Dj’en: het kan ook zonder fistpumpen, champagne en ‘Put your hands in the air!’ Of dat is toch wat Faisal – u kent hem van Studio Brussel en uw lokale discotheek – elk weekend bewijst. ‘Ik ben het beste van twee werelden.’

Faisal Chatar is moe. Of liever: hij zou moe moeten zijn. De voorbije nacht heeft hij in de Charlatan gedraaid, maar hij was vergeten vrijaf te vragen op zijn werk. Om halfzeven ’s morgens is hij in de auto gestapt en rechtstreeks naar Brussel gereden. Wat betekent dat hij op het moment dat we elkaar treffen 38 uur niet geslapen heeft. Het slechte nieuws: er volgt nog minstens acht uur zonder slaap. Faisal heeft namelijk nog een nachtjob.

‘Het eenentwintigste was het zeker?’

‘Eenentwintig, ja.’

Hij duwt op de knop. De liftdeuren sluiten. Hij draagt witte Club 85 Reeboks, een sportjasje in lichte jeansstof, tot boven dichtgeritst, en een zwarte pet met een old-school Nike-logo. In zijn rechterhand houdt hij een skateboard, in zijn linker een canvastas met zijn standaard-dj-kit: een extra T-shirt, deodorant, oordopjes en een koptelefoon. Geen platenkisten. Geen laptop. Niet eens een harde schijf.

‘Stomme vraag, maar waar is je muziek?’

‘Die heb ik bij’, zegt hij. Hij haalt een postzegelgrote USB-stick uit zijn broekzak.

‘Is dat alles?’

‘Er staat dertig gigabyte muziek op dat ding. Kan ik twee weken mee draaien als het moet.’

Tachtig meter hoger gaan de deuren weer open. Dit is allicht de hipste venue van de zomer: Klub Goud. Op de eenentwintigste verdieping van de A-Tower, het derde hoogste gebouw van Antwerpen, vlak bij de De Keyserlei, is tijdelijk een club ingericht. We wandelen door een smalle kantoorgang met donker vast tapijt richting de zaal. De dj-booth – altijd een beetje een altaar – staat voor een kunstig minimalistische constructie van tl-lampen en kamerplanten. Maar het is vooral het panoramische uitzicht dat het ‘m doet. Door de glazen zijwanden kijk je 180 graden breed over ’t Stad uit. Dansen met de blik op de kathedraal: het heeft iets.

Maar zover zijn we nog niet. De bewuste verdieping is verlaten, de gangen zijn nog donker. Het is halfelf ’s avonds, dik een uur te vroeg voor de club aan het jumpen, jumpen is.

Faisal opent vanavond. Zijn naam is dé reden dat er straks wachtrijen zullen staan voor de lift – de avond heet tenslotte Faisal Invites – maar uit hoffelijkheid jegens zijn invités neemt hij de ondankbaarste uren van de avond op zich: een set tussen elf en halfeen en eentje tussen halfvijf en zes, de uren waarop het volk respectievelijk té nuchter en té dronken is.

Faisal stapt naar de dj-booth, zet de twee CDJ 2000’s, een soort digitale platendraaiers, aan en steekt zijn memorystick in de USB-ingang. Alles werkt.

‘En klaar.’

‘Was dat alles?’

‘Dat was alles.’

‘Moet je je set niet voorbereiden of zo?’

‘Nee. Ik zie op het moment zelf wel wat ik draai.’

‘En wat doen we nu dan?’

‘Wachten tot het volk komt, zeker?’

Hij doet het makkelijker ogen dan het is. Op zich kan iedereen wat hij doet. Wie wil, downloadt in een uur een volledige set. Wie niet kan mixen, laat een systeem als Serato dat in zijn plaats doen. Geen tak van de kunsten die in het jongste decennium meer gedemocratiseerd is dan de dj-scene. In 1998 zong Soulwax nog dat iedereen een dj wil zijn, ondertussen is dat achterhaald: iedereen ís een dj. Alleen: Faisal toont dat er wel degelijk nog een verschil is met een góéde dj. In het geëxplodeerde dj-landschap heeft de Antwerpse Lommelaar zich tot de wonderboy van de Belgische scene ontpopt. Het bekendst is hij van zijn wekelijks draai-uur op Studio Brussel. Zijn remixes en bootlegs worden door grote namen als Gilles Peterson en A-Trak gedraaid. En op de recentste Elektropedia Awards werd hij tot de derde beste dj van het land uitgeroepen – na 2ManyDJs en Lefto. Dat zegt iets.

