Bij kinderen kon ze al niks meer verkeerd doen, maar nu wrapster Ilse Van Hoecke samen met Bart Peeters ‘De Nationale Test’ presenteert, krijgt ze ook van volwassenen bewonderende blikken. Ze blijft er rustig onder. ‘Wie ben je als je hier op tv komt? België is een zakdoek groot en Vlaanderen een dichtgevouwen zakdoek.’
Door Tine Hens
‘De Nationale Test’, iedere zondagavond om 20.10 op TV1
Vorig jaar hadden ze al gebeld. Of ze geen zin had bij de actrices of de blonde meiden van ‘De Nationale Test’ te zitten. ‘Gewoon, om mijn bekende kop?’ Nee, daar bedankte Ketnet-presentatrice Ilse Van Hoecke voor. Dit jaar belde het productiehuis opnieuw. Of ze de ‘Test’ niet mee wilde presenteren? Eén weekend heeft ze nagedacht. Toen zei ze ja.
Vraagje: was dat een beetje ijdelheid?
Ilse Van Hoecke: Oei, da’s een moeilijke. IJdelheid? (denkt na) Ik weet niet of dat echt meespeelt, want eerlijk gezegd zijn er ook genoeg zenuwen en twijfels geweest. ‘Had ik wel moeten toezeggen? Is het wel iets voor mij?’ Vreselijk is dat. Ik heb het ook aan Bart gevraagd. ‘Hoe zien jullie het?’ ‘Gewoon’, antwoordde hij. ‘Zoals je bent.’ Ik wil geen presentatrice spelen, of babe. En ik ben evenmin van plan een kopie van Geena Lisa te worden. Ik ben anders dan Geena. Een beetje speelser. Nee, ik hoop dat ik gewoon mezelf kan blijven, dat ik vanuit mijn spontaneïteit kan reageren. Na vijf jaar televisiewerk kan ik min of meer inschatten of iets me ligt of niet. Omroepen, bijvoorbeeld. Ik zou dat misschien wel kunnen, maar ik vrees dat het me te strak zou zijn, dat ik onvoldoende ruimte zou hebben om te improviseren en creatief te zijn. Om op de vraag terug te komen. IJdelheid? Ik betwijfel het.
Je krijgt wel een hoop aandacht.
Van Hoecke: Dat verschil is enorm. Plots is mijn uiterlijk belangrijk. Op Ketnet is dat voor een stuk ook het geval: het moet leuk en grappig en speels zijn. Maar voor de rest doe je wat je wilt. Als ik zin heb om verkleed als giraf mijn presentaties te doen, is dat prima. Nu staan er allemaal mensen om me heen die hun zeg doen over hoe mijn haar ligt, welke kleur lippenstift het best bij de kleur van mijn ogen past, enzovoort. Dat is zalig, natuurlijk, maar ook bevreemdend. Op Ketnet ben je veel minder omringd. ‘Wauw, Ilse, je gaat iets groot doen’, wordt er nu gezegd. Terwijl we op Ketnet – oké, het is voor minder mensen – uiteindelijk dertien tot veertien keer per dag live op het scherm komen. (knipt met de vingers) Hup, doe je ding, vul die minuut op. Soms is het echt improviseren tegen de tijd. Ik geniet ervan, zeker als het lukt, als ik erin slaag een perfect getimede, taalkundig foutloze wrap te doen, dan zweef ik even. Met de nadruk op even, want die euforie is snel voorbij. Ik kan het dan toch niet nalaten de cassette opnieuw te bekijken om alle minuscule foutjes te verbeteren. Ik ben een perfectionist én een twijfelaar, een vreselijke combinatie.
Voel je her en der een beetje jaloezie?
Van Hoecke: De jaloezie speelt ongetwijfeld. Ik stap uit een veilig en beschermd hoekje. Ketnet is een haven. We zijn een groep vrienden die televisie maken voor kinderen. Meer niet. Dit is anders, het is een soort jungle die me soms afschrikt. Ik weet dat Geena het tof vindt dat ik haar vervang, maar het zou me niet verbazen dat anderen bij zichzelf denken: wat komt dat mieke van Ketnet hier doen? Aan de andere kant: je moet het ook niet overroepen. De Nationale Test is van Bart en ik sta hem bij. Ik verzorg enkele kleine interventies en daar zal ik proberen het beste van te maken. Maar daar blijft het gelukkig ook bij. Stel je voor dat ik ineens een heel programma zou dragen? Daarvoor is het te vroeg. Ik moet nog te veel leren en dat zal ik nu zeker doen. Met een oortje werken, in een studio met meerdere camera’s. Het is allemaal voor het eerst.
