Momenteel legt Walter Salles de laatste hand aan zijn langverwachte Jack Kerouac-verfilming On the Road. Toch neemt de Braziliaanse topregisseur graag de tijd voor een bezoek aan het Brusselse Flagey én een goed gesprek.

Het zijn drukke dagen voor Walter Salles. In december hoopt de Braziliaanse gentlemanregisseur eindelijk klaar te zijn met de rough cut van On the Road, zijn verfilming van Jack Kerouacs beatroman uit 1957. Bovendien komt hij volgende zondag rechtstreeks vanuit zijn Parijse montagestudio naar het Brusselse Flagey afgezakt voor Europalia. Brasil.

Daar zal Salles niet alleen Central do Brasil inleiden, het sociodrama waarmee hij in 1998 de renaissance van de Braziliaanse cinema inluidde, hij brengt ook enkele onuitgegeven documentaires mee. De liefhebbers kunnen zich verheugen op Letter to V., Socorro Nobre en – hou het stil – het work in progress Searching for On the Road, de documentaire die hij draaide ter voorbereiding van zijn door Francis Ford Coppola geproduceerde Kerouacadaptatie.

Vooral die laatste film doet cinefielen watertanden. In 2004 toonde Salles zich al een gedreven globetrotter en fiftieschroniqueur met The Motorcycle Diaries naar de memoires van de jonge Che Guevara, en On the Road belooft nóg straffer te worden. Met Viggo Mortensen, Kirsten Dunst, Kristen Stewart, Amy Adams en Terrence Howard heeft hij een prima cast rond zich verzameld en Kerouacs beatboek geniet nog steeds een stevige cultstatus als het boek dat in Amerika de subculturele revolutie op gang schoot.

Krijgen we het finale resultaat straks in Cannes eindelijk te zien? ‘Jaag me niet op’, lacht Salles. ‘Ik ben er de klok rond mee bezig en zit bijna in een soort trance. Roadmovies zijn lastig omdat ze meer in lagen werken dan in dramatische bedrijven. De dingen die onderweg gebeuren, zijn even belangrijk als de reis zelf. Bovendien weet ik nog niet of het een film in kleur of zwart-wit wordt – of een combinatie van beide. Woody Allens Manhattan is ook in kleur gedraaid en toch is het een van de mooiste zwart-witfilms aller tijden geworden. Ik zie wel hoe de puzzel ineenpast.’

Francis Ford Coppola kocht de rechten in 1980, maar slaagde er nooit zelf in om het boek te verfilmen. Hoe lastig was het om Kerouacs cultklassieker te doorgronden?

WALTER SALLES: Om Kerouacs universum beter te begrijpen, heb ik eerst een documentaire over het boek en de geboorte van de Beatgeneratie gemaakt, wat ook de genese van de Amerikaanse tegencultuur was. Amiri Baraka, een groot Afro-Amerikaans dichter, zei daarover: ‘ On the Road is het verhaal van immigrantenzonen die geen stem hadden in naoorlogs Amerika en daarom op de heersende cultuur botsten.’ Die uitspraak hield ik in gedachten. In die zin ligt On the Road niet zover af van The Motorcycle Diaries: Kerouac had het over een gedragsrevolutie, terwijl Che’s verhaal over een sociale revolutie ging. Ik ben ondertussen zes jaar met de documentaire bezig. Ik heb dertig uur aan interviews met beatdichter Gary Snyder, met Neal Cassady’s zoon John en met allerlei artiesten die door de Beatschrijvers beïnvloed zijn zoals Wim Wenders en Lou Reed. Ik heb het traject dat de hoofdpersonages Sal Paradise en Dean Moriarty in het boek afleggen, drie keer zelf gedaan. De interieurs zijn in Canada gefilmd, de rest in San Francisco, New Orleans, Arizona en Mexico. Nu komt het erop aan uit al die ervaringen een helder verhaal te distilleren.

Hoe verliep de samenwerking met Coppola? Deels is het toch ook zijn geesteskind.

SALLES: Ik ben Francis en zijn zoon Roman ongelofelijk dankbaar dat ze na The Motorcycle Diaries dachten dat ik die helse klus wel kon klaren. Hopelijk stel ik hen niet teleur. (Lacht) Ik heb Francis een dag lang geïnterviewd en daarin sprak hij honderduit over zijn mislukte pogingen. Hij heeft ook het script gelezen en me zijn notities opgestuurd, terwijl Roman mijn mentor was op de set. Wat voor The Motorcycle Diaries gold, geldt ook voor On the Road: het zal altijd maar een van de vele mogelijke interpretaties blijven. Enkel Che Guevara weet wat er tijdens zijn rondreis door Latijns-Amerika is gebeurd, zoals Jack Kerouac de enige was die de wereld waarin hij leefde exact kon beschrijven.

Kerouac, die in 1969 overleed, schreef in 1959 een brief aan Marlon Brando met de suggestie dat Brando Neil Cassady’s alter-ego Dean Moriarty zou vertolken, terwijl hijzelf Sal Paradise zou spelen. Wellicht heb je die recent ontdekte brief ook gelezen?

SALLES: Zeker. Brando heeft die brief nooit beantwoord. Kerouac had het idee om de film op te vatten als één enkele reis gedraaid vanuit de wagen. Probeer ik trouw zijn boek te volgen, gooit Kerouac het zelf helemaal overhoop. (Lacht) Alleen bleek zijn concept onhaalbaar.