En dan is er nog zijn eigen muziek. Als Blatan bracht hij enkele fijne ep’s uit; als producer leverde hij beats voor artiesten als Baloji en The Subs, iets waar hij zich nog meer op gaat toeleggen. In vijf jaar tijd is zijn voornaam tot een merk uitgegroeid. Een mix van hiphop, r&b, soul, funk en het betere elektronische beatwerk, als u er een genre op wil plakken – al heeft hij dat zelf liever niet. Het doet er ook niet zo veel toe: nog even en hij is, zoals pakweg Lefto, een genre op zich.

Klopt het dat Faisal Arabisch is voor ‘hij die goed van slecht kan onderscheiden?

FAISAL: Dat is toch wat mijn moeder zegt, ja – en ik geloof haar op haar woord.

Je hebt niet lang naar een dj-naam moeten zoeken, gok ik.

FAISAL: Het was voorbestemd. (lacht)

Herinner je je nog de eerste keer dat je draaide?

FAISAL: Echt de allereerste? Dat moet op zolder geweest zijn, thuis in Lommel. Mijn pa had er een soort van man cave ingericht. Zijn platenspelers waren er opgesteld, de muren stonden vol vinyl – Curtis Mayfield, The Meters, Donna Summer en alles daartussen. Als kind mocht ik er niet in de buurt van komen – en zeker niet bij de 12 inches en de US imports. Maar zodra ik geen snot meer aan mijn handen had en niet meer álles kapotmaakte wat ik aanraakte, mocht ik al eens een plaatje opzetten. Hij zette de naald boven de groef, ik mocht ze op het vinyl laten zakken. Ik denk niet dat ik toen precies besefte wat ik deed, maar dat moet de eerste keer geweest zijn.

Vanwaar die collectie van je vader?

FAISAL: In de jaren 70 en 80 was mijn pa dj. Dj Jamal, voor al uw soul, funk en disco. In de seventies is hij van Marokko naar België gekomen, met zijn paspoort en een paar honderd frank op zak, om werk te zoek…

Wacht. Jouw vader was in de jaren zeventig een Marokkaanse soul-dj in Lommel?

FAISAL: Jazeker. (lacht) Voor de duidelijkheid: niet als beroep. Hij heeft lang als staalarbeider gewerkt bij AND Steel in Overpelt maar tot mijn moeder overkwam, in 1988, draaide hij als bijverdienste. Eerst in Brussel en Antwerpen, later is hij resident-dj geweest in de Postiljon in Lommel, een discotheek die ondertussen dicht is. Hun logo was een paardenkop – vraag me niet waarom.

Nu, dj’en was toen nog iets anders dan nu. Ik weet zelfs niet of het toen al dj’en heette. Zoals hij het beschrijft, stond hij achter een muur opgesteld en draaide hij met één platendraaier. Plaat laten uitspelen, plaat eraf, nieuwe plaat erop. Hij heeft verhalen over hoe ze in Brussel voor het eerst Amerikaanse dj’s te gast hadden: die mannen eisten twee platenspelers en een mengpaneel, wilden voor het publiek staan en vroegen een microfoon. Ze werden voor gek verklaard: een micro werd in die tijd alleen gebruikt om het laatste vat aan te kondigen. Maar achteraf is dat behoorlijk revolutionair gebleken. Mijn pa heeft dus het prille begin van de hiphop en dj-cultuur in Europa meegemaakt. Wat wel cool is.

‘Cool’ is inderdaad het juiste woord.