Zelf ooit opgekeken naar die Madammen van de Televisie?
Van Hoecke: Niet echt. Bij ons thuis werd de tv nauwelijks aangezet. Voor een bepaald uur mochten we niet kijken en bij mooi weer was tv helemaal taboe. Ik heb meer geschilderd en geknutseld dan voor de televisie gezeten. Ik geef toe: soms dik tegen mijn zin.
Nu – zo luidt de boutade – is televisie een goedkope babysit geworden. Voel je dat aan als een verantwoordelijkheid?
Van Hoecke: O ja, we zijn daar heel erg mee bezig. Je moet goed beseffen dat als Ilse van Ketnet iets zegt, het ook zo is. Als Ilse zegt: en vandaag eten we allemaal ijs, dan eten we vandaag allemaal ijs. Daar valt bij wijze van spreken niet over te discussiëren. Tijdens het wrappen moet je cool en vlot zijn, maar je toch heel bewust blijven van wat je zegt. Dat is zoeken, hoor. We willen daar niet met het vingertje zitten van ‘pas op!’ en ‘dat is niet goed’. Het moet plezant blijven, maar het is een dunne lijn waarop je snel je evenwicht verliest. Onlangs heb ik weer een bok geschoten. De kinderen moesten bellen om te vertellen wat ze deden als ze het te warm hadden in bed. ‘Ik beeld me in dat mijn bed de zee is’, zei een jongetje. Ik vond dat zo mooi. ‘Heb je ’s nachts al eens in de zee gezwommen’, vroeg ik hem, helemaal vanuit mijn eigen ervaring. ‘Nee’, antwoordde hij stilletjes. ‘Je moet dat eens doen’, knipoogde ik. Terwijl ik het zei, drong het tot me door: ‘Dit kan niet. Dit zeg je niet tegen een kind van tien.’ En inderdaad. De volgende dag kreeg ik een mailtje van een moeder. ‘Ketnet, je moet toch oppassen, want hier is net iemand verdronken en als Ilse van Ketnet het dan nog gaat aanmoedigen om zomaar in zee te zwemmen.’ Dan slik je wel even. Gelukkig krijgen we voor iedere negatieve opmerking minstens vier positieve. Da’s het schitterende aan kinderen: je weet altijd waar je staat. Als het goed is, krijg je het te horen. Als het slecht is, krijg je het zeker te horen.
Haal je daar je voldoening uit?
Van Hoecke: Voor een stuk wel. Onlangs kreeg ik een brief van een jongen, die me schreef hoe triest en ongelukkig hij zich voelde. ‘Maar’, zei hij, ‘als jij op tv komt, word ik altijd even heel gelukkig. Dan is het alsof de zon begint te schijnen.’ Of ik loop aan zee; een meisje biedt me een verfrommeld papiertje aan, ik schrijf er iets op en zij is de koning te rijk. Dat zijn prachtige momenten. Nu ik mijn Ketnet-optredens wat ga afbouwen, kom ik tot het pijnlijke besef dat ik nooit meer zulke fijne televisie zal maken. Het is gewoon anders om voor volwassenen te werken. Je zult nooit echt weten wat ze van je denken. Aan de andere kant groei je ook uit Ketnet. Mijn hoofd heeft af en toe wat opfrissing nodig. Daarom is het goed dat ik dit najaar opnieuw in het theater sta. Vorig jaar heb ik niets gedaan. Ik heb het gemist. Ik zou nooit kunnen kiezen tussen televisie of theater; ik doe ze allebei te graag.
Uiteindelijk heb je toneelschool gedaan.