Dean wordt straks vertolkt door Garrett Hedlund en Sal door Sam Riley. Niet de grootste namen…

SALLES:.. maar wel de beste acteurs. Sam zag ik in Control, waarin hij Joy Divisionzanger Ian Curtis speelde. Dat was geen vertolking, maar een exorcisme: die intensiteit zocht ik. Garrett, die nog niet veel ervaring had toen ik hem castte, sprong eruit tijdens de audities en bleek een perfecte chemie te hebben met Sam. Dat laatste is cruciaal voor een roadmovie en zeker voor een boek dat miljoenen mensen hebben gelezen. Iedereen heeft zijn eigen Sal en Dean in gedachten. Dan heb je acteurs nodig die zowel fysiek als mentaal de hele reis willen afleggen, geen bekende koppen die doen alsof.

‘On the Road’ wordt niet je eerste Engelstalige film. Dat was de huiverthriller ‘Dark Water’ uit 2005. Een eenmalige uitstap richting Hollywood?

SALLES: Zo ziet het er voorlopig naar uit. Wat me in Dark Water(een re-make van Hideo Nakata’s J-horrorhit uit 2002; nvdr.) interesseerde, was de moeder-dochterrelatie en de motieven die de moeder had om zelfmoord te plegen. Mijn moeder heeft ook zelfmoord gepleegd. Haar psychologische ondergang en onvermogen om waan van werkelijkheid te scheiden, maakten van Dark Water een heel persoonlijke film. Ik ben geen fan van horrorfilms, maar goede horror heeft de kracht om contemporaine angsten bloot te leggen, zoals de film noir indertijd de paranoia van het McCarthytijdperk reveleerde.

Je bent de zoon van een diplomaat en bankier en studeerde ooit economie. Toch zijn je films kritisch tegenover de politieke en economische machten. Een tegenreactie?

SALLES: Nee, want ik heb mijn engagement van thuis uit meegekregen. Mijn vader komt uit een familie van lage middenklassers uit het hinterland van Brazilië en was de eerste die naar de universiteit kon. Hij emigreerde naar São Paulo op het moment dat Claude Levi-Strauss het Braziliaanse universitaire curriculum hielp hertekenen. Mijn moeder is nooit naar de unief geweest. Ik weet waar ik vandaan kom. Een andere doorslaggevende factor in mijn opvoeding was mei 68. Ik was twaalf en we woonden in Frankrijk. Dat heeft niet alleen mijn ogen geopend voor politieke mistoestanden, maar ook voor het Italiaanse neorealisme, de Braziliaanse cinema novo, de Franse nouvelle vague en de New Yorkse independentcinema van weleer.

Over cinema novo gesproken. Die prikte de Braziliaanse cinema in de jaren 60 op de wereldkaart. Beschouw je jezelf als een erfgenaam van die ge-engageerde stroming?

SALLES: Dat zou ik nooit durven. Daarvoor waren de cinema-novo-regisseurs te briljant. Anderzijds is het onmogelijk om als Braziliaan niet door hen beïnvloed te zijn. Zelf waren ze onderdeel van een brede culturele beweging die droomde van een nieuwe architectuur – denk aan Oscar Niemeyer – of nieuwe muzikale vormen – de bossanova met Carlos Jobim en Gilberto Gil – en nieuwe vormen van poëzie en literatuur. Hoewel Brazilië inmiddels drastisch

is veranderd, probeer ik contact te houden met die generatie. Ik heb films geproduceerd van Nelson Pereira dos Santos, een van de grondleggers van de cinema novo, én van Eryk Rocha, de zoon van icoon Glauber Rocha.

Brazilië transformeerde de voorbije jaren van derdewereldland tot economische supermacht. Vrees je niet dat de Braziliaanse cinema straks door de globalisatiegolf zal worden opgeslokt?

SALLES: Ik heb geen glazen bol. Ik merk dat veel recente films weinig meer zijn dan subproducten van Braziliaanse tv-series, al is het te vroeg om conclusies te trekken. Je mag niet vergeten dat we een jonge natie zijn. Een scharniermoment in onze moderne geschiedenis was de ‘Retomada’, de wedergeboorte in 1994. Na 25 jaar militaire dictatuur en de chaos van de Collorregering begonnen we eindelijk opnieuw films te maken. Die gingen vooral over onze nationale identiteit. Mijn doorbraakfilm Foreign Land uit 1996 ging over dat keerpunt, terwijl opvolger Central do Brasil de sociale gevolgen behandelde.

Beide films werden wereldhits, net als het in 2002 door jou geproduceerde ‘Cidade de Deus’. Een mens zou voor minder Braziliës filmende ambassadeur worden genoemd.

SALLES: Een ambassadeur draagt maatpakken, ik een T-shirt en jeansbroek. (Lacht) De films die ik maak, vloeien voort uit een onweerstaanbare drang. Ik verken liever dingen die ik niet weet dan dingen die ik wel weet.

Slotvraag: Je bent een fanatiek supporter van voetbalclub Botafogo, die legendes als Garrincha en Jairzinho voortbracht. Hoe gaat het daarmee?

SALLES: Zwijg. Gisteren verloren we van de laatste in de stand. Als het zo doorgaat, degraderen we nog. Ik zie meer af door Botafogo dan door eender welke film, en als je weet dat ik momenteel aan On the Road werk, wil dat toch wat zeggen. Mijn zoontje is trouwens beginnen te voetballen en doet het best aardig. Als hij het volhoudt, wordt hij de eerste in de familie met een echte job, een die écht impact heeft op het leven van de mensen. (Lacht)

DOOR DAVE MESTDACH

WALTER SALLES (55) Regisseur van ‘Central do Brasil’, ‘The Motorcycle Diaries’, ‘Linha de Passe’ en nu ‘On the Road’.

GARY SNYDER (81) Schrijver van ‘Turtle Island’, ‘The Real World’ en een van de laatste nog levende beatdichters.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content