FAISAL: Zelf heb ik daar weinig van gemerkt, hoor. Hij is gestopt voor mijn oudste broer – ik ben de tweede van vier – geboren werd. Maar zijn platenspelers en zijn collectie waren er dus wel altijd. Ik heb daar vooral een goed ritmegevoel aan overgehouden. Een van die platenspelers had geen pitchcontrol, dat ding waar je de snelheid van de plaat mee regelt. Om twee platen te kunnen mixen moest ik dus luisteren en schatten hoeveel beats per minute het nummer was. Dat is nog altijd zo: laat me een lied horen en ik zeg je hoeveel bpm het is. Ik kan om de een of andere reden ook heel gemakkelijk drumpatronen onthouden. Van elk nummer dat ik opzet, weet ik exact waar elke kick en elke snare zit.

Wanneer ben je zelf beginnen te draaien?

FAISAL: Op mijn zestiende heb ik samen met mijn oudere broer mijn eerste stapjes als dj gezet. We zochten een hoop instrumentale nummers en een hoop a-capella’s en maakten onze eigen mash-ups. Maar mijn eerste echte dj-set was in 2011. Ik had een demo ingestuurd voor DJ Mania, de Limburgse rockrally voor dj’s, en ik was geselecteerd. Enig probleem: ik had alle mixes met muzieksoftware op de laptop gemaakt en ik had geen idee hoe ik dat live moest brengen. Ik weet nog dat ik de dag ervoor de hele avond op YouTube heb zitten kijken naar tutorials van waar al die knopjes op de CDJ voor dienden. Blijkbaar heeft dat gewerkt: wonder boven wonder heb ik die wedstrijd gewonnen.

Is dat ook hoe je bij Studio Brussel binnen bent geraakt?

FAISAL: Niet meteen. Ik heb eerst anderhalf jaar regentaat gestudeerd, maar dat viel niet te combineren met het draaien – dat was net in de periode na DJ Mania. Uiteindelijk ben ik als jinglemaker begonnen bij de VRT, wat nog altijd mijn day job is. Ik werk voor de radiospotcel van de VRT, een team van vijftien mensen dat alle jingles voor de verschillende netten maakt. Wanneer Studio Brussel een promo nodig heeft voor de nieuwe Hotshot of wanneer Radio 1 iets doet over de Internationale Vrouwendag, zorg ik voor de jingles.

En zo ben ik ook bij Studio Brussel terechtgekomen. Sam De Bruyn had me eens zien draaien en vond dat tof. Een paar maanden later, toen hij me op de gang bij de VRT tegenkwam, ontdekte hij dat ik daar ook werkte. Hij heeft dan voorgesteld om eens een guestmix te maken voor Sound of Sam. Die sloeg aan en na een tijdje kreeg ik een eigen blok op zaterdag.

Op voorhand vroeg ik me af hoe we je op de cover van dit nummer moesten noemen: dj, producer of Studio Brussel-dj?

FAISAL: Zolang je niet ‘radiopresentator’ zet, is het oké. (lacht) Ik vermijd meestal om er iets op te plakken. Mensen die me van in het begin kennen, zullen zeggen dat ik een producer ben die wat dj’t. Mensen die me van Studio Brussel kennen, zullen zeggen dat ik een dj ben die wat producet. Voor mij is dat allebei prima. Ook al omdat het echt in elkaar overloopt. Als ik niet moet draaien, zit ik de hele nacht aan een remix of een productie te werken. Je kunt de twee niet los van elkaar zien.

Het is niet dat je meer ambitie hebt in een van de twee?

FAISAL: Nee. Het werkt voor mij het best als ik mijn aandacht verdeel. Ik ben gewoon constant met muziek bezig. Op het belachelijke af. Als ik een kwartier niks te doen heb, ben ik op mijn laptop aan muziek aan het prutsen.

Het barpersoneel arriveert. Faisal bestelt een bruiswater en een cola – het bruiswater is voor hem.

‘Zelfs indrinken hoort niet bij de voorbereiding?’

‘Ik drink niet.’

‘Nooit?’

‘Nooit, nee. Thuis dronk er niemand alcohol. Ik ben er gewoon nooit mee begonnen. En ondertussen zou ik niet weten waarom ik ermee zou moeten beginnen. Ik weet zelfs niet of ik kan draaien als ik zou drinken.’

Ik merk nu pas dat hij zijn jasje heeft uitgespeeld. Hij blijkt er een wit T-shirt onder te dragen, met links op zijn borst een opschrift: ‘Belg & Marokkaan & Turk & Black & Chinees’. Het komt uit zijn bizarre collectie van eigen makelij: af en toe laat hij voor 8 euro een eigen shirt bedrukken. Er is er ook een met de hoes van de eerste cd van Samson en Gert op en een met de cover van Tony Hawk’s Pro Skater 2 – een classic op de Playstation.

‘Had je ook geen T-shirt met opschrift ‘Bart De Wever is een makak’?’

Hij lacht. ‘Dat bestaat, ja. Ik wilde het in grote oplage laten drukken en uitdelen, maar dat is er nooit van gekomen. Ik was bang dat er iemand in elkaar geslagen zou worden – een Marokkaan of een N-VA-stemmer.’

‘Vanwaar dat statement?’

‘Het idee erachter was: door De Wever een makak te noemen ontkracht je de lading van dat woord. Hoe meer je het gebruikt, hoe minder betekenis het krijgt. En oké, ik vond het idee dat Bart De Wever een makak was ook wel gewoon grappig.’

‘Maar het is geen verwijzing naar het incident?’

‘Neen.’

Voor het eerst lijkt hij op zijn woorden te passen. ‘Het incident’ is duidelijk niet zijn favoriete onderwerp. Eind januari van dit jaar ging hij met zijn lief naar het Sportpaleis voor een show van komiek Kevin Hart. Nog voor de show begint – en nog voor hij zijn jas uit heeft – wordt hij aangeklampt door een steward, die denkt hem te zien filmen. Iets waar die avond een strikt verbod op geldt, op vraag van Harts management. Er wordt security bij gehaald, die Faisal naar buiten begeleidt. Faisal houdt vol dat hij niet aan het filmen was, maar gewoon zijn gsm vasthad en weigert te vertrekken. Uiteindelijk wordt de politie gebeld, die hem en zijn vriendin hardhandig arresteert: Faisal eindigt in de cel voor een nacht, met gekneusde ribben, een gekneusde schouder en een pijnlijke voet. ’s Anderendaags doet hij verslag van het incident in een Facebookbericht dat door veel mensen gedeeld wordt. ‘StuBru-dj gewond na avondje Sportpaleis’, schrijft De Standaard. Sindsdien is hij er niet meer op teruggekomen.

Waarom niet eigenlijk?

FAISAL: Ik praat er niet zo graag over. Ik merk dat ik voorzichtig ben geworden.

Waarvoor ben je dan voorzichtig?

FAISAL: Geen idee. Maar dat is het ding ook: ik had nooit verwacht dat er zoiets zou gebeuren, dus heb ik ook geen idee wat er nog kan gebeuren als ik me er nu nog over uitspreek. De hele tijd had ik het gevoel dat ik in een aflevering van FC De Kampioenen was beland. Eén groot misverstand. Je verwacht dat dat eindigt met iedereen die Samson en Gert-gewijs schaterlacht. Freeze frame en iedereen kan verder met zijn leven. Niet dus. Ineens escaleert dat en gebeurt er wat er is gebeurd.

Dat is misschien wat me het meest bang heeft gemaakt: één iemand denkt je iets te zien doen, dat klopt niet, maar niemand wil naar je luisteren. Zelfs de politie niet – toch de mensen van wie je verwacht dat ze er ook voor jou zijn. En uiteindelijk word je door vier agenten op de grond gesmeten en gearresteerd op basis van ‘verstoring van de openbare orde’, wat zowat alles kan zijn – dat is een soort loophole als ze je willen arresteren. Oprecht: dat is beangstigend. Dan had ik nog liever gehad dat ze mij Jazzy Jeff-gewijs door de voordeur naar buiten hadden gegooid.

