ANNÉE ÉCLECTIQUE

THE SALESMAN van Asghar Farhadi.

De 69e editie van het filmfestival van Cannes leverde, naast een hoogst bizar palmares, ook opnieuw een plejade aan topfilms op. Van de gekelderde Penn tot de gelauwerde Ken: onze filmman Dave Mestdach maakt het enige echte objectieve bilan op.

‘Or Cannes is crazy. Or I’m crazy. And I’m not the one who’s crazy. So who is crazy?’ Aldus sprak Jean Reno de dag na de première van The Last Face, waarin hij een bijrol had die al even futiel en campy bleek als de rest van Sean Penns oorlogsromance. Achteraf bekeken had de onfortuinlijke Reno het evengoed over het palmares van het 69e festival kunnen hebben, met voorsprong het meest verrassende en gecontesteerde in jaren.

Dat Leicester City in Engeland kampioen is geworden, bleek zo makkelijker te voorspellen dan de keuzes van George Miller en zijn jury. Die doorbrak niet alleen de regel dat prijzen niet kunnen worden gedeeld, door zowel Olivier Assayas als Cristian Mungiu uit te roepen tot beste regisseur, respectievelijk voor de spookthriller Personal Shopper en voor een van de hoogtepunten van het festival, de familiale-corruptiekroniek Baccalauréat. Ook de consensus om maximaal één prijs per film toe te kennen lapte de jury royaal aan haar laars, door het morele drama The Salesman van de Iraniër Asghar Farhadi zowel met de prijs voor beste acteur als beste scenario te bekronen.

Bovendien deed de Gouden Palm-laureaat de wenkbrauwen ter hoogte van les Marches fronsen. Met I, Daniel Blake leverde Ken Loach een warm portret af over een working class hero die zich een weg door de welzijnsjungle moet banen maar een topper in de competitie, laat staan in Loach’ oeuvre, was de film in geen geval. De tweede triomf van de Britse veteraan, die in 2006 al de hoofdvogel afschoot met The Wind That Shakes the Barley, leek dan ook vooral een sympathy vote, ingegeven door zijn onvermoeibare sociale engagement, én het feit dat de inmiddels 79-jarige filmmaker twee jaar geleden al min of meer zijn afscheid had aangekondigd. Pas echt grotesk was de keuze om het Canadese goudhaantje Xavier Dolan te bekronen met de Grand Prix voor het kitscherige en hysterische familiedrama Juste la fin du monde.

Het zorgde er niet alleen voor dat elke rechtgeaarde cinefiel zich afvroeg of Miller en zijn jury niet te gretig van die hallucinogene zilverspray uit Mad Max: Fury Road hadden gesnoept. Het treurigste resultaat was dat verschillende topfilms van een kale reis thuiskwamen. De modieuze huivertrip The Neon Demon van Nicolas Winding Refn, de droge familiesatire Sieranevada van Christi Puiu, de sardonische verkrachtingsthriller Elle van Paul Verhoeven, de laconieke outsiderfabel Paterson van Jim Jarmusch. Of de Duitse vader-dochterkomedie Toni Erdmann van debutante Maren Ade, die in de vakbladen nochtans de hoogste score liet noteren: stuk voor stuk getuigden ze van metier en inventiviteit, maar geen daarvan werd door Miller en co. een plekje op het palmares gegund.

Dat die vermaledijde jury dus niet komt aanzetten met de uitleg dat het een mindere editie was, want hoewel meesterwerken ontbraken, lag het competitieniveau hoog, en vielen ook in de andere secties cinefiele hoogstandjes te spotten. Denk maar aan het bitterzoete Fai bei sogni van Marco Bellocchio in de Quinzaine des Réalisateurs. Of aan Michael Dudok de Wits The Red Turtle, een woordeloze tekenfilm uit de Japanse Ghibli-studios in de sectie Un Certain Regard.

Ook positief was dat deze 69e editie uitgesproken vrouwelijk oogde: 13 van de 21 competitiefilms hadden een vrouw als protagonist. Daarmee counterde festivaldirecteur Thierry Frémaux enigszins de kritiek dat Cannes een chauvinistisch mannenclubje is dat zijn kop graag in het zand van de Côte d’Azur steekt wanneer het thema gendergelijkheid wordt aangekaart. Bovendien vielen twee vrouwelijke regisseurs in de prijzen, wat evenmin vaak voorvalt, al was het maar omdat dik tachtig procent van de geselecteerde films door mannen wordt gemaakt. Voor haar rebelse tienermeisjeskroniek Divines, te zien in de Quinzaine, kreeg de Frans-Marokkaanse Houda Benyamina de Camera d’Or als beste debutante. En voor haar jeugdig energieke road-to-nowhere movie American Honey won de Britse Andrea Arnold de juryprijs, de officieuze Zilveren Palm – nadat ze die ook al kreeg voor Red Road in 2006 en Fish Tank in 2009, wat haar zo stilaan de Raymond Poulidor van Cannes maakt.

Daarnaast leverde het festival, ook zonder de dubieuze jurybeslissingen, ook nu weer de nodige controverse op. Zo was er de misplaatste pr-stunt van een Frans internetbedrijf dat enkele nep-jihadi’s een terroristische raid op het luxeresort Hôtel du Cap-Eden-Roc liet simuleren. Ook in de zalen viel er allerlei pikants, zieks of extreems te noteren. Nicolas Winding Refn trakteerde in zijn morbide fetisjtrip The Neon Demon op necrofilie en kannibalisme. Alain Guiraudie toonde in Rester vertical hoe een bejaarde man euthanasie pleegt door zich te laten sodomiseren. Maren Ade liet haar heldin een met sperma besprenkelde petitfour binnenspelen in Toni Erdmann. En Sean Penn liet Charlize Theron en Javier Bardem in The Last Face een romance beleven te midden van uitgeteerde Afrikaanse vluchtelingen en opeengestapelde kinderlijkjes, wat hem naast een fluitconcert een gemiddelde score van 0,2 op vier opleverde in de vakbladen, een diepterecord in de geschiedenis van het festival.

Jean Reno heeft gelijk: Cannes is crazy. Maar gelukkig is het ook nog altijd een cinefiel mekka dat bewijst dat cinema een springlevende kunstvorm is die zowel kan ontroeren, meeslepen, fascineren, irriteren, provoceren als stimuleren. Desnoods tegelijk. A la prochaine.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content