. Eerst ontsloeg Oasis drummer Alan White, daarna kieperden ze de eerste songs – opgenomen in Cornwall, waar ze debuut Definitely Maybe inblikten – in de vuilnisbak en tenslotte werd ook Death in Vegas, het danceduo dat de plaat producete, bedankt. Maar na zeven maanden pierelen trok de band eind vorig jaar naar LA, waar de plaat met behulp van drummer Zak Starkey – zoon van Ringo Starr – in de befaamde Capitol Records Studios in nauwelijks acht weken op tape werd gezet. Het album, met voor het eerst songs van alle groepsleden, is volgens de berichten uit Groot-Brittannië uitstekend: een typische Oasis-plaat, maar wel een goede, en meer kunnen we ook niet verwachten.

De groep is in ieder geval nog altijd geweldig populair: hun optredens in Groot-Brittannië raakten in een mum van tijd uitverkocht (voor hun doortocht in Brussel op 4 juni zijn overigens ook geen kaartjes meer) en zelfs in de VS, waar de vroegere tournees altijd wel problemen opleverden, blijven de Gallaghers verkopen: de bijna 20.000 tickets voor hun show in Madison Square Garden in New York waren in minder dan een uur de deur uit. Of zoals Noel Gallagher zegt tegen zijn Britse collega-muzikanten: ‘Wij hebben nog altijd de toorts vast, jongens. Somebody fucking come and take it if you’ve got the balls.

Door Stefaan Werbrouck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content