Wat is het beeld dat je het meest is bijgebleven van de hele avond?

FAISAL: De cel. Ik had nog nooit de binnenkant van een cel gezien: dat is alsof je in de binnenkant van een microgolf zit. Er is een wc. Er is een vuile matras met rare vlekken waarop je in geen geval wilt liggen. Je hebt geen enkel besef van tijd – horloge en gsm moet je afgeven. Het enige contact met de buitenwereld dat je hebt, is de intercom.

Daar is het trouwens helemaal surrealistisch geworden. Ik had op de intercom geduwd om een slokje water te vragen. Dat ding begint te piepen, zoals wanneer je aan een appartementsgebouw aanbelt. Alleen: niemand pakte op. En dat stopte niet met piepen. De enige manier om het draaglijk te houden, was door mijn hand ervoor te houden. Dat is het beeld dat me het meest voor ogen staat: ik die in een lege cel rechtopstaand tegen de muur probeer te slapen met mijn hand over de intercom. Op den duur ben ik het gepiep beginnen te tellen – het was ongeveer 115 bpm. Ik heb nog geprobeerd om er een deuntje mee te maken.

Had je het gevoel dat er een racistische kant aan je arrestatie zat?

FAISAL: Ja, maar neen. Er zijn dingen gezegd die niet koosjer waren, maar ze wilden mij niet tegen de grond gooien omdat ik een bruine was. Mijn vriendin, die geen allochtone roots heeft, is ook gearresteerd. Ik denk wel dat er minder geduld was omdat ik in hun ogen een of ander stereotype leek te bevestigen. ‘Het is er weer ene’, dat idee.

Krijg je daar vaak mee te maken?

FAISAL: Met openlijke discriminatie niet, wel met de subtielere variant. Luchthavens zijn een nachtmerrie voor mij. Bij elke internationale vlucht die ik al genomen heb, was ik de random security check. Letterlijk élke vlucht. Het is bijna grappig: je staat in de rij voor een vlucht naar Miami. Voor je: een Vlaams gezinnetje. Achter je: een bejaard koppel. En je weet: ‘Ja, fuck.’ Weer je gsm laten zien. Bewijzen dat het echt een gsm is. Weer je harde schijf laten opendraaien zodat ze zien dat er niks in zit. Ik ben hier geboren en opgegroeid, en toch blijf je eraan herinnerd worden dat je net wat anders bent.

Na de aanslagen is dat erger geworden. Na Parijs ging ik naar een festival in de Trix, hier in Antwerpen. Ik had me net geparkeerd, stapte uit en onmiddellijk stonden er twee agenten bij mij. Muts afzetten. Identiteitskaart. De inhoud van je rugzak laten zien. De koffer van je auto. En omdat je geen goesting hebt om je verdacht te maken ga je daar braaf in mee. Om dan, vijftig meter verder, aan de ingang van de Trix, exact hetzelfde te moeten doen. Muts afzetten. Rugzak laten zien. Schoenen uitdoen. De logica is altijd hetzelfde: het is geen discriminatie, het is ethnic profiling. Het is niet persoonlijk bedoeld, er is gewoon statistisch meer kans dát. Dat is het ding: dat echte vuile, openlijke racisme van vroeger zie je niet meer. Alles wordt in een veiligheidsjasje verpakt. En dan mag het wel.

Krijg je dat ook niet om het omgekeerde? Dat je je bewust níét verdacht probeert te gedragen?

FAISAL: Tuurlijk. Maar ik denk dat iedereen dat doet. Als je met de auto een agent passeert, hou je je stuur netjes met twee handen vast. Als je op straat wandelt en er rijdt een combi voorbij, haal je je handen uit je zakken. Dat doet iedereen, toch?

Euh. Wat?

FAISAL: Je handen uit je zakken halen?

Waarom?

FAISAL: ’s Avonds, als er een combi voorbijrijdt? Doe jij dat niet?

Serieus: dat is niet normaal. Waarom zou je dat doen?

FAISAL: Je wilt gewoon niemand een reden geven om je verdacht te vinden. Je wilt niet dat ze je aanspreken. Sinds Parijs en Brussel heb ik een bijna panische angst als ik mijn identiteitskaart niet op zak heb. Want als ze je pas vragen en je hebt die niet bij, is dat al een probleem.

Maar je wordt er niet…

FAISAL: Radicaal van? (lacht)

Ik zocht naar het woord ‘gefrustreerd’.

FAISAL: Neen. Ik ben trots op mijn afkomst. Ik ben het beste van twee werelden. En ik weiger om dat anders te zien. Maar het is wel vermoeiend.

Op een rare manier lijk je er ook wel de humor van in te zien.

FAISAL: Als je door een buitenwipper geweigerd wordt in de club waar je die avond moet draaien, is dat ook gewoon absurd. Ik zou niet weten wat ik daar anders mee moet doen. Ik ben geen Martin Luther King. Ik ga niet op de barricaden staan. Ik hoop gewoon dat humor erin kan slagen om de spanning die er nu heerst wat te breken. ‘Hier: een mopje over mijn afkomst’, dat idee.

Of een T-shirt van Bart De Wever.

FAISAL: Voilà.

Halfeen. De zaal is volgelopen. Tom Barman – een fan, zo blijkt – is hem net een hand komen geven. Wanneer All Night van Chance the Rapper door de boxen knalt, schieten de stroboscopen in actie. De lichtflitsen reiken tot achteraan in de zaal. Ook daar: dansende lichamen. Ik sta achter Faisal in de dj-booth en probeer me een houding te geven die suggereert dat het volstrekt normaal is dat ik achter Faisal in de dj-booth sta. Ik blijk er niet geweldig goed in te zijn. Goede danser wel – hij dan. Faisal weet hoe hij zijn enthousiasme op het publiek moet overbrengen, hoe hij zonder vuist in de lucht de mensen moet opjutten. Verder is het een beetje zoals een piloot in de cockpit volgen: het is volstrekt onduidelijk op welke knopjes hij precies drukt – het zijn er heel erg veel – maar het resultaat is wel dat het ding van de grond komt. Als in: wat een uur geleden nog een lege club was, is nu aardig op weg het feest van het weekend te worden. Hij laat het er makkelijker uitzien dan het is: zijn mixes zijn moeiteloos, zijn flow is fenomenaal. Maar het zijn niet zijn technische kwaliteiten die maken dat Faisal een unieke dj is. Het is wát hij draait. Weinig mensen slagen erin om een publiek mee te nemen met muziek die het niet kent, met nummers die geen hits zijn. Faisal heeft daar een halfuur voor nodig.

Achter zijn rug shazam ik de nummers die hij draait. Kaytranada. Drake. Tekno. Q-Tip. Tenminste: dat zijn de dingen die mijn gsm herkent. De meeste nummers zijn ofwel zo obscuur ofwel zodanig op voorhand bewerkt dat Shazam het laat afweten. En ik ben niet de enige die dat opmerkt: om de drie nummers buigt er zich wel een of andere jongen met rugzak ongegeneerd over de draaitafel in een poging om op de display af te lezen welk nummer draait. Als hij al voorbij de meisjes raakt. Dat is namelijk de ándere vaststelling: hoe langer zijn set duurt, hoe dichter de mooie meisjes – allemaal in skinny jeans, witte T-shirts en witte sneakers – tegen zijn draaitafel dansen. De meisjes willen zijn aandacht, de jongens willen zijn stijl.

Het moet fijn zijn om Faisal te zijn.

Als zijn set erop zit, neemt de volgende dj het over. Faisal laat een propere vloer achter. Goed openen: het is een kunst. Hij trekt zijn USB-stick uit en steekt hem weer in zijn zak. Ik volg hem terwijl hij dwars door het volk naar de rokersruimte gaat. Om de halve meter wordt hij aangeklampt en krijgt hij een schouderklop of een high five. Als we eindelijk in de rokersruimte komen, steekt hij een sigaret op.

