Andrés Barba

© DANIEL MORDZINSKI / GF

1 In Republiek van licht focuste je op een jongerenbende, nu op een weeshuis. Vanwaar die fascinatie met kinderen?

Andrés Barba: De mythe van de jeugd is een idee dat door de eeuwen heen geëvolueerd is. Na de verlichting en Nietzsches moord op God werd de kindertijd geïdealiseerd tot een soort paradijs, een plek waar onschuld regeert. Tegelijk zien we kinderen als onvolgroeid, als onaffe wezentjes die geschoold moeten worden, gekneed in een pedagogisch systeem. Kinderen worden altijd onderschat. Ze zijn slimmer dan je denkt, wreder ook. Als romancier wil ik hen aan het woord laten en de kindertijd in al zijn complexiteit laten zien.

2 Weeskinderen kunnen een tranentrekkend cliché opleveren. Had je geen schrik dat Kleine handen sentimenteel zou worden?

Barba: We zijn er allemaal vatbaar voor: onze eerste indruk is haast altijd een gemeenplaats. Het is de taak van de literatuur om de realiteit daarachter te ontdekken, om het vernis van het cliché weg te schrapen. Vaak zijn we geschokt door de waarheid, wat betekent dat we meestal gesluierd naar de werkelijkheid kijken – niets is meer surreëel dan de realiteit. We bereiken de echtheid der dingen vaak via de omweg van de kunst, die bizar genoeg vaak als een vervalsing wordt bestempeld.

3 In je nawoord vermeld je een gedicht van Rainer Maria Rilke als inspiratiebron. Was hij de vonk van dit boek?

Barba: Nee, die haalde ik uit een reportage van Clarice Lispector. Zij heeft een stuk geschreven over een drama dat zich in de jaren zeventig in een weeshuis in Rio de Janeiro heeft afgespeeld. Een aantal meisjes had er een nieuwkomer vermoord en dan een dag lang met het lijk gespeeld. Dat heb ik omgeturnd tot een liefdesverhaal, zij het eentje met weerhaken.

2020_04_03_19_32_42_92.xml

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content