Van Hoecke: Klopt. Ik heb nooit het gevoel gehad: ik wil bekend worden. Ik dacht er zelfs niet aan actrice te worden. Al zat het een beetje in de familie. Ik heb een paar ooms die graag voordragen en op familiefeesten was ik wel degene die toneeltjes en sketchkes in elkaar stak. Het typische verhaal, maar de klik kwam er pas echt op mijn zestiende. Dirk Tanghe regisseerde het Jungle Book in het NTG met Michael Pas in de hoofdrol en ze zochten figuranten, vooral acrobatische figuranten. Ik turnde heel veel uren in de week en dacht: ik probeer het eens. Ik deed auditie en mocht meedoen. Wat een tijd! Ik keek me de ogen uit het hoofd. Was stikjaloers op die acteurs: ze amuseerden zich, ze fantaseerden en zeverden de hele dag en werden er nog voor betaald ook. Het was duidelijk: dat wilde ik ook. Twee jaar later heb ik dan mijn ingangsexamen gedaan en had ik snel door dat het niet altijd rozengeur en maneschijn is in dat wereldje. Maar toch, het heeft iets. Het heeft me bijvoorbeeld gehard.
In welke zin?
Van Hoecke: Ik heb geleerd van mij af te bijten. Ik begon aan de toneelschool als een braaf, welopgevoed meisje uit een warm nest. Dat op zich was al verdacht. Als je acteur wil worden, moeten je ouders op zijn minst gescheiden zijn of je moet in ieder geval een verschrikkelijke jeugd hebben gehad. Ik was de doorsnede van gewoon, een onbeschreven blad dat in de ogen van de leerkrachten moest worden volgeklad. Bij momenten was dat verschrikkelijk. Ik ben op het conservatorium tot op het bot afgebroken, en als je achttien bent, is dat vreselijk zwaar. In het tweede jaar moest ik meespelen in De Meeuw van Tsjechov en om het verdriet van mijn personage in mezelf te vinden, hebben ze echt van alles met mij gedaan dat eigenlijk niet door de beugel kon. Dat hele tweede jaar was ik geblokkeerd. Ik kon niet meer spelen, zo vervuld van twijfel was ik. Over mezelf, mijn keuze, de wereld waarin ik zat. Voor mij was en is het belangrijk dat ik omringd word door mensen waarvan ik voel dat ze in mij geloven. Er moet maar één iemand tussenzitten die me geen zelfvertrouwen geeft en ik stort als een kaartenhuisje in elkaar. Op toneelschaal heb ik veel bittere tranen gelaten, maar nu besef ik wel wat het me heeft bijgebracht. Ik heb er zeker geen spijt van dat ik het heb gedaan; ik heb een basis meegekregen. Het is geen garantie, natuurlijk, zo’n toneeldiploma. Er zijn mensen die het even goed doen zonder. Maar ik vind dat er in het televisiemilieu een hoop mensen rondlopen die hier niet op hun plaats zijn. Als ik een miss zie die zichzelf plots actrice vindt, dan denk ik eerlijk gezegd: Waar heb ik dan vier jaar voor gestudeerd?
Is dat een bedreiging?
Van Hoecke: Soms wel omdat het je met je neus op bepaalde feiten duwt. In deze wereld is niet alles afhankelijk van verdienste of talent; er zijn veel wegen om iets te bereiken. Ik ben niet het type om recepties af te dweilen en te mouwvegen op zoek naar een job. Na mijn studies heb ik een jaar in het theater gewerkt en ik heb vrouwen gezien die met die of die sliepen om een bepaalde rol te krijgen. Dan denk ik: op lange termijn haal je meer winst uit eerlijkheid. Als je daar staat om andere redenen dan je talent, hoe kun je dan blij of gelukkig zijn?
Wat maakt jou wel gelukkig?
Van Hoecke: Ik heb een vreemde, wat ambigue relatie met geluk. Ik streef ernaar en tegelijkertijd schrikt het me af. Ik ben nogal bang verantwoordelijk te zijn voor mijn geluk, want dan draag je ook de verantwoordelijkheid voor het verlies van geluk. Ik ben eerder pessimistisch, net zoals mijn vader. Ik heb de neiging om weg te zinken in negatieve gedachten en twijfels; ik heb echt optimistische mensen nodig om me uit die put te halen. Ik kan me het leed van anderen ook zo aantrekken. Als mensen die ik graag zie me vertellen dat ze triest of ongelukkig zijn, word ik er meestal zelf treurig van. Maar ook mensen die ik niet ken. Onlangs was ik alleen thuis en heb ik een beetje televisie gekeken. Het leed dat je over je heen krijgt! Kindsoldaten, oliecrisis, accidenten in Frankrijk, moeders die hun kinderen afstaan. Mijn maag knijpt ervan samen en ik voel zo’n pijn van binnen. Het is verschrikkelijk. Ik kan niet zeggen: tv uit en ik ga slapen. Nee, het knaagt aan mij. Mijn moeder zegt dat ik altijd zo ben geweest. Veel te gevoelig. In New York heb ik zeker vijf keer hetzelfde krantje gekocht omdat ik het niet over mijn hart kon krijgen die mensen weg te sturen zonder een cent terwijl ik stond aan te schuiven voor een musicalticket van 50 euro. Ik kamp met een ontzettend schuldgevoel. Hoewel, het is aan het verbeteren. Ik slaag er al eens in ‘nee’ te zeggen tegen een bedelaar.’