Is dit waar je het voor doet?

FAISAL: Een hele club zien dansen op de muziek die jij opzet, is wel een fijn gevoel, ja. Maar dat is niet alléén waar ik het voor doe. Op zich kan iedereen dat. Mensen zijn niet zo moeilijk. Zet pakweg Hotline Bling van Drake op en de hele club gaat kapot. Draai Work van Rihanna en de vloer is onmiddellijk nat. De kunst is voor mij om de zaal te laten dansen zonder alleen maar hits te spelen. Ik ben geen zuivere feest-dj. Als ik een set zou draaien met alleen die nummers, zou ik me een hoer voelen. Ik zet die hits vaak ook bewust niet op mijn USB-stick: anders grijp ik er te makkelijk naar terug als de rest niet werkt. Dat is alsof je op survival gaat in het bos en een aansteker meepakt: te makkelijk. Ik geniet er meer van als ik mensen aan het dansen krijg op de muziek die ik goed vind. Van welk genre of uit welk decennium die ook is. Het is een soort evenwichtsoefening – eentje voor jullie, eentje voor mij – maar als het lukt, geeft dat het meeste voldoening.

Toen ik bij je collega’s rondhoorde naar wat jou precies zo goed maakt als dj, kwamen je edits vaak ter sprake.

FAISAL: Dat is een van mijn sterktes, ja, mijn eigen bewerkingen van de nummers die ik speel. Je moet een beetje eigenheid hebben als dj. Maken dat je niet zoals al de rest klinkt. Eigenlijk is dat de white label-cultuur van nu. In het tijdperk van de lp had je platen zonder opschrift. Vaak omdat ze nog niet officieel uit waren, maar het had ook als voordeel dat andere dj’s niet konden zien wat je draaide. Alleen jij wist dat. In tijden waarin iedereen elk nummer kan opzoeken op Shazam, zijn die edits de nieuwe white labels. Dj’s zullen altijd op zoek zijn naar exclusives. Er zit een zeker genoegen in wanneer mensen met een ‘Wat is dit?’-blik in hun ogen naar je kijken.

Of over de booth gluren naar wat je draait.

FAISAL: Precies. Altijd een beetje een kick. (lacht)

Toen 4T4 van ’t Hof van Commerce twee jaar geleden op dj-pensioen ging, was dat deels uit onvrede met het publiek: de neiging om uitsluitend hits te spelen was te groot. Herken je dat?

FAISAL: Mja. Dat is het Coachellasyndroom, hè. Toen Outkast na tien jaar afwezigheid op Coachella headlinede, reageerde het publiek ontzettend mak. Mensen wilden hit na hit. Het liefst met vuurwerk en vlammenwerpers erbij. En Outkast deed dat niet. Het klopt wel: het is gewoon een stuk moeilijker om een publiek mee te nemen in je eigen trip. Maar dat wil niet zeggen dat het niet kan. Ik heb Lefto een uur lang Turkse folk horen spelen terwijl iedereen uit zijn dak ging en TLP supertrage reggae zien draaien terwijl het publiek aan het viben was. Het gaat allemaal om hoe je het verpakt en hoe je het brengt. En waar je speelt. Om drie uur ’s nachts, peak time, ga ik ook geen half uur soul in de Charlatan draaien.

Over locaties gesproken: je staat dit jaar niet op Tomorrowland.

FAISAL: Nee. Ik heb er een editie of twee gedraaid, maar de laatste jaren heb ik bedankt. Niks tegen dat publiek of die organisatoren, maar als ik na mijn set over die wei liep, vroeg ik me gewoon af wat ik er aan het doen was.

Niet jouw plek?

FAISAL: Niet mijn scene vooral. Ken je de art bubble van Damien Hirst? Daar doet het me wat aan denken. Hirst maakte zo veel kunst aan zo’n hoog tempo dat mensen ze bleven kopen aan almaar stijgende prijzen. Hij nam een asbak, duwde er zeventien saffen in uit en noemde het kunst. Ik denk dat die hele EDM-scene hetzelfde verhaal is. Er blijven dj’s bij komen. Er wordt met almaar meer champagne gespoten. De muziek wordt steeds opgepompter.

Maar het blijft een asbak met zeventien saffen in uitgeduwd?

FAISAL: Zoiets, ja. (lacht) Die hele scene is nergens op gebaseerd. Je moet daar eens een dag voor de main stage gaan staan. Dat is hetzelfde nummer opnieuw en opnieuw, twee uur lang. En dan komt er een nieuwe dj die datzelfde lied weer twee uur speelt. Een aantal van die top-dj’s draait zelfs niet meer zelf: genoeg foto’s en filmpjes waarop je kunt zien dat er geen nummers zijn ingeladen op hun spelers. Dat gaat ook niet als je het vuurwerk exact op de muziek wilt timen. Het rare is dat er ook een zweem van ironie over die hele EDM-scene hangt: zelfs mensen voor wie die muziek bedoeld is, vinden het in de eerste plaats grappig en leutig. ‘Fistpumpen, jahaaa!’ Maar als grappig en leutig je voornaamste kwaliteiten zijn als scene, kom je vroeg of laat in de problemen. Als je in je nummers moet aftellen en zeggen wanneer het publiek zijn handen omhoog moet doen, om toch íéts van lyrics te hebben, zit je met een probleem.

Op een dag gaan mensen daar met hun handen in de lucht staan, klaar voor de volgende bass drop, en zich ineens realiseren: ‘Waar de fuck ben ik eigenlijk mee bezig? Put my fucking hands up? Ik heb daar geen goesting meer in.’

Ik bespeur enige wrevel.

FAISAL: Ik heb niks tegen de muziek op zich. Ieder zijn ding. Ik ga Christoff ook niet haten omdat hij schlagers maakt. Maar ik heb wel een bloedhekel aan alles wat errond hangt. Het lijkt alsof de EDM-scene het beeld van de dj-cultuur vandaag bepaalt. Als mijn nonkels of tantes horen dat ik een dj ben, denken ze dat ik in de backstage met zeven grieten en twee flessen gesponsorde wodka in een golfkarretje rondrij. Dat is niet wat dj-cultuur is. Of toch niet voor mij.

Wat is het dan wel voor jou?

FAISAL: Ik weet het niet. Tot vier uur ’s nachts prullen aan een remix. Inspiratie halen uit andere dj’s. Je publiek iets bijleren. In sync zijn met je publiek, zoals de twee platen die je aan elkaar aan het mixen bent. Het is niet makkelijk om vandaag nog een verschil te maken als dj, maar ik denk wel dat het nog altijd mogelijk is.

Als ik eenentwintig verdiepingen later weer uit de lift stap, staat er een rij tot op de De Keyserlei om binnen te raken. Voor een van ons twee is het tijd om te gaan slapen. Hij is het niet. ’s Anderendaags zet Faisal een filmpje online van zijn tweede set in Klub Goud, opgenomen vanuit de zaal. De dj-booth wordt overrompeld. De zaal staat te springen. Mensen hebben sanseveria’s in hun handen. Hij staat in het midden. Armen in de lucht.

Ik ben te vroeg gaan slapen.

FAISAL

Elke zaterdag om 21 uur op Studio Brussel.

VOLGENDE WEEK

CHARLOTTE VAN DEN BROECK

door Geert Zagers – Foto’s Athos Burez

‘Eén iemand denkt je iets te zien doen, dat klopt niet, maar niemand wil naar je luisteren. Zelfs de politie niet. En uiteindelijk word je door vier agenten op de grond gesmeten en gearresteerd. Oprecht: dat is beangstigend.’ Faisal

‘Zet Hotline Bling van Drake op en de hele club gaat kapot. Draai Work van Rihanna en de vloer is onmiddellijk nat. Ik neem die hits vaak bewust niet mee als ik draai. Dat is alsof je op survival gaat in het bos en een aansteker meepakt.’ Faisal

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content