Maar eigenlijk ben je te welopgevoed.
Van Hoecke: In zekere zin wel en dat speelt niet altijd in mijn voordeel. Pas op, ik heb schitterende ouders die me prachtige waarden hebben meegegeven. Spijtig genoeg leeft de wereld niet altijd volgens die waarden. Mensen respecteren, nooit denken dat je meer bent dan een ander, iedereen waarderen om wie of wat hij is. Ik vind dat belangrijk. Als ik om me heen kijk, zie ik zoveel mensen – zeker in dit milieu – die denken dat de evenaar door hun achterste loopt. Waarom? België is een zakdoek groot en Vlaanderen een dichtgevouwen zakdoek. Wie ben je als je hier op de tv komt? Het is misschien wat prekerig, maar ik probeer dat ook op de kinderen over te dragen. Onlangs hadden we een uitzending over vallende sterren en wensen. ‘Wat zouden jullie wensen?’, vroeg ik. De antwoorden! Een groter huis, meer geld, een chique auto. Dan kan ik het niet laten te zeggen: ‘Mannekes, hoe is dat nu mogelijk! Is dat nu het belangrijkste in het leven?’ Kinderen moeten weten wat er in de wereld gebeurt. Het moet leuk en plezierig blijven, maar soms moet er ook plaats zijn voor een andere toon. Als ik een mindere dag heb, zeg ik dat gewoon. Dat maakt het voor hen heel herkenbaar, want iedereen voelt zich al eens slecht.
Hoe zie je jezelf verder evolueren?
Van Hoecke: Ik ben daar eerlijk gezegd niet echt mee bezig. Ik weet natuurlijk wel wat ik graag doe en dat is met mensen babbelen. Niet in het cliché van een talkshow, maar gewoon vertrekken vanuit een interesse voor een persoon en dan zien waar het gesprek uitkomt. Het valt me soms wel op dat het meestal de mannen zijn die in Vlaanderen de leuke programma’s krijgen. Een madame is goed om een brave quiz te presenteren of om te roepen. Iets als een Rob Vanoudenhoven of een Alles kan beter is voor een vrouw minder vanzelfsprekend. Pas op, Uytterhoeven en Vanoudenhoven zijn schitterend en uniek, maar het zou fijn zijn als een vrouw eens wat gekker mocht zijn. ‘Vrouwen hebben nu eenmaal niet dezelfde humor’, wordt er dan gezegd. Ik weet het niet. Ik geloof dat men er nog niet aan toe is, dat men het van een vrouw minder aanvaardt dat ze humor aansnijdt. Een grappige vrouw, dat wordt snel als arrogant of plat beschouwd. Terwijl een Ruby Wax fantastisch is. Ik zeg niet dat ik dat kan – misschien reik ik niet eens tot aan de tippen van haar tenen -, maar ik zou ooit iets in die richting willen proberen. Ik ben graag speels en onnozel, het hoeft niet allemaal afgelijnd. Ik vrees alleen dat wij nog te veel het mooie meisje moeten zijn.
‘Ik besef nu dat het nooit meer zo fijne wordt als vroeger. Het is gewoon anders om voor volwassenen te werken. Je weet nooit wat ze van je denken. Sommigen vragen zich waarschijnlijk af wat dat mieke van Ketnet hier komt doen’
‘Bij de televisie lopen een hoop mensen rond die er niet op hun plaats zijn. Als ik een miss zie die zichzelf plots actrice vindt, denk ik: Waarom heb ik dan vier jaar toneelschool gedaan?’
‘In Vlaanderen krijgen mannen de leuke programma’s. Als vrouw ben je goed om een brave quiz te presenteren of om te roepen. Wij moeten het mooie meisje blijven’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier